Kunnen we contact maken met wat we zien en horen of zijn we overgeleverd aan wanen en luchtspiegels? De uiterst poëtische, humoristische en ook wel filosofische voorstelling All Over/Alt Nå van de in Nederland nooit eerder gepresenteerde Noorse choreograaf Eivind Seljeseth is vandaag nog te zien tijdens het internationale programma Feeling Curious? van Theater Rotterdam.
Vriendelijk glimlachende performers heten het publiek welkom en helpen hen, desnoods met een extra kussentje, plaats te nemen in het publieksgedeelte van de Kleine Zaal, waar koptelefoons boven iedere zitplaats hangen. Vooralsnog geen geluid over dat kanaal, zoals ook de vloer leeg is en in duister gehuld.
Wat volgt is een spel met schijnbaar eenvoudige vragen en overpeinzingen dat, in combinatie met het uitzicht op een leeggehaalde theaterruimte en een drietal performers die daar optreden, niet alleen de lachspieren prikkelt maar ook menig paradox van het theater blootlegt, en eigenlijk de manipulatie van de waarneming in het algemeen heel mooi aanschouwelijk en tastbaar maakt.
Al te veel uitleggen of beschrijven zou de ervaring van de voorstelling tenietdoen en is tegelijkertijd ondoenlijk, juist vanwege de vele subtiele manipulaties met taal, geluid en beeld, de verschijning van de dansers en de conventies van die specifieke ruimte die het theater is. Naast geruststellingen en vaststellingen – u bent hier allicht in uw eentje, u bent allicht gekomen vanwege een ander – daagt de stem de toeschouwers uit zich de situatie in het theater wat concreter, maar je zou ook kunnen zeggen wat abstracter – daar gaan we – te beschouwen. Wat zijn de verwachtingen, wat zijn de conventies, wat als we die samplen en als een staalkaart aan ons voorbij laten trekken?
Dansers Ingrid Haakstad, Orfee Schuijt en Mathias Stoltenberg worden onze stand-ins door een handige tekstuele ingreep. Door die identificatie zijn zij ineens onze avatars op het podium, en weet Seljeseth de beschouwende blik handig op te schorten, zoals dat theoretisch of filosofisch wordt genoemd.
Maar niets in All Over/Alt Nå doet per se moeilijk of wil iets onmogelijks van de toeschouwers. Eerder dompelt de voorstelling zijn publiek onder in een bad van steeds wisselende vergezichten, aanrakingen en verdwijningen, bemiddeld door de combinatie van lichamen en teksten en de ruimte die daartussen is gelaten. Immers luisteren we naar het één via onze oren – en zijn daarin afgesloten van de anderen – terwijl we kijken naar het andere, de wereld van onze en andermans lichamen en de huid die niet is afgesloten.
Wat het ene moment letterlijk en concreet lijkt, en eigenlijk te banaal voor woorden, blijkt het volgende moment een magische verschijning te zijn. Vol ongeloof knielt een performer naar de vloer om die aan te raken, om zich te laten overtuigen van het feit dat die echt is. Dat dat gebaar ons als toeschouwer dan weer overtuigt, ook als het nog eens herhaald wordt, is niet alleen grappig, maar ook vervreemdend. Onze waarneming is manipuleerbaar.
Hoe we kijken en voelen, waar we onze aandacht richten en wat we voor waar aannemen, of geloofwaardig achten, en hoe onze verbeelding met ons aan de haal gaat, hoe we al die lagen uit elkaar proberen te houden en hoe onmogelijk dat soms is – er wordt in All Over/Alt Nå een prachtig spel mee gespeeld, dat haast liefdevol de performers en hun publiek bij elkaar brengt.
De dans is soms zo overzichtelijk en opgebouwd uit wat een stel lukrake en erg letterlijke bewegingen lijken, passend bij de teksten, dat je je afvraagt waarom je ernaar zit te kijken. Maar in de herhaling verandert wat je een soort contact-dans zou kunnen noemen steeds opnieuw van status en expressie, en krijgen de onderlinge gebaren zelfs iets heel ontroerends. Zie daar de relatieve status van alles wat op een podium gebeurt. Er is misschien niets nieuws aan deze kwesties, theater is misschien wel de oudste kunst die we hebben, maar dat deert geen moment, de magie blijft.
Je zou kunnen zeggen dat All Over/Alt Nå de ziel van het theater blootlegt, of er een staalkaart van geeft, les 1 tot en met 10. Tegelijkertijd is het een onvergetelijke omweg naar een ontmoeting met drie performers die ieder zo hun eigen sores inbrengen, naast dat ze metaforische doorkijkjes deconstrueren of paradox op paradox stapelen. Uiterst charmant en mooi gebouwd, stelt de voorstelling ook een oase aan rust voor, waar het alledaagse en de magische transformatie van het theater zonder enige omhaal worden samengebracht. Chapeau!
Foto’s: Tale Hendnes / Dansens hus