Na anderhalf jaar coronavertraging is de megalomane Iliasbewerking van Noël Fischer bij HNTJong eindelijk te zien. De marathonvoorstelling verzandt na een adembenemend fris eerste bedrijf in een stroperig gevecht tussen traditie en vernieuwing, maar weet zichzelf met de sterke slotakte uit het moeras te trekken. (meer…)
Spelen met eten was in mijn ouderlijk huis not done, maar in de nieuwe performance van Christophe Meierhans draait alles om food & fun. Honderd toeschouwers krijgen de opdracht om via evenveel kleine kookopdrachten een maaltijd te bereiden waar het hele publiek van kan smullen. Levert dit een smakeloze hutsepot op of toch een verrassend lekker menu? En is dit eigenlijk van belang of staat er veel meer op het spel in deze interactieve voorstelling?
‘Een ratatouille smaakt het best als alle individuele ingrediënten eerst afzonderlijk bereid worden’, zo valt te lezen op de projecties in dit stuk. Christophe Meierhans vraagt zich af of dit ook voor onze maatschappij geldt: als iedere burger de voor hem beste actie onderneemt, is dat dan positief voor de hele samenleving of levert dit vooral conflicterende individuele verlangens op? Als we dit even toepassen op dit kookexperiment, zullen we dan smullen vanavond of draaien alle bereidingen in de soep?
Zo helder en toegankelijk het concept, zo moeilijk en onvertaalbaar de titel van deze performance. Verein zur Aufhebung des Notwendigen werd om promoredenen dan maar aangevuld met de tweede titel A Hundred Wars To World Peace. Meierhans’ vorige productie Some Use For Your Broken Clay Pots had al een even raadselachtige titel en draaide ook om onze verantwoordelijkheid als individu. In die redelijk droge lecture performance van Meierhans konden we wetten stemmen of elimineren, in deze veel speelsere opvolger doen we eigenlijk hetzelfde door ingrediënten toe te voegen of weg te nemen.
Hoe gaat dit alles concreet in zijn werk? Iedere toeschouwer heeft een pingpongballetje met een nummer op. Door een ping-signaal worden deze nummers in aftellende volgorde naar het podium geroepen, waar ze een bladzijde van het grote kookboek moeten omdraaien en de bijbehorende opdracht naar eigen goeddunken uitvoeren in de keuken op scène, onder het oog van het publiek. Behalve een culinair wordt dit zo ook een sociologisch experiment. Wie wast er zijn handen en wie is een viespeuk? Wie steelt de show, wie voert zijn handeling verlegen en vluchtig uit? Wie ziet geen graten in het eten van tonijn en wie kiest liever voor een ecologisch verantwoorde maaltijd?
Theater waarbij het publiek alles zelf moet doen zie je tegenwoordig wel vaker. Het politieke theater van de eenentwintigste eeuw voert geen gefaalde machthebbers meer ten tonele, maar past de DIY-filosofie toe op het meestal o zo passieve theaterpubliek. Praat eens met een vreemde (Ant Hampton), stel je eigen vooroordelen ter discussie (Emke Idema) en bouw samen een tijdelijke gemeenschap op (TAAT): het zijn dit soort boeiende inhoudelijke thema’s die jonge theatermakers in een interactieve vorm gieten. Telkens is er een fragiel evenwicht tussen sturing door de maker en echte participatie van het publiek. Vaak zit in het concept al ingebouwd dat de toeschouwers in opstand moeten komen tegen een vooraf bepaalde structuur en het heft al dan niet in eigen handen nemen.
Terwijl het in de zaal steeds lekkerder begint te ruiken, ontstaat er ook steeds meer (intentionele) chaos op het podium. Zoveel mensen die tegelijkertijd als kiekens zonder kop aan een gezamenlijke taak moeten werken, kan dit wel? Hebben we geen nood aan een autoritaire leider die ons instrueert? Af en toe komt er een goddelijke (maar afwezige) stem tussenbeide die de chaos in goede banen probeert te leiden, maar uiteindelijk zijn we toch zelf verantwoordelijk. Hoewel de voorstelling de hele tijd erg amusant is, wordt ze toch pas echt interessant wanneer deelnemers spontaan de microfoon ter hand durven nemen en discussies uitlokken met anderen. Zo clashen de carnivoren en de vegetariërs elkaar hier regelmatig. Moet het lammetje nu wel of niet in stukken worden gehakt en in een rozemarijnsausje in de oven garneren? Bijna komt het tot een stemming en wordt de keuken ook echt een democratische arena waarin voor- en tegenstanders hun argumenten moeten geven.
Wie met een lege maag naar dit stuk komt, zal zeker twee uur honger mogen lijden. De toeschouwers hebben zelf de tijdsduur van iedere actie in de hand, waardoor A Hundred Wars To World Peace best een lange zit wordt. De opdrachten aan het eind zijn ook niet meer allemaal even boeiend en de voorstelling verliest wat van zijn focus. Als conceptuele performance is dit kookexperiment zeer geslaagd en erg geestig, maar als metafoor voor een democratie helaas toch net iets te vrijblijvend.
Foto: Luca Mattei