De culturele sector heeft 477 miljoen euro per jaar extra nodig. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in een brief aan informateur Tjeenk Willink. De Raad berekende het bedrag op basis van een analyse en doorrekening van adviezen uit de afgelopen kabinetsperiode. ‘Een sterke culturele sector heeft een belangrijke economische en maatschappelijke aanjaagfunctie.’ (meer…)
Staatssecretaris voor cultuur Halbe Zijlstra heeft de Raad voor Cultuur in een brief van 15 januari om advies gevraagd ten behoeve van de culturele basisinfrastructuur 2013-2016. De Raad heeft 119 aanvragen gekregen waarover hij voor 22 mei een advies moet uitbrengen. Over de beleidsplannen van de fondsen hoeft de Raad geen individueel advies uit te brengen.
De staatssecretaris vraagt de Raad bij zijn beoordeling alle criteria te betrekken die van toepassing zijn. ‘In aanvulling op artistieke kwaliteit – die het vertrekpunt is en blijft – zijn dit: publiek, ondernemerschap, participatie en educatie, Rijkscollectie of aanbod van (inter)nationale betekenis en focus op kernpunten.’
Was er bij de vorige ronde nog een aanvraag van 171 instellingen bij een budget van 380 miljoen euro, met de bezuinigingen resteert daarvan 309 miljoen euro waarvoor z’n negentig instellingen zich hebben gemeld.
Als er meer instellingen een aanvraag hebben ingediend dan er plaatsen beschikbaar zijn, vraagt de staatssecretaris duidelijk te maken hoe de Raad de criteria onderling heeft gewogen om tot zijn advies te komen. Ook als er slechts één aanvraag is voor één plek dient de Raad aan te geven in hoeverre de invulling van de verschillende criteria toereikend is. Ook in dat geval moeten alle criteria worden nagelopen. In alle gevallen geldt als maximum het plafondbedrag uit de ministeriële regeling.
In de nieuwe basisinfrastructuur legt de staatssecretaris de nadruk op grootschalig aanbod. ‘Hiermee onderscheidt de basisinfrastructuur zich van het aanbod van het Fonds Podiumkunsten. Dat financiert middelgroot en kleinschalig aanbod. Ik vraag u in overleg te treden met het fonds, zodat het aanbod in de basisinfrastructuur zich goed verhoudt tot wat het fonds gaat financieren.’
Voor het algemeen theater zijn negen aanvragen ingediend: zeven voor een groot gezelschap, één voor een middelgroot gezelschap (Toneelgroep Maastricht) en een voor een gezelschap in de Friese Taal (Tryater). Voor de aanvulling internationale statuur is door Toneelgroep Amsterdam een aanvraag ingediend. Aangezien er slechts vier plekken zijn ingeruimd voor een groot gezelschap vraagt de staatssecretaris de Raad om duidelijk aan te geven welke vier aanvragen het meest in aanmerking komen.
Voor het jeugdtheater zijn tien aanvragen ingediend voor acht plaatsten in de Basisinfrastructuur. Omdat uit onderzoek is gebleken dat veel gezelschappen zich richten op het aanbod voor acht tot twaalfjarigen, vraagt de staatssecretaris de Raad rekening te houden met een evenwichtige spreiding van het aanbod over de verschillende leeftijdscategorieën. Theatergroep Kwatta, Het Laagland, Theater De Citadel, Jeugdtheater Sonnevanck, Het Filiaal,, Oorkaan en Artemis hebben elk een half miljoen euro aangevraagd. De Toneelmakerij heeft 1 miljoen aangevraagd, Theatergroep Max 861.000 en het Nationale Toneel een half miljoen omdat het fuseert met jeugdtheatergezelschap Stella Den Haag. Er is in de structuur van de staatssecretaris acht maal 500.000 euro beschikbaar.
Bij de dans zijn acht aanvragen ingediend, waarvan een voor ballet, een voor moderne dans, een voor dans overig inclusief jeugddans en vijf voor dans op een vierde plek in het land.
Bij de opera zijn vier aanvragen ingediend voor drie plaatsen in de Basisinfrastructuur. In de regio Oost heeft de Nationale Reisopera concurrentie gekregen van het nieuwe initiatief Opera Aurora.
Voor bovensectorale ondersteuning van internationaal cultuurbeleid heeft één instelling een aanvraag ingediend. Het gaat om een fusieaanvraag van SICA samen met Media-desk en Transartists.
Na het uitbrengen van het advies zal de staatssecretaris nagaan of het zorgvuldig tot stand is gekomen, binnen het financieel kader blijft en deugdelijk is gemotiveerd, zodat het een solide basis biedt voor de uiteindelijke beslissing. Aanvragers krijgen de gelegenheid op het advies te reageren. Vervolgens voert de staatssecretaris overleg met de convenantpartners: de drie grote steden en de regio’s Noord, Oost, Zuid, West en Midden. Uiteindelijk worden op Prinsjesdag 2012 de subsidiebesluiten 2013-2016 bekendgemaakt.