Hoewel ze al haar halve leven in België woont, voelt Shokat zich daar nog altijd niet helemaal thuis. Pas als ze in haar geboorteland Iran is, kan ze vrij ademen, dingen zelf regelen, haar gevoelens uiten. Het Nederlands vormt voor haar een barrière, het voelt niet ‘eigen’. (meer…)
Op afstudeerfestival ENTER begeleidt Theaterkrant 15 nieuwe theaterwerkers bij hun eerste recensies. Deze recensie is geschreven door een van de deelnemers van het traject, Jelle Stiphout. |
De geur van verbrande salie prikt in mijn neus terwijl ik studio 2 van de HNT Studio’s binnenstap. Ik word verwelkomd door een jonge vrouw met een stralende glimlach, gekleed in een lange witte tuniek en krijg iets kleins in mijn hand gestopt.
‘Een gedroogde vrucht?’, vraag ik me af, terwijl ik een plek in de ruimte zoek. Het publiek mag zelf een plek kiezen in de ruimte waarvan in het midden een wit kleed ligt uitgespreid op de grond. Aan het hoofdeind van dat doek staat een schaal met water. Ik ben beland in een ritueel met de titel A Beginning For The Dead van Liza Bukina (die afstudeert als Artist Educator aan ArtEZ in Zwolle).
Al snel vormt het publiek een grote cirkel rond het kleed. De jonge vrouw stapt de cirkel in en begint rond te lopen. Het ritme van haar pas heeft een kalmerende werking. Het voelt als de collectieve hartslag van een groep individuen die opgaan in de gezamenlijkheid van een publiek. De jonge vrouw vertelt ons dat we in deze performance samen zullen maken, en dat wij als publiek tijdens de performance, waar ze ons geheel doorheen zal leiden, onze relatie tot haar mogen onderzoeken. We mogen haar aanraken, we mogen onze ogen sluiten en in de hoek gaan staan. Alles mag en ze heeft er geen bedoeling mee. Je moet doen wat goed voelt voor jou.
Ik denk even aan Marina Abramović. Die gaf ooit in een soortgelijke setting het publiek een vergelijkbare opdracht. Daar stond echter een tafel klaar met objecten als messen, kettingen en zelfs een geladen pistool. Dat was in een galerie. Vandaag zijn we in een theaterzaal. Ook is de toon veel vriendelijker hier. Alles gaat met zorg. We gaan het samen doen en zij zal ons er doorheen leiden.
Ze gaat op het witte kleed liggen. Haar armen liggen los langs haar lichaam en ze begint diep in en uit te ademen. Het is doodstil. We luisteren naar haar ademhaling. Het beeld roept voor mij associaties op met dat van een aanstaande geboorte, een operatietafel, of misschien een altaar of offerplaats. Het publiek schuifelt een beetje op hun plek. Ik kijk langs het publiek en vraag me af wie de eerste zal zijn die een grote verplaatsing maakt en ook hoe lang dat zal duren. Bij participatief theater, zeker in een grote groep, beginnen er plotseling andere zaken te spelen: een zekere groepsdruk en de vraag wie het eerste durft en of je door wat je doet niet iets verstoort in de performance. Er ontstaat een aftasten van regels en het heruitvinden van codes en conventies die, hoewel helder uitgelegd door Bukina, botsen met de theatrale codes die we gewend zijn van een theaterzaal waarin we doorgaans juist op afstand kijken naar een gebeurtenis zonder in te grijpen. De veiligheid die de performer hierin creëert door heldere regels te stellen en handvatten te bieden is hierdoor extreem belangrijk. Gebeurt dat niet, dan ontstaat er frustratie bij het publiek over de randvoorwaarden. Het is dan alsof je meedoet aan een spel waarvan je de regels niet weet. Alsof je een apparaat moet bedienen maar de knoppen niet werken. Er ontstaat afkeer en de sympathie voor performer en inhoud verdwijnt. Bukina slaagt er in het begin erg goed in de regels en code helder te maken en veiligheid voor haar publiek te creëren.
