Bravoure, dacht je. Vrolijke bluf van een viertal overmoedige jonge theatermakers: Lisa Verbelen, Sanne Vanderbruggen, Judith de Joode en Benjamin Moen. Begin twintig waren ze toen ze debuteerden met BOG. Een poging het leven te herstructureren, een sprankelende voorstelling die precies dát deed: proberen greep op het bestaan te krijgen, met taal als belangrijkste tool. (meer…)
Met de opvolger van haar indrukwekkende solo ONE. zet Lisa Verbelen andermaal een bijzondere muziektheatervoorstelling neer. De iets te uitleggerige teksten houden de performance lange tijd op afstand, maar het ontwapenende einde maakt veel goed.
De grote kracht van Lisa Verbelen als performer is haar kwetsbaarheid. In haar nieuwe solo ALL. zet ze die vanaf het begin sterk in: in de grote Expozaal van De Brakke Grond in Amsterdam staat ze wat weifelend op het podium, wachtend tot het publiek zijn plek heeft gevonden. Langzaam maar zonder aarzeling loopt ze vervolgens naar haar kleine podium, om daar het volgende uur niet meer vanaf te komen: een eiland in de leegte.
ALL. is de spirituele opvolger van Verbelens eerdere solo ONE., waarin ze een koorzang met zichzelf aanging. In de nieuwe voorstelling bouwt ze wederom, nu ook met percussie en gitaren, en met behulp van een loopstation, stukje bij beetje aan een muziekstuk, dat gedurende de performance in vier bewegingen tot stand komt. Het interessante daarbij is dat het stuk in iedere beweging sterk van karakter verandert, waardoor het idee ontstaat van een levend kunstwerk, dat door middel van veranderende invloeden steeds een nieuw gezicht laat zien. Het is een sterke metafoor voor persoonlijke ontwikkeling en het leven zelf: de baseline ervan blijft onveranderlijk, maar op die basis worden zulke verschillende accenten gelegd dat er telkens een nieuwe realiteit ontstaat.
Het is alleen jammer dat Verbelen met haar teksten wat te veel sturing aan het geheel geeft. In drie intermezzo’s legt ze uitgeknipte woorden in steeds verschillende constellaties onder een overheadprojector, waardoor er een soort van tekstuele animatie ontstaat. Het is een ontwapenende vorm, maar de teksten zelf zijn oppervlakkig: het blijft bij wat gemakkelijke ideeën over de verhouding tussen het individu, de wereld, heden en verleden die het niveau van een basiscursus filosofie niet overstijgen. De teksten geven de kijker bovendien een te nauw betekeniskader voor de boeiende muzikale passages, waardoor de meerlagigheid van de performance wordt ondermijnd.
Naar het slot toe trekt Verbelen het schip gelukkig weer recht. De derde tekstscène zoomt in op het relationele niveau en voelt persoonlijker, zoekender dan het voorgaande; door de slimme constructie van de tekst begint de grens tussen ‘het zelf’ en ‘de ander’ te vervagen en wordt daarmee meer ambiguïteit in de performance toegelaten. Verbelen zet die persoonlijke kwetsbaarheid sterk door in de slotmonoloog, een sterk staaltje spoken word dat in zijn mix van existentiële twijfels en liefdesverdriet aan het werk van Sarah Ringoet doet denken, en waarin het stuntelig rijmende Engels juist bijdraagt aan de fragiele kracht van de performance.
Door het ontwapenende einde overstijgt ALL. uiteindelijk de som der delen: het naïeve gefilosofeer wordt uiteindelijk ontmaskerd als een intellectuele pose waarmee de duisternis wanhopig en tevergeefs op afstand wordt gehouden. Pas als de pijn van het bestaan recht in de ogen wordt gekeken ontstaat er iets echts: dat hebben kunst en menselijke connectie gemeen.
Foto: Jan Rymenants