De jaren negentig zijn al weer dertig jaar geleden – lang genoeg om menig veertigplusser nostalgisch te stemmen. Cabaretier Riza Tisserand (51) zet er vol op in. In 90’s kids overhoort hij zijn publiek over de begindagen van het internet, flippo’s, de videotheek, de Tamagotchi en al die andere tekenende fenomenen die inmiddels uit het straatbeeld zijn verdwenen. Dat is in het beste geval een feest van herkenning, in het slechtste een lange herhaling van zetten.

Tisserand geeft het aan de start van zijn programma direct toe: hij bedacht de titel 90’s kids in een opwelling, toen het impresariaat twee jaar geleden vroeg naar een titel. Toen hij er werkelijk over na moest denken wat voor programma dat dan worden zou, kwam hij tot de conclusie dat die periode voor hem één groot gat was. Dat klinkt aannemelijk, want op basis van zijn eerste programma Bekeerling (2018), kun je je afvragen hoeveel van dat decennium hij daadwerkelijk in Nederland doorbracht. In 2001 bekeerde hij zich na een langere periode in Zuid-Afrika tot de islam.

Desalniettemin gaat hij de uitdaging moedig aan om in zijn programma stil te staan bij de jaren negentig. Tisserand staat – in toepasselijk trainingspak – stevig op het podium, vuurt zelfverzekerd zijn verhalen af op het publiek en heeft zichzelf een soepel vertelstijltje aangemeten. Een smakelijke herinnering zet hij kracht bij met een triomfantelijk ‘heuh?!’ die de mensen aanspoort enthousiast mee te knikken en een nieuwe wending krijgt een aanloopje door een zin een paar keer te herhalen voor hij hem helemaal afmaakt.

Zijn openingsverhaal, waarin hij memoreert hoe croissantjes toen nog alleen bij de bakker te koop waren, zit goed in elkaar. Vloeiend verbindt hij een persoonlijk croissantjesritueel met onwenselijke nieuwe ontwikkelingen: hoe er tegenwoordig in elke supermarkt een graaibak vol slappe croissantjes is, die je afrekent aan zelfscankassa’s met touchscreens, terwijl de statiegeldzwerver jou nét voor is geweest en dus alles heeft aangeraakt met de gorigheid van de afvalbak nog onder zijn lange nagels. Later hoor je de uitstekende vondst ‘hospice tv’ in een tirade over Ron Boszhard, van wiens afschuwelijke televisieprogramma’s hij vrede zou kunnen krijgen met de onafwendbaarheid van de dood.

Die persoonlijke band ontbreekt in talrijke minder persoonlijke oprakelsessies. Dan laat hij het publiek raden wat er komt: ‘welke twee videotheken waren er? Videoland en…?’ of ‘Goed. Speelgoed, welk speelgoed hadden we in de jaren negentig? Zeg het maar!’ om dan alle wetenswaardigheidjes rond het toen populaire speelgoed door te lopen alsof we een Wikipediapagina hebben aangeklikt. Zegt het publiek iets anders (‘knikkers’), dan verandert hij in een soort leraar: ‘nee, nee, nee, dat waren de jaren ’60, denk nog even verder’ en zo verschuift de avond al snel van een cabaretvoorstelling naar een nostalgiecollege, waarin het publiek zich vrolijk inspant om het juiste antwoord te raden.

Met de brede selectie fenomenen betrekt hij publiek jonger én ouder dan hij, maar lijkt hij een beetje uit de bocht gevlogen. Door het systematisch afwerken van de tijdsgeest sluipt eentonige herhaling in de voorstelling, waardoor een spanningsboog ontbreekt. Wie zich moet voorbereiden op een competitieve pubquiz over de jaren negentig, kan zich door Tisserand echter dankbaar laten overhoren.

Foto: Jaap Reedijk