De stilte wordt doorbroken door een voice-over over de boxen. Het is de stem van Bukina. De ademhaling vanuit het midden van de ruimte wordt de soundscape van haar verhaal. Ze vertelt dat haar moeder uit Oekraïne komt en haar vader uit Afrika. Dat hij afwezig was tijdens haar jeugd. Ze vertelt dat haar voorouders uit Polen komen en Joods waren. Dat ze het communisme in Polen hebben meegemaakt en de Tweede Wereldoorlog. Ze vertelt hoe ze altijd op zoek is geweest naar wie ze was, wat haar wortels zijn. Ze beschrijft hoe die zoektocht breuken maakte in wie ze is. ‘I only have my body as an archive.’ Op de achtergrond klinkt nog steeds onophoudelijk haar ademhaling.
Ze vertelt dat ze heeft gezocht naar een manier om dit verhaal te vertellen aan een westers publiek. Aan dit publiek, want hoe vertel je een verhaal over oorlog, bloed en bommen aan mensen uit een land waar sinds 1945 geen bommen meer gevallen zijn? Ze vertelt in detail over de oorlog in de Oekraïne, over de Russen die daar bombarderen en de slachtoffers die worden gemaakt.
Dan strekt Bukina een van haar armen uit. Het lijkt een uitnodiging. Het publiek komt in beweging. Een vrouw staat op. Loopt naar Bukina toe en pakt haar hand. Enkele andere mensen volgen. De voice-over vertelt meer en meer over de oorlog, de slachtoffers, de Russen. Ze vertelt over hoe ze heeft geoefend om een olijfboom te worden, die diep met zijn wortels de grond in gaat. Mijn handen voelen klam en vettig aan. Ik kijk naar het vruchtje in mijn handen. Het is een olijf die door het rollen in mijn handpalmen olie is gaan afgeven.
Ik voel me even heel wit en vol van privilege. Dat ik hier zit en kijk naar deze vrouw met deze geschiedenis en luister naar die geschiedenis voelt haast als ramptoerisme. Ik kijk toe en doe niets, net zoals ik kijk naar de oorlog in Oekraïne. Ik vraag me af of ik wel de juiste persoon ben om over dit werk te schrijven. Ik wil weg, maar tegelijkertijd wil ik haar troosten. Of eigenlijk wil ik getroost worden. Bukina ligt daar nog steeds, ademend door haar verhaal in wat ik ervaar als een kwetsbare herbeleving. Een kwetsbaarheid waar ik van schrik en waar ik me schuldig over voel omdat ik er als voyeur naar kijk. Omdat ik als westers publiekslid, veilig van die oorlog, getroost wil worden omdat ik het allemaal wel heel naar vind. Die afstand wordt ondragelijk. Dus ook ik ga overstag en ga naast haar zitten. Het gevoel verdwijnt niet, maar voor even voelt het alsof we nu samen iets dragen. Alsof we elkaar troost bieden. Maar het voelt ook vreemd. Moet ik getroost worden voor gruwelijkheden die iemand anders meemaakt? En dan nog wel troost vinden bij diegene van wie het geboorteland dagelijks met bommen wordt bestookt? Die nu, ook van afstand, de vernietiging van haar geboortegrond, familie, geschiedenis en cultuur ziet gebeuren.
Zo zitten we daar te luisteren naar de verhalen, te luisteren naar haar adem. Alsof we aan een sterfbed zitten, wachtend op de laatste adem van de jonge vrouw. Wachtend tot haar lichaam het als archief van al deze geschiedenis en onder druk van deze trauma’s begeeft.
De voice-over stopt. Het licht verandert. En dan, als een laatste ademteug, een schreeuw van verlichting of van pijn? Alsof al deze verhalen eruit komen, alsof ze even haar lichaam verlaat. Als een geboorte van trauma, een bevrijding?
Dan wordt het stil. Ze komt recht overeind zitten. Ze wast haar handen en gezicht in de schaal met water. Kijkt rond in het publiek. Ze zucht en lacht. ‘We have arrived.’
