Ontwapenend, ontroerend en heel persoonlijk: dat zijn de woorden die het eerst bij je opkomen bij Ik heb gezongen op mijn moeders begrafenis (en andere dingen waarop je trots kunt zijn), de eerste solovoorstelling van Roos Bottinga. (meer…)
‘Het stinkt hier naar varkensmest, kots en diabetes’, evalueert Lizette haar geboortegrond compact. Na tien jaar is ze terug ‘in dat kutdorp’, om haar moeder te begraven. Brabant tegenover Randstad, dorps tegenover mondain, kansloze goedzak tegenover nuffige wannabe, drama genoeg. Theater Utrecht smeert het moddervet uit.
Als je in Brabant een begrafenis plant tijdens carnaval komt er niemand heet de voorstelling voluit. Zo is het. Dan moet de Brabander hossend en drinkend door de straten, boerend en lallend elkaars vrouwen bezwangeren. De voorstelling van Eva Tijken (concept, tekst en regie) en Daan van Bendegem (concept, tekst en spel) zoomt niet in op ‘de slimste regio van Nederland’ (Brainport Eindhoven), maar vent de vooroordelen over het varkensrijk daaromheen uit.
Margo Verhoeven speelt Lizette – verantwoord stemmig gekleed, de juiste pumps en panty, een zo westers mogelijk accent. Tien jaar lang heeft ze geen contact gehad met haar dorp en haar familie. Haar broer Marvin (Van Bendegem) heeft het gymnasium niet gehaald, maar zich wel bekommerd om zijn moeder. Ze hebben het buurthuis geboekt voor de begrafenis, maar dat is het domein van de blaaskapel, vertegenwoordigd door een beteuterde acteur met een tuba, van wie de naam geheim blijft. Lizette zeikt de arme jongen genadeloos af en de tent uit.
Het conflict zal duidelijk zijn. De tekst is soms leuk (niet alleen een bruiloft, maar ook een begrafenis kun je vangen in een alfabet), maar zelfs naar Paradebegrippen wordt het streekdrama overmatig lomp uitgespeeld, als een doorgedraaide amateurklucht. Broeken naar beneden en met eten knoeien mag best, maar laat de dramaturgische overwegingen het niet totaal verliezen van ranzig effectbejag. Deze mensen kunnen beter.
Foto: Anna van der Kooij