Spin Anansi is de mythische held uit Caraïbische en West-Afrikaanse volksverhalen. Of held, eigenlijk is hij een overmoedig ventje dat alles beter weet en vooral aan zichzelf denkt. Zo ook de pop Anansi, met zijn vier oogjes, twee benen en zes armen in Anansi de spin, sterker dan Olifant. Hij heeft één wens: zoveel mogelijk bananen verzamelen, die allemaal zelf opeten en daarna lekker uitbuiken in zijn hangmat. (meer…)
‘Hmm, zo slim!’ Als de speelster haar duim en wijsvinger om haar kin legt, roept het hele publiek deze zin. Hij refereert naar de slimme streken van de spin Anansi, die zich altijd weer uit iedere penibele situatie weet te redden. In de voorstelling Anansi en de nieuwe wereld, voor kinderen vanaf vier jaar, draait het om dit Afrikaanse diertje waarover al eeuwenlang volksverhalen worden verteld.
Het zijn gelaagde verhalen die altijd ook iets vertellen over thema’s als cultuur, geschiedenis, samenleven en (on)gelijkheid. Dorothy Blokland en Yahmani Blackman proberen hun jonge publiek een Anansi-verhaal (een ‘Anansi-torie’) voor te schotelen waarin ook een blik op het slavernijverleden wordt geworpen. Ze doen dit op een enthousiaste en innemende, gedreven manier. Maar helaas is de voorstelling dramaturgisch zwak en gaat hij te vaak over de hoofden van het jonge publiek heen.
Dat Blokland en Blackman een missie hebben, bewezen ze eerder al met hun goed ontvangen voorstelling We gaan het hebben over haar, dat dit jaar tijdens het Amsterdam Fringe festival in de prijzen viel en genomineerd werd voor de BNG Bank Theaterprijs. Beiden hebben een frisse en geheel eigen theaterprésance, waarmee ze elkaar goed aanvullen. Blackman is prachtig in haar beeldende spel (de gedroomde Anansi) en Blokland vertolkt de rol van grote zus met Surinaamse wortels zeer overtuigend. Met niet meer dan wat attributen zoals koffers, een kleed en wat bollen wol, en vooral door hun onverwachte interacties met het publiek, weten ze de aandacht van de kinderen goed vast te houden.
Zo jammer is het dan ook dan de voorstelling inhoudelijk zo zwak is. Er wordt te veel aandacht besteed aan zijweggetjes en de clou van het verhaal komt zeker bij de jongsten niet over. Veel van de verwijzingen naar de volwassen wereld en de Surinaamse cultuur zijn vooral voor de ouders in het publiek leuk, wat de voorstelling een vreemd scheve dynamiek geeft. En uiteindelijk wordt de link met de ‘nieuwe wereld’ (Anansi vaart mee op de boot van de witte mannen die zijn vrienden weghaalden) zo terloops gelegd dat hij totaal niet beklijft. De twee performers verzinken, ondanks al hun theatrale inzet en inhoudelijke potentie, reddeloos in een moeras van terzijdes, knipogen en gebrek aan focus.
Foto: Zindzi Witte