De diverse choreografieën in ‘Dance Date’ op het Holland Dance Festival blijven dicht bij de leefwereld van de amateurdansers ***
Vaak is een kwartier of twintig minuten een mooie lengte voor een dansvoorstelling. Je vult er alleen geen avond mee. Het programma 4×4, the Fellowship of the Dance heeft dat slim opgelost. Een deskundige stadsgids neemt je door het centrum van Den Haag mee naar vier uiteenlopende korte voorstellingen, langs plaatsen waarover iets te vertellen is. Als ook de dans dan nog interessant is, heb je een mooie middag.
4×4, the Fellowship of the Dance begint bij ICX (The Hague International Center of Civic Hacks), waar wizkids maatschappelijke en culturele kwesties proberen te tackelen. Daar combineert Karel van Laere film met performance. In de film Largo zie je hoe hij, roerloos liggend, op een havenstrand aan land wordt gesleept. Steeds in diezelfde houding passeert hij een wachthokje, een aankomende veerpont, een tram, en gaat hij in zijn onverstoorbaar langzame tempo door een winkelstraat, een koeienstal en een weiland. Tussendoor komt hij live voorbij. De aandacht verschuift al snel van de man naar zijn omgeving en de toeschouwers van zijn horizontale tocht. Intrigerend en ingenieus.
De bewegingloosheid en het trage, maar gestage tempo komt ook terug in twee andere films van Van Laere. Voor Paralysis bereidde hij zich voor op interviews met verlamde jonge mannen door zich vierentwintig uur lang op een tafel te laten fixeren. Op de schuin boven elkaar gemonteerde videoschermen van Slow Rise zie je mensen in al hun verschijningsvormen langskomen op een lange roltrap in Taipei, Taiwan.
Via het huis van Spinoza en een kloostertuin komt het publiek in de Barthkapel bij Blood, waarin choreograaf Shailesh Bahoran de bewegingen van Eddy en Ramos Vidal uit Angola verrassend combineert met Indiase muziek. Door de burgeroorlog is hun familie uit elkaar gevallen. De broers zijn in onze streken terechtgekomen en dansen voor het eerst samen.
Vanaf het balkon zingt Raj Mohan de voorstelling open. Later strooit hij met de tanpura lang doorklinkende boventonen door de stadskloosterkapel en tikt hij ritmes op de tabla. De broers zijn competitief en acrobatisch, maar bovenal enorm vertrouwd. In de balansen kunnen ze volledig van elkaar op aan. De rollen van ondersteuner en ondersteunde wisselen steeds.
De hiphop is niet stilletjes voorbijgegaan aan de broers. Hun explosieve uitbarstingen en ruige esthetiek contrasteren mooi met het serene en sonore gezang van Mohan. Indiase muziek in een katholieke kapel, dans uit de zwarte straatcultuur en de westerse moderne traditie, het is een prachtig samenspel, dat laat zien hoe culturen elkaar kunnen ontmoeten.
In de imposante Lutherse kerk gaat Rutkay Özpinar in Recognition of the Species op zoek naar de wederhelft die je uit al die miljoenen mensen totaal herkent. Hij begint zijn solo boven bij het orgel, met alleen een vleeskleurig broekje aan, daalt af en gaat vorsend zijn toeschouwers langs. Een hartslag is de beat van de voorstelling. Ook hij haalt inspiratie uit de hiphop, met snelle spins, maar de stijl van bewegen is heel anders dan die van de broers Vidal. Zijn bewegingen zijn vloeiend en zeer verzorgd, zoals je kunt verwachten van een academisch geschoolde danser.
In zijn speurtocht doet hij soms denken aan zoekende insecten, of aan onderzeese anemonen die hun tentakeltjes uitstrekken om iets van hun gading te vinden. De sfeer van het stuk heeft wat lijdends; Özpinar lijkt soms een Sint Sebastiaan met keuzestress. Als een hagedis klimt hij over de stoelen naar buiten.
In het laatste stuk van de middag, The Future Devouring the Past, speelt techniek van Dimitri Nieuwenhuizen/LUSTlab een belangrijke rol. Met Marijke Cobbenhagen tekent hij voor het concept en de regie van de voorstelling. De kolommen van Paviljoen Baruch zetten zich voort in de geprojecteerde ruimtes op de muren aan de uitersten van de L-vormige ruimte, waarin de toeschouwers in een lange schuine lijn op krukjes zitten. De choreografie van Lukáš Timulak heeft het soms lastig in de concurrentie met ruimte, beeld en het beperkte licht.
De muziek begint met een lieflijke piano, waar steeds meer metalige industriële klappen doorheen klinken. Davidson Jaconello, Ema Yuasa beginnen aan weerszijden van een kolom, cirkelen langzaam van elkaar weg, ontvluchten het contact en zoeken elkaar dan weer op, om uiteindelijk zelfbewuster achter te blijven. De voorstelling gaat van duisternis naar licht. Net zoals de toeschouwer. Die loopt met zijn gevarieerde ervaringen buiten het Chinese nieuwjaar in.
Foto Recognition of the Species – Rutkay Özpinar: Maurice Haak