Niet slapen is een ramp. Slaap is nodig om je hersenen schoon te spoelen en je lichaam rust te geven zodat je de volgende dag de uitdagingen weer aankunt. Door te slapen, blijf je jezelf. Stel je nu eens voor dat je niet in een bed slaapt, maar op straat. En dat de uitdagingen sowieso al groot zijn omdat je een zwarte jonge man bent in een economische achterstandspositie.

Als we als klein groepje publiek studio 1 van ITA inlopen, ligt er tegen de achterwand een jongen te slapen, hoofd tegen de muur, benen languit de ruimte in. Naast hem, dicht tegen hem aan, zit een tweede gast. Hij slaapt zittend, met zijn hoofd op zijn opgetrokken knieën. Wanneer de bezoekers allemaal een plaatsje hebben gevonden, komt er een derde jongen bij die ook probeert in slaap te vallen, opgerold tot een bolletje tegen de muur. En een vierde.

De Braziliaanse choreograaf Alice Ripoll maakte aCORdo in 2017 met Cia. REC, een groep jonge dansers uit de favela Chácare de Céu aan wie ze zich acht jaar eerder verbond. In hun werk belichamen de dansers hun ervaringen in het dagelijks leven in de stad als zwarte jonge mannen uit de favela’s en de gevoelens die daarbij komen. Het is fijn dat deze kleine, maar impactvolle voorstelling nu op Julidans te zien is. Het is een commentaar op ongelijkheid met een niet te missen fysieke uitwerking op het aanwezige publiek.

Er is geen muziek en er is geen andere aankleding dan de kleren die de vier mannen dragen en de drie rijen stoelen waar de kijkers op zitten, die met de achterwand een vierkant vormen. Maar het is duidelijk: daarbinnen is de wereld. Daarbinnen is het slapen al een gevecht. Met gesloten ogen klimmen, rollen, klauteren de mannen op en over elkaar om net iets warmer te blijven, net iets beter te kunnen liggen, net iets meer in het midden van de groep te komen en dus beter afgeschermd.

De nacht duurt lang. De slaapscène duurt ook lang, maar als ze wakker worden zitten ze vol nerveuze energie, allesbehalve uitgerust, maar desondanks beginnen ze aan de dag. Kleine passen, draaiende heupen. Grote gebaren, verkrampte schouders. Met hun springende, hupsende, hinkende lijven pakken ze de dag dansend bij de lurven en beginnen hun fysieke werk. Bij de een blijven de ogen half dicht, een ander scant de omgeving af. Wie zitten daar? De steeds woestere dansbewegingen brengen de dansers almaar dichter op de rij kijkers; de dans gumt de scheidslijn uit tussen jongens zonder bed en passanten met een baan, een bril, een laptoptas.

En gaandeweg wordt daarmee de rol van kijker omgebogen. Het scannen van de rij mensen diende een doel. Wanneer een van de uitgeputte jonge mannen in slaap dreigt te sukkelen, tilt een ander hem op en vlijt hem in de schoot van twee of drie kijkers. Die slaan een arm om een rug, een heup, of de benen om de slaper niet naar de vloer te laten rollen. Ook ik ga onmiddellijk akkoord. Kom maar, zeggen mijn armen. Zo geef ik een klein beetje zorg aan een moegestreden, warm lichaam en het kleurt alles wat er daarna nog met mij, mijn spullen en deze vier jongens gebeurt.

Foto: Bea Borgers