Het is stil. Van achter in de ruimte start iemand een applaus in, maar na twee klappen houdt dat op. In stilte zitten we daar zo een tijdje. ‘You took our voices…’, zegt een vrouw in een poging de stilte uit te leggen. ‘There are still a lot of voices’, zegt Bukina. En inderdaad, deze oorverdovende stilte zegt eigenlijk alles. Een andere vrouw bedankt Bukina voor deze belevenis. Ze voelt zich weer helemaal levend, zegt ze. Bukina lacht en zegt dat als we willen we mogen blijven, met haar praten of er gewoon even zijn, maar dat we ook de zaal mogen verlaten als we dat willen. Ik voel me plotseling verlaten, gestrand. Is het nu afgelopen? Is het oké als ik ga? Waar ik me tijdens het gehele ritueel, zoals beloofd door Bukina, begeleid voel word ik nu ineens losgelaten. Ik voel een zeker ongemak en verwarring. De deur van de zaal blijft gesloten. Een vertrekkend publiekslid opent hem.
Ik verlaat nu ook de zaal. Dat voelt ineens als een daad. Alsof ik me distantieer van alles wat ik heb gehoord en me weer afkeer van de gruwelijkheden en die ‘ver van mijn bed’-gebeurtenissen parkeer en verder ga met mijn leven zonder oorlog en vernietigend geweld. Ik bedenk me dat dat in feite ook is wat ik doe. Dat voelt gemeen. Ik ben gewend – zeker van westers theater – dat ik al het naars wat ik meemaak tijdens de voorstelling ook weer mag achterlaten in de zaal. Ik word er van verlost op het einde van de voorstelling en mag er daarna nog een beetje over doormijmeren op een veilige afstand. Deze catharsis blijft hier uit. Ik mis die veiligheid nu. Dat is een fantastisch gemaakte constructie, maar het gaat voor mijn gevoel in tegen de veiligheid en de regels van het begin van de performance. Het voelt of ik erin ben geluisd. Of de belofte van het begin waarin we samen iets onderzochten wordt gebroken. Of ik een fuik ben ingezwommen waar ik nu niet meer uit mag.
Ik bedenk me in gesprek met een ander publiekslid dat de heling die voor mij uitbleef, en voor andere toeschouwers wel aanwezig was, er voor Bukina niet is. Misschien is deze performance helend voor haar, maar als zij straks de zaal verlaat draagt zij haar verhalen en geschiedenis nog steeds met zich mee. Zij kan haar gevoelens niet achterlaten in de zaal. Ze draagt ze altijd met zich mee. Ik en andere publieksleden dragen daar nu een heel klein stukje van.
Ha Jelle,
Allereerst dank voor je scherpe gedachten, mooi hoe je ruimte laat voor twijfeling en bevraging van zowel jezelf als het stuk.
Ik vroeg me na de voorstelling af of dit stuk ook zou werken als het een klassiekere vorm had, in plaats van een ritueel. Een vorm waarin het publiek zijn ‘verwachte’ rol aanneemt, kijkend vanaf de tribune. Ontstaat er dan wellicht te veel veiligheid? Kan die veiligheid überhaupt doorbroken worden in deze setting (die van het theater)? Het ongemak dat jij beschrijft is niet per se tegenover jezelf en het leed, maar stamt meer voort uit het veranderen van het rollenpatroon. Waardoor de focus wellicht ergens anders ligt dan die gevoelens van schuld. Al zie ik ook dat je veranderde positie je wel laat nadenken over die schuld, over afstand en privilege.
Leuk dat je Abramović en Rythm 0 aanhaalt. Beide performances zijn op een manier rituelen, waarin de participatie van publiek wordt uitgenodigd. Ook bij Rythm 0 is veiligheid een groot thema, denk ik. Vooral de veiligheid van de performer (die in het geding kan komen), maar ook de veiligheid die het publiek ervaart (door de toestemming en de stilte van de performer) om onveilige situaties te creëren. Bij A beginning for the dead wordt deze onveiligheid eigenlijk al aan het begin verwijdert, omdat de performer ons persoonlijk groet en aanspreekt. Ook de kaders die ze zet, alhoewel open voor interpretatie natuurlijk, focussen zich op het creëren van een comfortabele en veilige sfeer. Hiermee staat het wellicht in een duidelijk contrast met Rythm 0, waarin onveiligheid haast wordt aangereikt door afzondering, de instructies en de objecten.
