Doef, een doffe plof laat je even schrikken, een flits gaat over het podium, er staat één jongen, en het is weer donker. Een tweede doef en flits, een tweede persoon staat erbij. Ondertussen horen we een stem die, niet zoals gebruikelijk, zegt de smartphone af te zetten en geen foto’s te nemen, maar die dat nu aanmoedigt. De stem waarschuwt ons dat we niets van het stuk zullen begrijpen, we moeten geen poging daartoe doen. En als we het stuk niet goed vinden, mogen we heel opzichtig de zaal verlaten. Flits, en ze staan er met tien. (meer…)
De muziek is haast kermisachtig in zijn opgewekte lichtheid. Hilde Elbers neemt de tijd om alles wat die vrolijke beats en belletjes oproepen te laten zien – maar ook de tragiek die daaronder zit schemert steeds vaker door. Het moeten. Het idee dat het nu eenmaal zo hoort, dat je vrolijk kijkt en licht, springerig en opgewekt beweegt wanneer de muziek dat dicteert. Het laat deze vrouw niet los, terwijl we zien hoeveel moeite het haar kost om het vol te houden. Ze trippelt, werpt haar armen als de vleugels van een klein vogeltje omhoog en glimlacht tot het elastiekje uit haar haren wil springen, maar haar rug verraadt een groeiende vermoeidheid, in haar ogen staat de vertwijfeling steeds sterker te lezen.
In het verrassende The Animated waarmee ze in 2014 en 2015 toerde was al goed te zien hoe Hilde Elbers in haar choreografische werk een fysiek spel speelt met structuur en expressie, met contact en conflict. Ging ze in die voorstelling samen met Lea Martini op een dwingende kale beat op zoek naar de vrijheid om binnen een beperkt spectrum aan bewegingen verschillende intenties uit te drukken, in haar nieuwste werk gaat ze alleen op zoek.
Ook in A Manual for Walking zien we een vrouw die gevangen lijkt in een beperkte structuur. Haar bewegingsruimte is krap: ze zet haar publiek tegenover elkaar op twee lange rijen bankjes. Daartussen zit misschien twee meter. Het eerste deel verloopt wat onwennig, het duurt lang voordat de afwachtende houding in het publiek plaatsmaakt voor aanvaarding. De muziek speelt ook hier een bepalende rol, aanvankelijk nadrukkelijk aanwezig en zoals gezegd dwingend vrolijk, maar dan, heel plotseling, totaal afwezig. De drukke vrouw die we dapper met van alles tegelijk bezig zagen valt letterlijk stil. Kronkelend over de grond, met armen die niets doen om haar haar evenwicht te laten terugvinden, vindt ze zichzelf tergend langzaam opnieuw uit. Nu raakt ze. Liggend op de vloer, met haar gezicht heel moe tegen iemands scheenbeen geleund, maakt ze alles en iedereen stil.
En ook hier schudt ze de kijkervaring door elkaar. Waar The Animated je door de consequente herhaling een heel ander tijdsbesef gaf, speelt ze hier een spel van verantwoordelijkheid met de kijker. Doordat ze zo dichtbij komt en doordat de toeschouwers elkaar recht aankijken, is er een directe rol voor ieder individu in het kleine publiek. De danseres wijst je je plaats, geeft je een high-five, of ze pakt je knie even vast om te kunnen opstaan. Haar blik en bewegingen vragen constant om een respons.
Maar het contact gaat verder. De rol van de kijker reikt verder. Want wat als ze rillend en zwetend een Eskimo-kus van je wil, neusje-neusje? Wat als ze zich eerst aan haar gat krabt en je dan een hand wil geven? Wat als ze je tasje afpakt en aan een andere kijker wil geven, en je vindt dat echt niet in orde? Je kunt haast niet onaangeraakt blijven, letterlijk. Uit alles spreekt de drang om echt contact te maken. Desnoods maakt ze je boos. Dwars door de aanvankelijke onwennigheid zet Elbers door, totdat ze de speelse verbinding tussen de aanwezigen tot stand brengt waar ze naar op zoek bleek te zijn. De glimlach op de gezichten weerspiegelt de bevrijding. Zo bewijst Elbers dat dans aan meer appelleert dan alleen onze ogen: dans zien wakkert de zin om te spelen aan. En in onze van cijfers doordrongen tijd met het vele heilige moeten, met agenda’s en targets en continu bereikbaar zijn, komt het vrij spelen wel heel vaak in het gedrang.
Foto: William van der Voort