Umuntu ngumuntu ngabantu is een Afrikaanse denkwijze die ‘ik ben omdat wij zijn’ betekent. Een tegenhanger van ons westerse individualisme, leggen de spelers bij aanvang van de voorstelling uit. Je vormt je door de verbondenheid met anderen. Dat is natuurlijk mooi, maar ook problematisch. Want die omgeving kan ook dwingend zijn: stug in vooroordelen, genadeloos in labelen. (meer…)
‘Houdt het dan nooit op?’ vraagt Florian Myjer – ‘Myjer met een y en j’ – zich wanhopig af als hij getergd door zijn tegenspeler Casper Nusselder zijn woede op het podium van het Rabotheater Hengelo wil botvieren. Maar hij kan het niet. Niet op een piñata unicorn, want: ‘too cute’. Het is een hilarisch moment in Allemaal mensen #2, maar al snel blijkt dat de acteurs samen met regisseur Marcus Azzini een geraffineerd spel met het publiek spelen.
In Allemaal mensen #1, dat vrijwel gelijktijdig in de orkestbak van het Wilminktheater Enschede in première gaat, zit een soortgelijk moment. Het publiek kijkt naar een wonderbaarlijke en totaal onbegrijpelijke performance van Tim Olivier. Zijn medespeler Abe Dijkman wil er wel in meegaan, maar wordt meteen bekritiseerd als hij aan Olivier moet uitleggen wat ze zo zojuist hebben gedaan. ‘Je beschrijft wat je ziet, dat hebben de mensen hier allemaal net ook gezien, maar wat voelde je?’ Even later verklappen ze dat ze eigenlijk niet Tim en Abe heten, maar die spelen. Eigenlijk zijn ze Florian Myjer – ‘Myjer met een y en j’ – en Casper Nusselder.
Beide voorstellingen duren ongeveer een half uur, en in beide voorstellingen is het startpunt hetzelfde. Twee acteurs vertellen hoe ze elkaar hebben leren kennen tijdens een intensieve workshop van regisseur Marcus Azzini. Voor dit nieuwe project werden ze aan elkaar gekoppeld. Om elkaar beter te leren kennen, schreven ze elkaar brieven, gevolgd door twee weken repeteren. Centraal staat de ontmoeting: hoe kunnen zij dichter bij elkaar komen?
Het oogt oprecht. Maar vrijwel direct neemt in beide voorstellingen een van de acteurs het voortouw en wil de ander nadrukkelijk meeslepen in zijn visie, of de ander juist het beeld opleggen dat hij van hem heeft. Die ander neemt in beide voorstellingen de bezoeker bij de hand door uit te leggen wat hij ook niet meteen begreep, of dat nu performance art of genderfluïditeit is.
Al snel worden de rollen omgedraaid. Door de performance te ridiculiseren, door een heel verhaal te ontkrachten, door te laten zien dat elke persoonlijke opmerking in werkelijkheid ontleend is aan Carice van Houten in College Tour. Meteen voegt Azzini daar een volgende laag aan toe door de acteurs ook weer te laten reflecteren op wat ze zojuist hebben gespeeld en hun motieven daarbij.
Dan wordt de zorgvuldig gecreëerde toneelwerkelijkheid persoonlijk en blijken beide voorstellingen geen incestueuze reflectie op spel en werkelijkheid, maar ook een vergevingsgezinde spiegel die toont dat we allemaal elke dag weer in allerhande situaties een rol spelen. Soms een waarmee we vrijwel samenvallen, op andere momenten een die ver van ons staat. Maar dat we in al die rollen oprecht kunnen zijn.
Knap is hoe Azzini beide op zichzelf staande voorstellingen thematisch duidelijk met elkaar verbindt en ze tevens een volkomen eigen karakter meegeeft. Azzini is van plan is acht van deze voorstellingen te maken, en een marathonvoorstelling waarbij alle delen gebingewatched kunnen worden ligt voor de hand. Maar de volgorde van de delen is niet relevant, zodat Toneelgroep Oostpool de komende maanden op elk festival oude en nieuwe delen door elkaar kan spelen. Het publiek kan daarvan een groter geheel construeren of juist niet. Een gouden formule.
Foto: Krista van der Niet