Op een nieuwe compositie van Aart Strootman en met een meesterlijk lichtplan van Jean Kalman laat Arno Schuitemaker met After After opnieuw zien dat hij de koning van de verschuiving is. Soms zo subtiel dat je telkens pas achteraf beseft dat er iets is verschikt, en soms uitgesponnen en dik aangezet. (meer…)
In Age of Content, de openingsvoorstelling van Julidans, trekt kunstenaarscollectief (La)Horde alle registers open om de kijker mee te voeren naar een virtuele wereld vol geanonimiseerde lichamen. De uitvoering door het Ballet National de Marseille is meeslepend zolang het duurt. Veel stof tot nadenken levert deze stroom van content echter niet op.
Een stalen balkon met industriële trap, een stapel kartonnen dozen, een verlicht systeemplafond en een met gordijnen afgeschermde achterwand. De ruimte waarin Age of Content zich voltrekt houdt het midden tussen een fabriekshal en een autoshowroom. Dat laatste vooral ook omdat onder het gordijn vandaan een auto het toneel oprijdt. De carosserie van het radiografisch bestuurde voertuig is doorzichtig, waardoor je zicht hebt op het totale binnenwerk. Na een korte solorit wordt de auto beklommen door een androïde figuur in een mintgroene tracksuit. Onder de capuchon is het gezicht onherkenbaar door een gaasmasker. Enkele minuten later draaien er een stuk of vijftien identiek uitgedoste figuren om de auto heen. Op een soundtrack met veel blaffende honden voltrekt zich een strijd over wie in een overwinningspose op de auto mag staan. Met martial arts-moves zoals we die kennen uit videogames gaan de figuren elkaar te lijf. Ondertussen blijkt de auto driftig te kunnen stuiteren en kantelen, wat het balanceren op het voertuig niet vergemakkelijkt.
Nadat ieder vechtfiguur wel een keer heeft gewonnen – zonder dat het wezenlijk iets uitmaakt – belanden we met een klap in een nieuw segment, zonder auto. Vanuit een paneel in het systeemplafond dondert een kleine gestalte. Wiegend en waggelend staat deze figuur weer op, om met raar uitgedraaide heupen en een holle rug motoriek de ruimte te verkennen. Ook nu voegen zich al snel identiek bewegende figuren bij de eerste – alleen is nu iedere performer wel anders uitgedost.
Ten opzichte van de redelijk soepele vechtersbazen (v/m/x) in het eerste segment zet de voorstelling hier een stap terug in de digitale tijd, naar de schattig-onnozele avatars die de X-box bevolkten. Met behoud van de onbeholpen motoriek verandert die onnozelheid al snel in iets sinisterders. In duetten die aan worstelpartijen doen denken sperren de performers elkaars mond open, waarbij van enige consent geen sprake lijkt te zijn. Dit gaat allengs over in mechanisch uitgevoerde pornotaferelen, waarbij lichamen anoniem en inwisselbaar worden.
Als iedereen is uitgeneukt volgt een nieuwe contentstroom, die put uit een dichter bij onze tijd gelegen universum: de esthetiek van Instagram. Met hartjesgebaren, tandpastaglimlachen en frontaal op een (denkbeeldig) cameraoog gerichte moves geven de dansers een nieuwe interpretatie aan Lucinda Childs’ modernedansklassieker Dance (1979). Terwijl de muziek van Philip Glass snoeihard en bijna overstuurd uit de boxen schalt, transformeren de streng geometrische patronen van Childs in een hysterisch blij showballet. Dat na de climax door het Julidanspubliek onthaald wordt op een bijna net zo geestdriftig slotapplaus.
En ook al klapte ik zelf net zo opgetogen mee: stof tot nadenken levert Age of Content nauwelijks op. Bij de borrel achteraf vroeg mijn meekijkende metgezel zich af of de voorstelling wellicht ergens tegen wilde waarschuwen? Of dat er anderszins een standpunt werd ingenomen? Maar als het al een waarschuwing was, dan zou het er een zijn tegen vormen van digitalisering die inmiddels zijn ingehaald door AI. Dat een wereld met inwisselbare lichamen, inzetbaar in strijd, porno en entertainment geen wenselijke wereld is: ook nogal wiedes. Maar ook niet bepaald een prikkelend standpunt waar je nog eens lekker over wilt doorbomen.
Toch nog even doospeculerend over wat ik nou eigenlijk gezien had kwam ik uit op een vorm van nostalgie. De drie leden van (La)Horde – Marine Brutti (1985), Jonathan Debrouwer (1985) en Arthur Harel (1990) – zijn oud genoeg om de wereld te hebben gekend voor de komst van de iphone (2007). Dat ze hun voorstelling ophangen aan inmiddels alweer achterhaalde videogames en instagram-esthetiek zou er op kunnen wijzen dat ook hippe millennials inmiddels een zucht naar het verleden koesteren.
Maar zolang ik die hypothese niet kan staven, hou ik me maar vast aan een digitale innovatie die ik nog actief heb meegemaakt: WYSIWYG. Het lijkt me een perfecte omschrijving van Age of Content: What You See Is What You Get. Niet minder, maar zeker ook niet meer.
Foto: Gaëlle Astier-Perret