De jaarlijkse kerstvoorstelling van Werkplaats Walhalla is dit jaar noodgedwongen een online theaterbeleving. Maar onder het motto ‘Amor Fati’, heb het lot lief, zitten de makers niet bij de pakken neer. Ze hebben het lot en de liefde onderwerp gemaakt, en maken gretig gebruik van de extra mogelijkheden die deze nieuwe situatie ook met zich meebrengt. (meer…)
Na de achtdelige reeks mini-opera’s Bonsai Garden, 8 miniature opera’s grown in quarantaine maakt Opera Zuid opnieuw de coronacrisis tot onderwerp van een videoproductie. Het betreft een samenwerking met Operafront, het collectief van Lotte de Beer en Lisenka Heijboer dat zich ten doel stelt klassieke meesterwerken in een eigentijds jasje te steken.
In hun korte muziekfilm An die ferne namen regisseurs Lisenka Heijboer en Hendrik Walther An die ferne Geliebte van Beethoven onder handen. De bariton Michael Wilmering zingt deze cyclus in 17 totaal uiteenlopende gedaantes, gevangen in een afgeplakt wit vierkant.
Beethoven componeerde An die ferne Geliebte in 1816 en zette meteen een trend. Het ongeveer een kwartier durende stuk geldt als de eerste integrale liedcyclus, waarna Schubert en Schumann het genre verder ontwikkelden en opstootten in de vaart der volkeren. De thematiek is hyperromantisch: de gedichten van Alois Isidor Jeitteles beschrijven het intense smachten naar een onbereikbare geliefde. De gekwelde minnaar bezingt zijn pijn, onzekerheid en eenzaamheid, welke hij weerspiegeld ziet in het hem omringende landschap.
Dat sluit naadloos aan bij de verwarring en de gevoelens van onmacht die wij ervaren nu wij vanwege de coronamaatregelen onze dierbaren nog geen hand meer mogen geven, laat staan omhelzen of kussen. Hoe gaan we hiermee om vroegen Heijboer en Walther zich af. Wat doen we met de leegte, wat gebeurt er met ons besef van tijd en hoe geven we ons leven zin? Het antwoord op dergelijke vragen is voor iedereen anders, vandaar dat Wilmering in de huid kruipt van zoveel verschillende personages.
De film opent met een shot waarin hij in kleurig Hawaïhemd en gestreepte boxershort op een krukje aan een tafel zit, de rug naar ons toegekeerd. De overige twee krukjes blijven leeg; drie ballonnetjes suggereren een feestje dat niet door kon gaan. Moedeloos zet hij een pizzadoos op tafel, waarop hij al vier bordjes heeft klaargezet. Het geheel past maar nét in het witte vierkant en de diepzwarte achtergrond versterkt het gevoel van claustrofobie. Vanuit de verte klinkt zijn onbegeleide stem: ‘Auf dem Hügel sitz ich spähend/ In das blaue Nebelland…’
Zodra de piano inzet, schakelen we naar een ander beeld. Wilmering zit gehurkt op een pianokruk achter een synthesizer, gekleed in rode ochtendjas, zijn haar opgebonden in een staart. Hij beroert de toetsen, maar we horen het pianospel van Daan Boertien. De pianist zal de hele 15 minuten achter de schermen blijven, zoals we Wilmering wel horen, maar niet zien zingen. Zo lijken de muzikale klanken uit een onzichtbaar niets te komen, een vervreemdend effect dat mooi aansluit bij de thematiek.
Nu eens zien we Wilmering in kek yuppenpak bij een stellage met waterkokers of lezend in een boek in het gezelschap van opgezette vogels, dan weer als glamoureuze travestiet die zich langzaam bevrijdt uit een omhulling van bubbeltjesplastic, als broodbakkende thuiskok, als bankhangende tv-kijker of als een heer die in jacquet zandkastelen bouwt. Maar in welke gedaante hij ook optreedt, altijd is er die claustrofobische duisternis en dat krappe witte vierkant.
Een andere constante is de deurmat met de tekst ‘Welcome’ – een subtiele verwijzing naar de gelijknamige film uit 2009 over de vigerende vreemdelingenhaat. Wilmering draagt de mat als haveloze backpacker opgerold mee onder zijn arm. De romantische idee van de natuur als spiegel van de ziel wordt op de hak genomen als hij in hippie-outfit op een tapijt van kunstgras plaatsneemt, omringd door bloemen en planten. Geestig is ook de koffergrammofoon met een hondje dat nieuwsgierig de mat optilt, een knipoog naar het logo van het platenlabel His Masters’s Voice.
Tot slot komen alle 17 vierkanten samen in een van bovenaf gefilmd totaalshot. Wilmering kijkt in al zijn verschillende gedaantes naar ons op, als wil hij vragen: in wie herken jij jezelf het meest? Voor het eerst – en laatst – zien we hem daadwerkelijk even zingen.
An die ferne is kunstig en liefdevol gemaakt, met veel oog voor detail. Toch blijf je zitten met het eeuwige dilemma: bestaat opera uit ‘muziek bij een plaatje’ of ‘een plaatje bij muziek’? De visueel aantrekkelijke vormgeving leidt de aandacht uiteindelijk te veel af van Beethovens compositie. Jammer ook dat ondertiteling ontbreekt, want Wilmering zingt weliswaar mooi, maar niet altijd even verstaanbaar. En waar hij live zingend op een podium alle aandacht naar zich toezuigt, heeft hij puur als acteur minder overtuigingskracht.
Zelf beschouwen de makers An die Ferne als ‘aftrap van een project dat in de toekomst verschillende vormen aan zal (kunnen) nemen, van een avondvullende (live) muziektheatervoorstelling in de theaters tot een audiovisuele installatie op locatie’. In die opzet is de film geslaagd. Hopelijk komt er snel een live versie waarin Wilmering zijn acteerwerk meer kan ondersteunen met zijn zangtalent.