Vallen kan op allerlei manieren: de vrije val van een parachutist, de neergang van iemand die emotioneel gebroken is, de smak na een duw, de val waarbij een ander je zorgzaam opvangt. Misiconi, het mixed-abled gezelschap, dansers met en zonder beperking, toont in Falling dat de val een mooie, natuurlijke beweging kan zijn, hoopvol ook. (meer…)
Guilherme Miotto danst weer. De Nederlands/Braziliaanse choreograaf die in het verleden danste bij Emio Greco, Krisztina de Châtel en punkdansgezelschap T.r.a.s.h. stond ruim elf jaar lang niet als performer op de vloer, maar maakte in die periode bij zijn gezelschap Corpo Máquina Society goed ontvangen dansvoorstellingen met breakdancers, een paaldanseres, een wereldkampioen straatvoetbal en kinderen uit achterstandswijken.
In zijn nieuwe voorstelling Mondo Perfetto staat hij zelf in de spotlights. Het oogt deze keer alsof hij niet zelf over zijn bewegingen en ritme beslist, maar dat een marimbaspeler die composities van Bach speelt, hem aan touwtjes heeft. De voorstelling is te zien in een kerk, in dit geval de Sint-Catharinakerk in Den Bosch, met het altaar op de achtergrond.
Dat is een bewuste keuze, maar het lijkt ook een risico, want er is veel te zien dat kan afleiden: niet alleen dat altaar, maar ook het tabernakel, de biechtstoel, het orgel en vooral de immense ruimte. De twee performers –Guilherme Miotto danst met de veel jongere danseres Julia Nielsen – weten dat te tackelen: ze trekken alle ogen naar zich toe.
Dat geldt ook voor marimbaspeler Pedro Paixão. Als het publiek de kerk binnenkomt zijn de dansers, twee generaties, al aan het bewegen. Paixão zit op een traptree bij het altaar met zijn vier mallets (slagwerkstokken met witte bolletjes) losjes in de hand. Even lijkt het dat er een vuurspuwer in de productie zit (mallets doen denken aan fakkels), maar die gedachte verdwijnt als sneeuw voor de zon als Pedro Paixão achter zijn marimba gaat staan.
Zo prominent voor het kerkaltaar, als een hogepriester achter zijn eigen ‘altaar’, lijkt het een ritueel. Fascinerend is dat de hangende klankbuizen van het instrument spiegelen met de staande orgelpijpen op de achtergrond.
Kromme armen, hoge schouders
Miotto en Nielsen bewegen rechts naast de vloer en schuiven voetje voor voetje naar het midden. De bewegingen zijn klein, verkrampt, met gebogen knieën, kromme armen, hoge schouders, ze schudden met het lijf, de blik is in de verte gericht. Het oogt ongemakkelijk, alsof de twee geen grip hebben op de vele bewegingen die ze maken. Het lijkt alsof de gebaren, de houdingen, het tempo en ritme worden bepaald door de dominantie van de marimba. Grootse gebaren en verfijning zijn er niet, het is vooral schokkerig, een storm aan onverwachte impulsen uit het lijf. Er is veel improvisatie, elke voorstelling zal anders zijn.
Het is handig om te weten dat Guilherme Miotto als choreograaf werkt met zijn eigen methode: instinctive performance, waarbij hij ervan uitgaat dat het lichaam in beweging wordt gezet door fysieke herinneringen aan eerdere ervaringen. Deze keer is het de marimba, de muziek en de trillingen van het instrument, die het lichaam losschudt en activeert.
De dansers bewegen individueel. Lange tijd zijn het twee solo’s die tegelijkertijd, pal naast elkaar worden uitgevoerd. Soms schuren de bewegingen aan elkaar, zeker als de tijd vordert. Beiden doen dan de handen achter het hoofd en tillen een been op. Het is inspannend, zo bewijzen de zweetdruppels op het hoofd van Miotto. De perfecte wereld is het zeker nog niet.
Langzaam worden de bewegingen soepeler, minder hoekig, al is het plots intens schudden met het hoofd tamelijk dwingend en afwijkend. De muziek is dominant en blijft dat, maar er ontstaat overgave. De bewegingen van de dansers groeien mondjesmaat naar elkaar toe. Ook ontstaat er intenser contact tussen de performers. In het begin is dat aftastend, gaandeweg hechter en oprechter. Het is opmerkelijk dat muziek zo richtinggevend is in een dansvoorstelling, vaak geeft de muziek juist tegenwicht aan de dans, schuurt het of biedt het een andere kleur.
Bach op percussie
Het ritme van de muziek, de beleving, de bewegingen van de dansers, ze smelten samen. Zo ontstaat een steeds fijnere cadans die ook op de tribune voelbaar is. Paixão krijgt alle kans om te laten horen wat hij in zijn mars heeft. Hij speelt drie stukken, oorspronkelijk gemaakt voor cello. Bach op een percussie-instrument: het klinkt fantastisch en het is overtuigend gespeeld.
De muziek verspreidt zich door de kerk en door de trillingen van de marimba is die ook voelbaar. En dan blijkt dat Bach gewoon ook dansbaar is. Ingetogen, maar soms ook met een feestelijke sfeer. De dansers schudden dan hun introvertie af en bewegen uitbundig en uitgelaten. De voeten komen van de vloer. Voor die tijd schuifelden de dansers vooral, naast elkaar, om elkaar, af en toe steunend op hun tenen. Maar bij een blije Bach-passage gaan zelfs de handen hoog de lucht in.
Waar dansers, muziek en de ruimte elkaar vinden, zo wordt ook de toeschouwer steeds meer onderdeel van een bedwelmende ervaring. Je hoeft je alleen maar over te geven.
Foto’s: Karin Jonkers