Het Utrechtse festival Spring presenteert voorstellingen die je niet snel ergens anders ziet. Een sterk accent ligt dit jaar op kunstenaars uit het verre oosten. In An Atypical Brain Damage dompelt de Chinese kunstenaar Tianzhuo Chen je onder in extravagante beelden. Hij maakt er een sport van om te switchen tussen oost en west, tussen Azië, Europa en Amerika.

Als je de zaal binnenkomt, staat er een oude, gepimpte BMW te roken. In de auto golven witte wolken op, aangestraald door wit licht. Daarnaast doet een man zittend op een boomstronk een soort slangendans, terwijl hij van de vegetatie knabbelt. Op twee grote schermen genieten grote Chinese mannen van een wild kolkend bad. Achter een houten gevel met een verlicht Apple-logo zit een meisje aan een tafeltje te borduren in een negentiende-eeuwse Amerikaanse jurk. Daarna doet ze een wasje, met een ouderwets wasbord. Twee mannen liggen voor dood opgebaard. Later spelen een virtuoze violiste en een gitarist een Hongaarse dans van Brahms. Een wit geschminkte dame in pak doet er een mimedans bij.

Zo sleept Tianzhuo Chen (1985) je van het ene naar het andere wereldje. Hij werd geboren in Peking, studeerde in Londen, weet de weg in het moderne leven en de kunst en combineert van alles met van alles. Hij wordt wel een van de veelbelovendste kunstenaars van China genoemd. Alle elementen en personages van het begin komen in andere hoedanigheden terug. De slangenman wordt later hond en daarna vogel (die met messen gemaltraiteerd wordt; de veren vliegen in het rond). Het borduurmeisje vertelt in een monoloog in het Frans dat ze een ziekte heeft waar geen naam voor is. Daarom noemt ze die maar een atypische hersenbeschadiging. De mimekunstenares ontpopt zich als een variant van The Joker. Vietnamese karaoke combineert beelden van een idyllisch berglandschap met die van een witte tijger die een brok bloedend vlees verslindt.

Sterk in An Atypical Brain Damage is de beeldenrijkdom. Er gebeurt voortdurend wat, het is eenvoudig om net op de verkeerde plaats te zijn (maar je ziet altijd genoeg). De humor is ook een pluspunt. Daarnaast zijn veel imponerende ingrediënten nogal voor de hand liggend. Geweld, religie, seks, dood, SM, stampende muziek die je broekspijpen laat trillen (neem de vooraf uitgedeelde oorpropjes serieus), stroboscopisch licht. Je ervaart ook iets van de leegte waarover het borduurmeisje praat. Er wordt een statement gemaakt over kunst (‘Onze kunst is vanzelf politiek. Dat komt doordat we in een communistisch land wonen’), maar het ontbreekt aan uitwerking (of ik snap de impact niet). Ondanks de overvloed blijf je zitten met een is-dit-nu-alles-gevoel. Intussen kun je je erover verbazen dat dit gebeurt in een Big Brother-samenleving als de Chinese.