In het schemerduister flitst een camera, en nog een keer, snel en gejaagd. We horen het toestel klikken. Dan zien we een man op de grond liggen. Gewond? Dood? Twee dansers komen op en tillen hem vol eerbied van de grond. Zijn lichaam blijkt van schuimrubber, maar de dansers brengen hem tot leven. Nadrukkelijk is de pop oud, met uitgezakt lichaam, bril, rode vlekken op de huid. Hij heeft een ouderwetse camera in de hand. (meer…)
Knuffelen met vreemden, zonder dat je denkt: iiiieeeewww. The100Hands krijgt het voor elkaar. In het sobere en directe spel met afstand en nabijheid dat ze spelen in 25 Feet, weten performers Jasper Džuki Jelen en Jade van den Hout hun publiek op allerlei manieren actief te krijgen. Met een beetje geluk kom je geschrokken en getroost en met nog een beetje zweet op je gezicht ook weer naar buiten.
Jasper Džuki Jelen en zijn vaste kompaan Mojra Vogelnik-Škerlj zochten uit hoeveel afstand tussen mensen gewenst is in verschillende situaties. Tijdens Festival Cement komen ze het laten zien in de Pleitzaal van de Muzerije. Van intiem via persoonlijk en sociaal tot publiek; iedere situatie verlangt weer iets anders van de manier waarop we ons in het dagelijks leven tot elkaar verhouden. Een theaterpubliek zit doorgaans naast elkaar met de blik naar de performer gericht, maar hier wordt meteen gemorreld aan die conventie. Of je even een stekkertje wilt aansluiten. De open en haast bescheiden houding van de twee performers maakt dat de groep het gemakkelijk accepteert dat we op een kleine vijftig centimeter afstand in twee rijen schouder aan schouder tegenover elkaar worden geplaatst. Het veroorzaakt wat gegiechel her en der, maar daar hebben ze wel begrip voor, ze giechelen even mee en laten het dan rusten. Onze weerstand vormt geen hobbel.
De overgang tussen groepsleiderschap, spel en dans is heel fluïde. Aanvankelijk zijn de twee vooral dat eerste en doet de setting me denken aan een teambuildingssessie. Via een aantal speelse stellingen wordt ons gevraagd positie te kiezen. Maar gaandeweg komt het spelende element meer naar voren. De toon wordt donkerder. De zaal wordt ook donkerder. Alleen bij het licht van een paar mobiele telefoons worden de posities die we eerder bij de stellingen innamen subtiel op de proef gesteld. Totdat het niet meer zo subtiel is – of toch wel? Wordt er echt een appèl gedaan op onze beschermende instincten, of zijn we als groep bespeeld en trappen we erin? En als we erin zijn getrapt, waarom voelt die slotscène, een sterke evenwichtsact en een krachtig dansduet op vijftig vierkante centimeter, dan toch als zo’n welkome troost?
Wat gebeurt er met je als kijker wanneer de performers echt een beroep doen op je fysieke aanwezigheid? Wanneer kijken alleen echt niet volstaat? Wanneer de intiemste ruimte met geweld wordt ingenomen? De aanpak van The100Hands laat niet alleen zien hoe verschillend wij mensen zijn. Wie stapt in de ring, wie handelt? Wie blijft kijken zonder in te grijpen? Wie trekt zich terug en neemt plaats in het donker, tegen de muur, op een veilige afstand van het geworstel op de vloer?
De voorstelling toont ook aan hoezeer het handelen in een groep altijd iets van ‘performance’ in zich heeft. De intieme ruimte is niet voor iedereen, en dus is wat je daarbinnen bij elkaar kunt aanrichten risicovoller dan wat er in de publieke ruimte gebeurt. Op die grotere afstand kun je gemakkelijker een spel spelen. Er zijn meer regels en meer conventies voor de omgang met elkaar en gek genoeg geven die meer vrijheid om je te verstoppen.
Omdat het een voorstelling is lopen de lijnen hier vaak dwars door elkaar. Want het is binnen de kaders van een voorstelling natuurlijk toch ook afhankelijk van de mate waarin je gelooft dat het werkelijkheid is en geen fictie waar je bij betrokken raakt. Maar The100Hands appelleert op genoeg verschillende niveaus aan onze impulsen. Uiteindelijk zijn er zoveel momenten waarop je de keuze wordt geboden om wel of niet te handelen, dat je niet onbewogen blijft.
Foto: William van der Voort