In 2019, net toen Bolsonaro aan de macht kwam in Brazilië, dook Marcelo Evelin samen met zeven performers de studio in. Ze speelden hun voorstelling in Brazilië, maar moesten door de COVID-pandemie hun verdere tournee platleggen. Nu, drie jaar later, brengen ze het werk weer tot leven.
De makers lieten de politieke spanningen na de verkiezing van Bolsonaro hun werkruimte binnen sijpelen, om te zien hoe die spanning uiting krijgt in de lijven van de performers. Nu, drie jaar later, met een andere president in Brazilië aan de macht, voelt het werk nog steeds als een nazindering van de pijn en het verdriet. Maar ook de drang naar lichtheid en rust is voelbaar in de driftige performers die hun lichamen losschudden, hun ledematen van zich af trappen en de spanning door hun aderen laten stromen.
De ruimte die ik binnen ben gestapt staat vol mensen. Tussen het publiek staan verspreid over de ruimte een aantal houtstapels, als kampvuren die wachten om aangestoken te worden. Tussen het publiek staat her en der een performer in de ruimte, zonder kleren aan. Een van hen loopt met een tak voor zich uit, waar ze zich door laat leiden als een wichelroede. Het publiek dat ze nadert stapt opzij en maakt ruimte voor haar. Het is een begin waarin een ongedefinieerde spanning is te voelen, alsof we met deze groep mensen op een stuk grond staan waarvan de aarde net is omgewoeld. We bevinden ons op een nulpunt, een richtingloos begin van iets dat straks komt aangesneld. De stilte in de ruimte wordt begeleid door het zachte geklingel van kleine belletjes die boven ons hangen.
Plots klinken er zware en lage slagen van een trom. De performers verzamelen zich rond een van de onaangestoken kampvuren en beginnen te bewegen. Ze bewegen woest, ongecontroleerd, abrupt, impulsief. Hun ledematen vliegen alle kanten op. Er is geen controle, geen censuur. Ze proberen iets op te roepen, lijken op zoek naar een bezieling, een belichaming van iets onbekends, iets wat van buiten hun lichaam beïnvloedt. Het doet denken aan een spirituele bezwering, alsof hun lichaam een kanaal is om een mystieke energie op te roepen en er vorm aan te geven.
Ondanks dat de performers deze energie samen proberen op te roepen, bewegen ze ieder autonoom, op hun eigen manier. De ene performer lijkt zijn lichaam door midden te willen snijden met zijn bewegingen, de andere onderzoekt alle uithoeken van haar lichaam, de bewegingen van een derde performer lijken sterk op hoe lijven bewegen in technoclubs. Alle performers geven zich met een adembenemende generositeit over en lijken zich te willen laten bewegen door een kracht, een geest, een gevoel, een collectieve herinnering, een energie die ze van elkaar krijgen. Het levert een prachtige en boeiende hoeveelheid aan constant veranderende beelden op, waar je als publiek maar geen grip op krijgt.
De energie van hun ritueel neemt de hele ruimte over en dat heeft verschillende uitwerkingen op het publiek dat er omheen staat. Er zijn mensen die mee willen bewegen, mensen die juist afstand nemen, lacherig worden, afdwalen of juist heel gefocust blijven kijken, hun lichaam doodstil. Er trekt zelfs iemand uit het publiek (of is het toch een performer?) haar kleren uit en voegt zich bij de dansende groep. Het is bijzonder om te zien hoe dit ritueel van het lichaam zorgt voor een vrije ruimte voor het publiek, dat zich er op allerlei verschillende manieren toe kan en mag verhouden.
Terwijl de naakte performers ruw en bevrijdend door blijven bewegen, zet de vrouw uit het publiek – die inmiddels haar kleren weer heeft aangetrokken – rond het ‘vuur’ een aantal houten tulpjes neer. Een oer-Hollands symbool dat hard afsteekt tegen de steeds door zweet natter wordende lijven. Het ontroert me om een lichaamstaal te zien die mijlenver afstaat van hoe wij in onze huidige maatschappij onze lichamen inzetten. Deze lichamen zijn vrij, ongegeneerd, niet-praktisch, ongecensureerd en schaamteloos. Ik moet door de houten tulpjes, die al gauw omver worden gedanst door de performers, denken aan de Nederlandse poldermodellen en kringverjaardagen. Deze lichamen geven hier uiting aan de levenslust die op die plekken volledig afwezig lijkt te zijn. Zijn we als Nederlanders de kracht van onze lichamen vergeten?
Een van de performers gooit haar lichaam tegen de houtstapel en de takken liggen nu verspreid over de vloer. De ruimte is opengebroken en de performers bewegen zich op een speelse manier door het publiek. Als kinderen rennen ze door de mensenmassa, ze laten een onderzoekende lichtheid toe, anders van toon dan hun bezwerende toon hiervoor. Ze plakken tegen elkaar, huid op huid, en blijven als groep constant in beweging.
Het is interessant om te zien hoe het publiek enerzijds om de performers heen dromt, en anderzijds ruimte moet maken voor hun bewegingsvrijheid. Een van de performers strooit zoutkorrel op de vloer en als een traag bewegende parade verplaatst het groepslichaam zich door de ruimte. En dan is er daar plotseling de stilte. Er is geen beweging meer. De performers staan in een cirkel, rond de plek waar eerst de houtstapel stond. De performers vertrekken, en het publiek blijft over en staat nu zelf in de cirkel waar we eerst toeschouwer van waren.
In A Invenção da Maldade (The Invention of Evilness) zien we mensen die hun lichaam inzetten om zichzelf te confronteren en te ontketenen. Er liggen werelden aan poëzie, conflict en vrijheid in het menselijk lichaam besloten. Evelin laat dat, samen met zijn sterke performers, in dit geladen werk op een overweldigend genereuze manier zien.
Foto: Maurício Pokemon