Drie jonge choreografen – Sarada Sarita, Bas van der Kruk en Charlie Skuy – presenteren nieuw werk in het talentontwikkelingsprogramma Danslokaal, van Conny Janssen Danst, Dansateliers en Korzo. De stukken zijn gevarieerd en – elk op hun eigen wijze – onderhoudend. Maar echte uitschieters zaten er deze twaalfde editie niet bij. (meer…)
Een intrigerend verschuivende relatie tussen twee performers ontvouwt zich in de dansvoorstelling Alphabets of Flesh, waarin Roshanak Morrowatian onderzoekt wat ontheemding met je lichaam doet.
Een vrouw, zo te horen al wat ouder, spreekt in een taal waarvan je enkele woorden denkt te herkennen, maar die je toch niet verstaat. Gezien de Iraanse afkomst van Roshanak Morrowatian neem ik voorlopig maar aan dat het Farsi is. Zelf zit de choreograaf midden op het toneel, rechtop, terwijl ze de behaaglijk ogende deken die om haar heen is gedrapeerd aftast met haar handen. Blote voeten steken er onder uit, te ver verwijderd van Morrowatians romp om daaraan vast te kunnen zitten. Langzaam komen de voeten en het bijbehorende lichaam van Mami Izumi tevoorschijn, als een geboorte in stuitligging.
De relatie tussen de twee vrouwen lijkt fluïde. In eerste instantie denk ik, mede door die beginscène, aan een complexe en tamelijk fysieke moeder-dochter-relatie. Morrowatian sleept Izumi aan handen en voeten over de vloer, ze liggen boven op elkaar en bij herhaaldelijke omhelzingen gaat het er soms stevig aan toe. Wanneer de sfeer – mede door een sterk lichtontwerp van Loes Schakenbos en een dito soundtrack van Rutger Zuydervelt – omslaat van intiem naar vervreemdend lijkt de rol van Izumi te verschuiven naar die van een alterego dat de bewegingen van Morrowatian spiegelt en imiteert. Misschien ook wel een overbewust alterego, dat afremt en stilstand genereert. Later, als de bewegingen van Morrowatian in het teken komen te staan van zelfvertrouwen en levenslust interpreteer ik haar rol vooral als goedkeurend en ondersteunend.
Aan het slot richt Morrowatian zich sprekend tot het publiek, terwijl ze een voor een lichaamsdelen aanwijst die ze toeschrijft aan haar vader, haar moeder, een oom en verdere voorouders. De acceptatie van haar plaats in een familielijn (en misschien ook wel een grotere geschiedenis) is mooi. Maar terwijl ik er naar kijk probeer ik deze afsluiting ook in mijn hoofd te rijmen met de worsteling die ik hiervoor op het toneel heb zien voorbijkomen.
In de vraag- en antwoordsessie die volgt op de Maastrichtse première beweert Roshanak Morrowatian – zoals dansers wel vaker beweren – dat zij niet zo goed is met woorden. Het tegendeel blijkt waar. Zorgvuldig formulerend legt de choreografe, die op vijfjarige leeftijd met haar familie haar vaderland ontvluchtte, uit hoe ze in Alphabets of Flesh uitdrukking geeft aan wat het betekent om in diaspora te zijn en wat dat met een lichaam doet. Hoe ontheemding je laat twijfelen aan wat je bent, en of wat je doet ooit goed genoeg zal zijn. Hoe gevoelens van woede en schaamte, maar ook juist gevoelloosheid zich in een lijf kunnen vastzetten. Ook vertelt ze over die stem aan het begin: Morrowatians moeder, die in het Iraans vertelt hoe je een oven moet maken om brood te bakken. Dingen die ik eerder gezien en gehoord had vielen op hun plaats.
Zonder deze Q&A zou ik de zaal hebben verlaten met een onbevredigend gevoel, aangezien ik de voorstelling zelf in al zijn poëtische schoonheid ook nogal hermetisch en lastig leesbaar vond. Eigenlijk moet een voorstelling alle informatie bevatten om tot een duiding te komen komen. In het geval van Alphabets of Flesh kan ik het bijwonen van een nagesprek echter van harte aanbevelen.
Foto’s: Afagh Morrowatian