Een kasteel is het zeker niet. Eerder een toneelgarage, behangen met voorstellingsposters en pluche gordijnen. De eigen ruimte waarin Theater Mooi Weer Christopher Hamptons toneelstuk Dangerous Liaisons (1985) speelt is een grappig huiskamertheater in de Rotterdamse wijk Delfshaven. Na een gezamenlijke maaltijd neemt het publiek plaats op een tribune van salonstoeltjes. (meer…)
‘Everytime we say goodbye, I die a little’, zingt Julia Diepstraten, een sigaret in de ene hand en verchroomde microfoon in de andere. Het jazznummer met morbide tekst over afscheid laat direct de twee lagen zien waarop deze enscenering van Alkestis zich bevindt. Enerzijds de sfeer van een rokerige jaren ‘20 jazzclub, anderzijds een klassieke oud-Grieks vertelling.
De voorstelling is een voortdurend spel tussen de twee werelden: het publiek eet Griekse moussaka, de personages drinken rokerige whisky. De dubbele setting sluit aan bij de schizofrenie van de komische tragedie, maar is uiteindelijk meer verwarrend dan spannend.
Voor een klein gezelschap als Theater Mooi Weer is het opvallend hoe veelzijdig het repertoire is dat ze spelen. Onder hun rijke aanbod viel dit jaar al het rauwe Disco Pigs uit de jaren ’90, staat Drie Zusters van Tsjechov op de planning en gaan ze met Alkestis terug naar de oude Grieken. Deze diversiteit aan teksten siert het gezelschap. Ook hun ruimte in het Rotterdamse Delfshaven kunnen ze ombouwen tot allerlei publieksopstellingen. Daarom blijft een bezoek aan Mooi Weer altijd een verrassing.
Met Alkestis heeft regisseur Eva Lemaire zich een uitdagend stuk op de hals gehaald. Het zweeft namelijk tussen tragedie en blijspel. Euripides schreef het als laatste deel van een vierluik, waarbij volgens traditie de afsluiting altijd een satyrspel moest zijn. Alkestis heeft zwarte, zwaarmoedige thematiek, maar zit vol kluchtige elementen, zoals vermommingen, misverstanden en een dronken Griekse held.
In sneltreinvaart worden we in de premisse van het stuk meegenomen. Om aan de dood te ontsnappen, mag Griekse koning Admetus (Juriaan van Seters) van de goden iemand in zijn plaats laten sterven. Hij gaat op zoek, maar zelfs zijn oude ouders weigeren. Zijn vrouw Alkestis (Claire Hordijk) is de enige die bereid is om zijn plek in te nemen in de onderwereld. Daarmee wordt zij de ultieme echtgenote: zelfs het allergrootste offer maakt zij voor haar man. In ruil daarvoor maakt hij haar grootse beloften: hij zal de rest van zijn leven in rouw blijven, nooit meer feesten, niet hertrouwen en een standbeeld in haar ere oprichten.
De beloften worden snel gebroken en in de bewerking van Marit Hooijschuur krijgt Alkestis dit allemaal te zien: als bediende in het paleis kan zij als een fly on the wall meekijken hoe haar echtgenoot zijn rouw lijkt te vergeten bij een bezoek van halfgod Herakles. Daarmee komt Hooijschuur op voor de vrouw. Ze legt bloot hoe zij in ouder repertoiretoneel vaak slechts een pion is in een mannenwereld. Het is niet de mens die naar de grillen van de Griekse goden leeft in deze versie, maar de vrouw die leeft naar de grillen van de man.
Dit is een interessante benadering van de Griekse toneeltekst. Het spel van Jurriaan van Seters draagt bij aan deze boodschap. Hij maakt van koning Admetus een charismatische, maar vooral onsympathieke man, die zijn vrouw woorden in de mond legt en haar zo de dood in de schoenen schuift. Om haar lot en de beloften van haar man heeft zij nooit gevraagd.
Door het hoge tempo en het grootse spel wordt het helaas wel lastig om mee te leven met de personages. De vraag of Admetus nu echt verdrietig is om de dood van zijn vrouw, of vooral schuldgevoel heeft, of zijn rouw volledig veinst, wordt uiteindelijk in het midden gelaten. Admetus lijkt vooral een opportunist die geen nee wil verkopen aan een beroemdheid als Herakles.
Claire Hordijk is scherp in haar gezichtsuitdrukkingen en komische timing. Haar groeiende frustratie is zichtbaar in haar hele lichaam. Het maakt haar intimiderend en krachtig. Diepstraten is grappig in haar machismo als Herakles, maar blinkt vooral uit in zang met jazzklassiekers zoals Angel Eyes.
Door Alkestis in een jazzclub uit de jaren ’20 neer te zetten, maakt Lemaire van koning Admetus een soort Great Gatsby, die zijn huis voortdurend openstelt voor uitbundige feesten. Die vergelijking is interessant, maar wordt niet verder uitgediept. De clubsetting past uiteindelijk vooral goed bij de intieme, gezellige sfeer van het theatergezelschap. Het sluit minder aan bij de inhoud van de voorstelling. Wellicht wordt de clubsfeer daarom in de tweede helft meer losgelaten?
De identiteit van het stuk blijft een beetje zweven. Het stuk balanceert wankel tussen de oud-Griekse setting en de jazzclub, tussen komedie en tragedie, en daardoor komt steeds geen van beide echt tot z’n recht. Door de grappen en het groteske spel heen schemeren confronterende vraagstukken en donkere emoties, maar die komen net niet genoeg tot hun recht. Al met al is Alkestis vooral een voorstelling met sterkte acteurs, die allemaal blijk geven van komisch talent.
Foto: Maarten Laupman