In regie van Johan Simons loopt Woyzeck als verweesde mimespeler over de piste van een kapot circus: een afscheidsvoorstelling van menselijke waardigheid, het laatste kunstje. Projecties van koorddansers, jongleurs, messenwerpers en leeuwentemmers op het aftandse, rood-witte circusdoek, sorteren voor op deze sombere finale. (meer…)
De personages lopen over scherpgepunte stenen. Die rauwheid van de aarde doet pijn. Ondertussen klinkt er hemelse cantatemuziek van Bach, gezongen en uitgevoerd door Collegium Vocale Gent. Op dat hevige contrast tussen hemel en aarde bouwt regisseur Johan Simons zijn toneelversie van de film Accattone (1961) van de Italiaanse cineast Pier Paolo Pasolini. De toneelbewerking is van de hand van dramaturg Koen Tachelet.
Simons kiest als locatie de indrukwekkende, ijzig mooie en volkomen lege Zeche Lohberg in Dinslaken ter gelegenheid van de Ruhrtriënnale in het Duitse Ruhrgebied waarvan hij intendant is. In de voormalige fabriekshal eindigt een spoorlijn. Er is een graf gedolven in de kiezelgrond. Een container dient tot huis. Hier bevindt zich een groep mensen aan de rand van de maatschappij. Ze vormen de onderklasse van dieven, bedelaars (accattone betekent bedelaar), prostituees, gevangenisboeven. Hoofdrolspeler Steven Scharf, de Vittorio uit de film, houdt zich in leven als pooier. Maar opeens is zijn verliefdheid op Stella (Anna Drexler) oprecht.
Er schuilt veel symboliek in de voorstelling. Het openingsbeeld is veelzeggend: een jong meisje loopt dartel en voorzichtig over de stenen naar het podium waarop zangers en orkestleden hebben plaatsgenomen. Ze luistert verrukt naar de klanken. Dan komt haar moeder op en trekt haar weg, de aftandse container weer in. Alsof dit meisje niet hoger mag reiken dan de sociale nachtzijde waartoe zij is veroordeeld. Vervolgens ontvouwt Simons een tableau aan dramatische scènes in steeds heviger dramatische kracht. Het begint ogenschijnlijk kalm: een groep jongelui hangt rond, in bars en in achterbuurtstegen. Ze jennen en pesten elkaar, ontduiken de wet en leven in een staat van rechteloosheid. De toon is hard en cynisch. Ze zijn verstoten uit de maatschappij.
In een van de eerste keiharde scènes danst een van hen een moordlustige dans met een vrouw, totdat zij bezwijkt. Zij is Maddalena (Sandra Hüller) en hij, haar moordenaar, is Accattone. Hij moet voor zijn daad berecht worden en uiteindelijk vindt Accattone ook de dood. Maar in Simons’ versie treden uiteindelijk meer Accattones op, zij het niet altijd even duidelijk. Soms is het of iedereen een ‘accattone’ is. De symboliek schuilt ook in de personages die als de allegorieën van abstracte grootheden zijn, zoals de Liefde (Elsie de Brauw) en de Wet (Benny Claessens). Ook de geweldig spelende acteur Jeff Wibush als Accattones vriend Cartagine neemt de trekken aan van de eeuwige verstotene. Want dat is Accattone: een man voor wie in de wereld geen plaats is.
Een grote dramatische verhaallijn is de val van de vrouwen voor gedwongen prostitutie. Hoogtepunt is de scène waarin het jonge meisje Stella voor het eerst op hoge hakken loopt. Ze krijgt de prachtigste kleren aangereikt en verandert van meisje in vrouw. Zij beseft het nog niet, maar vanaf dat ogenblik zal zij met de andere vrouwen haar toetreding maken tot de prostitutie. In kostumering maakt de voorstelling een duidelijk onderscheid tussen de mannen en vrouwenrollen: de mannen dragen gerafelde spijkerbroeken en T-shirts, de vrouwen kleurrijke jurken uit de jaren zestig. Goedkope parelkettingen en schoudertassen maken van hen de stereotypische prostituee.
Nadrukkelijk toont Simons ons een harde wereld, niet alleen die van de mannen, ook die van de vrouwen. Het gemak waarmee gearriveerde vrouwen van de straat jonge meisjes tot hetzelfde beroep verleiden, is schokkend. In de mannenwereld houdt Benny Claessens als gezagsdrager de wet hoog, maar hij faalt: telkens stort hij met zijn grote, zware lichaam hard op de stenen. Hij verbindt pathos met een merkwaardige, soms ongrijpbare gevoeligheid.
Bach en Pasolini wisselen elkaar op betrekkelijk mathematische wijze af. Telkens als tekst of handeling gaat over dood, klinkt een troost biedende cantate, gezongen door sopraan, alt, bas of tenor. Slechts een enkele maal vloeit de tekst over in de muziek. Een onvergetelijk moment is wanneer Elsie de Brauw als de spreekwoordelijke vrouwe Amore haar tekst zo weet te moduleren, dat haar stem tegelijk opklinkt met de cantate die door sopraan Dorothee Mields wordt gezongen. Dit samenspel, in muzikale termen contrapunt en harmonie geheten, transformeert Simons naar het toneel en dat werkt prachtig. Het had voor mij wel vaker gemogen, die band tussen Bach en Accattone. Dirigent Christoph Siebert, die afwisselt met Philippe Herreweghe, weet zijn Collegium subtiel te leiden langs de rauwheid van Pasolini.
Simons bespeelt in zijn regie die enorme ruimte. De personages rennen aan het slot weg, het verste en diepste duister in. De spoorlijn waarlangs zij leven biedt een rijke overdaad aan symboliek. Accattone is voor alles een diep duister en zwart stuk. Simons laat er geen twijfel over bestaan dat de mensen die zich aan de keerzijde van de maatschappij bevinden voor eeuwig zijn gedoemd. Ze kunnen hun lot niet ontkomen. Dat geeft hij weer in een mooi beeld: als Maddalena sterft, wordt zij bedolven onder een stapel kleren. Het zijn dezelfde kleren die we zien op beelden van mensen die aanspoelen op de stranden van Europa. Kleurrijk, maar met een tragisch verhaal.
Foto: Julian Röder