We zien vier vrouwen die aan de camera vertellen hoe angsten en onzekerheden altijd aanwezig zijn. Ze staan op het randje van de afgrond, van zichzelf verliezen in hun eigen gedachten en hieraan onderdoor gaan. Zo start de film Mother Melancholia. Het is één van de films in de categorie Shorts XL van Cinedans Fest, dat deze week internationale dansfilms presenteert.
(meer…)
Terwijl het bijna vriest in Tilburg, proosten een paar jongens op het Piusplein. Ze dragen alleen een T-shirt, maar hebben het niet koud. In Museum de Pont is de voorstelling net afgelopen. Publiek stroomt naar buiten, zo het Piusplein op, na-gniffelend van het stuk dat Gijs Scholten van Aschat schreef. In een paar passen is het publiek bij Villa Royal, waar Marc-Marie Huijbregts en Dick van den Toorn, met de jonge Luna Strang, een toneelstuk van Arne Sierens opvoeren. Voor wie niet dagelijks door Tilburg slentert: de afstand tussen het museum en de villa is ruim een kilometer. Maar vanavond is Tilburg gekrompen. Bij 9 zeer korte toneelstukken van Het Zuidelijk Toneel (HZT) past de hele stad in Theaters Tilburg en kunnen bezoekers in één avond de ganse stad doorkruisen. Zonder jas en zonder kippenvel. Of dat moet al door de voorstellingen komen.
Dit theaterproject is een vervolg op 8 zeer korte toneelstukken, dat gepresenteerd werd bij de Cultuurnacht Tilburg in 2013. Dit keer vroeg Matthijs Rümke, artistiek directeur van HZT, schrijvers om zich twee dagen onder te dompelen in Tilburg, speciale locaties te bezoeken en daarover toneelteksten te schrijven. Tilburg is namelijk ‘de gewoonste stad van Nederland’, en dus een ‘stad die model staat voor heel Nederland’, aldus Rümke. Hij nodigde een diverse poule aan schrijvers uit: naast Van Aschat en Sierens vroeg hij ook Koos Terpstra (bezocht het Ronde Tafelhuis), Bodil de la Parra (de Rotaryclub), Jan Veldman (het ziekenhuis), Anton Dautzenberg (Zusters van Liefde), Daan Windhorst (gemeente Tilburg), Marcel Osterop (een ‘coladisco’) en Nhung Dam (de politie).
Alle performances duren zo’n tien minuten, behalve Sierens’ stuk dat twintig minuten de tijd krijgt. De voorstellingen zijn verspreid over uiteenlopende locaties in de schouwburg. Acteurs spelen soms gewoon op het toneel, zoals bij het stuk van Veldman, maar soms ook in een bar of kantoor. Productioneel is het theaterproject schitterend uitgevoerd. Bij binnenkomst krijgen bezoekers een plattegrond die de stad Tilburg verbeeldt, maar tegelijkertijd de routes in de schouwburg uittekent. Heuse straatnaambordjes leiden bezoekers van de ene voorstellingslocatie naar de andere. De performances staan bovendien elke tien of twintig minuten opnieuw gepland, waardoor de wachttijd kort is.
Hoewel Rümke alle voorstellingen heeft geregisseerd, lopen de stukken sterk uiteen. Op komedieterrein zijn de voorstellingen van De la Parra en Windhorst erg sterk, met respectievelijk een hilarische Margôt Ros als invallend Rotary-voorzitter en Lucas de Man als drukbezet wethouder in een kantoorkomedie. Ook Van Aschat schreef een komische scène. Bij hem strandt een huwelijk tijdens een museumbezoek. Naast goede rollen van Guy Clemens en An Hackselmans kent dit stuk ook een mooie, grappige tekst. Als zij verliefd zegt te zijn op een ander, antwoordt hij: maar dat kan niet, ‘we hebben net het trappenhuis gestuukt!’
Weer heel anders is het stuk van Osterop. Met koptelefoons op neemt het publiek plaats op bierkratjes. De stemmen van acteurs Kirsten Mulder en Erik Whien klinken door de koptelefoons, op het toneel praten ze niet. Langzaam wordt het verhaal van twee geliefden uitgewerkt, terwijl dansbeats beuken en het licht flitst. Onhandig dansen ze naar elkaar toe, terwijl flarden van gesprekken uit de toekomst (of juist uit hun verleden?) hoorbaar en zichtbaar worden. Via de koptelefoons en in de losse woorden die over de achterwand schieten. Heel poëtisch.
Dautzenberg schreef het meest abstracte stuk van de avond. Twee oude dames zitten aan een tafel: één typt naarstig op een laptop, de andere kreunt en steunt en wordt uiteindelijk afgevoerd. Dan begint een jongen, tussen de toeschouwers, te zingen. De combinatie van het beeld en de tekst is wat complex voor een scène van tien minuten. Ook de monoloog die Dam schreef, is minder geslaagd. Een agente (Heike Wisse) vertelt over haar perceptie van het Tilburgse uitgaansleven, maar de voorstelling blijft vlak en lijkt soms meer op een spreekbeurt dan op een podiumperformance.
Maar dan de performance in de kelder van het theater! Daar is een intieme slaapkamer gebouwd voor het stuk dat Terpstra schreef. Mandela Wee Wee speelt een vader die zijn zoontje (Mitchell Abionie) instopt. Eerst is de zoon nog klaarwakker. Hij steekt ongedurig een been onder de dekens vandaan en legt zijn hand tegen de voetbalposter boven zijn bed. Dan zingt vader een paar oudhollandse liedjes en valt hij eindelijk in slaap. Terpstra houdt het ogenschijnlijk simpel, en precies dat maakt deze scène zo mooi. Het fijne spel van Wee Wee, de mooie wisselwerking met zoon Abionie, de intimiteit en tegelijk de wereld die schuilgaat achter dit kleine fragment. Alleen al deze tien minuten maken 9 zeer korte toneelstukken een theaterproject dat slaagt, met verve.
(Ery Boom (l) en Chris Nietvelt, foto: Phile Deprez)