Het is een van de mooiste regels uit de Nederlandse poëzie: de mens schrikt als hij beseft ‘een broodkruimel te zijn op de rok van het universum’. De regel staat in het poëticale gedicht [ik tracht op poëtische wijze] in de bundel apocrief/de analphabetische naam (1962) van Lucebert. (meer…)
Een groep van negen Europese toneelschrijvers is in een voormalig klooster op Sicilië bijeen voor een schrijverscongres. Gezamenlijk moeten zij een nieuw verhaal schrijven. Een van hen stelt voor te schrijven over de vraag: ‘wat doe ik hier?’ Een ander stelt de ramp met de Costa Concordia voor, het cruiseschip dat in 2012 voor de Italiaanse kust bij Toscane tegen de rotsen voer. De Nederlandse schrijver zwijgt en noteert als uitgangspunt ‘vast in de tijd / vast op een plek / gewond – maar nog niet gezonken’. En een naam: Friedrich Alve.
Deze Friedrich Alve, ‘een Zweed, nee Deen, Europeaan’ is door zijn vrouw verlaten en vlucht in een eindeloze tocht over de Middellandse Zee op het cruiseschip Costa Europa. Ondertussen maakt een klein Siciliaanse dorpje zich op voor de komst van een luxe cruiseschip met misschien wel zesduizend toeristen – alle inwoners ruiken geld. Daar zit weer het verhaal doorheen gevlochten van een vluchteling in een Nederlands AZC, gevangen in bureaucratie en onwil, het klassieke verhaal van Kreon en Antigone, een lesje over de conjunctief ‘redde wie zich redde kan’ en vele scheepsrampen, waaronder uiteraard die van de Titanic uit de titel.
De symboliek is overduidelijk en weerspiegelt de wrange kant van de titel: de Titanic kwam immers louter op de zeebodem aan en geen van de personages die schrijver/performer Freek Vielen ten tonele voert is een held, integendeel. Alve dankt zijn carrière bij de afdeling Vergezichten aan het succes van zijn eerste artikel Het eind van de geschiedenis, het begin van de oplossing, maar worstelt sindsdien met dit succes.
Ondertussen komt niemand komt echt ergens aan in De aankomst van de Titanic. Alve niet, de vluchteling die strandt in een AZC niet, het cruiseschip dat een heel dorp in vervoering brengt niet. Aan het eind speelt een van de dorpsjongens door en door op zijn saxofoon, als niet het gedroomde cruiseschip maar een oude vissersboot met 62 vluchtelingen de baai invaart. Inderdaad, als het orkest op de zinkende Titanic.
Maar voor wie? Als requiem voor het zinkende Fort Europa? Als klaagzang voor de vluchtelingen die het strand niet halen? Als SOS noodsignaal? Vielen schetst vergezichten, maar geeft geen antwoorden. Hij neemt geen eenduidige stelling in, maar vraagt zich af ‘hoe het zal klinken’ en citeert Stefan Zweigs De wereld van gisteren: ‘dat licht aan de horizon, is dat de oranje gloed van het warme ochtendgloren of het schijnsel van een wereldbrand?’
De aankomst van de Titanic is zeer virtuoos geschreven, waarbij Vielen zijn personages niet zozeer tot leven wekt, maar in de derde persoon over hen vertelt, waardoor een afstandelijkheid wordt gecreëerd. Dit wordt nog eens versterkt door zijn bedaarde, bijna achteloze spel. Hij houdt zich verre van grote gebaren en emoties, maar prefereert de ironische knipoog. Alleen in de proloog lijkt Vielen samen te vallen met de rustig sprekende man op het toneel, de rest van de negentig minuten durende monoloog gaat het over anderen.
Dat is de kracht van de voorstelling. Op cruiseschip Costa Europa wordt immers vooral nagedacht over de eigen luxe en welvaart en liever niet over de anderen. In slechts één van de drieëndertig ‘heldengedichten’ horen we een vluchteling direct aan het woord, verder horen we vooral over klein leed van de dorpsbewoners die wachten op het schip dat nooit komt. Alve komt niet verder dan het voorwoord bij Europa in de 21ste eeuw – wat zien we als we aan de toekomst denken? en verdrinkt niet zozeer, maar loopt vast in iets tussen het vagevuur en limbo in.
Maar hoe ingenieus de tekst van Vielen ook is, het geheel komt ook te ‘gedramaturgd’ over en raakt de toeschouwer ondanks de zeer actuele onderlaag te weinig. Het cruiseschip als symbool voor westerse decadentie en hoogmoed is bovendien al door vele theatermakers gebruikt. Zeer recent nog door Wunderbaum (Superleuk, maar voortaan zonder mij) en iets langer geleden in Martin Kušejs enscenering van Wagners Der fliegende Holländer (DNO, 2010). Maar waar Wunderbaum de verveling van de cruiseganger onderzoekt en Kušej het contrast tussen Fort Europa en de gedoemden oorverdovend in beeld brengt, is De aankomst van de Titanic (en andere heldendichten) geen stormachtige ervaring, maar een aangenaam tochtje over een rustig kabbelende zee. Dat kan toch niet de bedoeling zijn.
Foto: Menno van der Meulen