Voor Aan boord bij Marja liet Marja van Katendrecht zich inspireren door cruiseschepen en hun markante passagiers – en door haar man, de poëtische schipper Huib, die haar heeft geschreven dat hij dit keer niet weet wanneer hij terugkomt van zee. Ze maakt er een heerlijk gezellige show van die geïnspireerd lijkt door Tineke Schouten, vol typetjes en vriendelijke onderonsjes met de zaal.Het is knap hoe Van Katendrecht een ernstige ondertoon vasthoudt over eenzaamheid en escapisme.

Van Katendrecht (het alter-ego van Art-Jan de Vries) is een aimabel type, dat met een glas wijn in de hand precies aangeschoten genoeg is: net dat tikkie ongeremd en daardoor zowel extra hartelijk en innemend als extra kribbig en ongeduldig. Met woordgrapjes, liedjes, zaalinteractie, drankgrapjes en valse bescheidenheid introduceert ze haar plannetje om de theaterbezoekers de illusie van een cruise geven. Ze kan niet echt op cruise, want ze is druk aan het werk, als ambassadrice van Rotterdam. ‘Had u dat toevallig al gehoord?’ vraagt ze elke bezoeker waarmee ze een praatje maakt. ‘Ambassadrice!’

Praatjes, daar is ze heel erg goed in: in Aan boord bij Marja trekt ze enkele toeschouwers het podium op om te laten zien hóe goed precies. Tijdens een ‘captains dinner’ plaatst ze een babbelgrage dame links en een knappe jonge student in smoking rechts van zichzelf aan tafel voor een gewaagd stukje improvisatie. De combinatie levert op de première een komisch hoogtepunt op, doordat Van Katendrecht, terwijl de dame de oren van haar hoofd kletst, met goed getimed oogrollen duidelijk maakt dat ze toch liever alleen met de knappe jongeman aan tafel had gezeten.

Verder zien we Van Katendrecht – in wezen ook al een persona – haar eigen persiflages spelen, zoals de struise vogelaar Merel of de singersongwriter aan boord. Een interessante metamorfose die laat zien hoe ingewikkeld dat is, is die naar chagrijnige ‘man met een rode broek’, die continu smerige rochels in zijn zakdoek spuugt. Ze komt half gekleed op en verandert haar stem ter plekke naar die van die mopperkont (in feite dus een man die een mannenstem probeert na te doen, alsof hij een vrouw is). Ze zorgt ervoor dat we blijven kijken naar Van Katendrecht, die geen geschoold actrice is, maar wel trots is op de show die ze heeft gemaakt.

Zo zijn er meer elementen die op het tweede gezicht complexer zijn dan de gezellige Van Katendrecht doet voorkomen. In de regie van Floris van Delft en de tekst van Maarten Hopman schemert haar eigenlijke gemis van Huib steeds nadrukkelijker door haar vrolijke act heen. Ook haar voor de gezelligheid bedachte personages gedragen zich steeds neerslachtiger (de singer-songwriter zingt bijvoorbeeld Herman van Veens prachtige ‘De man die zelfmoord wilde plegen’). Dat leidt uiteindelijk tot een verrassend eerlijke moraal over escapisme, die voorbijgaat aan de gebruikelijkere clichés.