Die veiligheid geeft ruimte aan het thema heling. Door te praten over heling en ook die iconografie van dat soort rituelen te gebruiken, werpt dit stuk een interessante vraag op: kan theater helend zijn? Hoe werkt dat dan? En kan dat voor zowel performer als publiek (of misschien ook wel voor technici, decorontwerpers of een ieder ander die bijdraagt aan het stuk) gelden? Ik begon na het lezen van je stribbelingen met het troosten ook na te denken over die toe-eigening van heling, die misschien plaatsvond toen we de voorstelling bezochten. Kunnen deze onderwerpen van oorlog, migratie, ontheemding geheeld worden voor een publiek dat daar zelf niet onder lijdt? Of voelt het voor bepaalde publieksleden dan helend, terwijl het ze eigenlijk vraagt te reflecteren op het eigen gedrag van wegkijken en afstand houden? Is het, zoals je zelf ook afvraagt, een troost voor een groep die wellicht al te vaak getroost is?
Door deze conflicterende houdingen in het stuk begon ik na te denken over de schuldvraag die soms wordt aangehaald. In tekst is er af en toe een kritische noot, over westers publiek en hoe ver weg de trauma’s van bijvoorbeeld oorlog voor ons zijn. Constant vraagt Bukina zich af hoe ze dit stuk kan maken voor zo’n publiek, hoe vermoeiend het kan zijn om telkens te graven in aarde die met bommen is belaagd. Toch kiest ze in de vorm voor die veilige aanpak, waardoor ik me niet ongemakkelijk voel. We worden niet direct aangesproken, ons wordt geen schuldgevoel aangepraat, we mogen meedoen. Ik word daarin niet uitgedaagd me kritisch tegenover mezelf te verhouden, terwijl de tekst daartoe soms aanleiding lijkt te geven. Ik vroeg me nog af wat jij daar van vond. Misschien is dit stuk daar ook niet voor gemaakt, probeer ik te veel te zoeken naar wat het mij kan geven, ging het daar voor Bukina tijdens het maken en spelen niet om. Misschien is dit een westerse blik, om me af te vragen wat het stuk bij mij teweeg wil brengen.
Hee Mel,
Dank voor je reactie!
Ik denk dat ik begrijp wat je bedoelt, en tijdens het schrijven en nadenken over deze performance heb ik daar ook over nagedacht.
Waar de uitnodiging van Bukina in het begin van de voorstelling heel open en vrij was – alles kon en mocht en het publiek was daar vrij in – heeft de tekst in de voice-over een meer dwingende toon. Dit veroorzaakt wat mij betreft een interessant spanningsveld en geeft meer diepte en inhoud aan de vraag van het begin. Ergens in de tekst werd gezegd (en helaas moet ik dit uit herinnering citeren, dus het zal niet precies zijn): “How do I tell this story to a western audience? If I tell it right, they will give us weapons. Strong weapons.”
Hieruit blijkt de enorme noodzaak van de vertelling. Dat als het verhaal maar goed genoeg, heftig genoeg, invoelend genoeg wordt overgebracht op het publiek, we niet anders kunnen dan hulp bieden, steun bieden en vechten tegen het grootschalige Russische oorlogsgeweld. Voor mij maakt de vrijheid van het begin (of de vorm zoals jij het beschrijft) dergelijke heftige teksten juist toegankelijker. De opdracht van het begin geeft me namelijk ook de vrijheid om aan de tekst en de inhoud daarvan te ontsnappen als publiek. Dit biedt een zekere afstand om te kunnen luisteren en ook actief te blijven in de opdracht om je verhouding tot Bukina als performer te onderzoeken.
Wederom: dit is hoe ik het ervaren heb. Ik weet niet wat de bedoeling van Bukina is. Dat is iets om aan haar te vragen. Dat lijkt me overigens een erg interessant gesprek dat zeker gevoerd moet worden.