Aan de steile oever van een waterpartij in het Amsterdamse Bos komen vier dansers bijeen: ze klampen zich aan elkaar vast, soms twee aan twee, soms alle vier tegelijk, ze glijden vloeiend langs elkaar alsof ze één lichaam zijn, dan valt het kwartet uiteen. Telkens lijkt het of een danseres in rode jurk solist is. Ze glipt weg, keert terug, klauwt zich een weg over de grond. Choreograaf Niek Wagenaar met zijn gezelschap Nymphs brengt After All in ‘Route Rood’ van het Boslab, het laboratorium voor enerverende, spannende en ongewone voorstellingen van nieuwe theatermakers rondom het Bostheater.

After All van Niek Wagenaar. Foto Sjoerd Derine

Bezwerende muziek van componist Brant Peije Teunis klinkt tijdens After All: dreigend, als storm in de bomen. Soms met felle uithalen, dan lispelend als voorjaarsklanken. After All was dit jaar eerder te zien tijdens Karavaan in Alkmaar in een groothandel in elektrotechnische waren, nu is de entourage die van een bos waar nadrukkelijk een storm overheen raasde. Bomen liggen ontworteld.

Het is een wereld van na een ramp, na een apocalyptische gebeurtenis. De dansers vertellen het verhaal van elkaar vinden in een ontwrichte wereld. In het bewegingspatroon keren telkens dezelfde motieven terug: omarmen en loslaten, langs elkaar heen glijden in prachtig vloeiende lijnen. Als één van het viertal (Wagenaar zelf) wegglijdt in het donkere water, staat de vrouw in rode jurk met verdriet aan de kant, totdat ook zij het water kiest. Ze zoekt de nabijheid van de ander.

Donkere aarde, zwart water en dicht groen vormen de entourage waarin deze vertellende dans zich afspeelt. Maar vooral is After All een ode aan de schoonheid van de dans: op intrigerende en troostrijke wijze vervloeien de individuele dansers telkens met de groepschoreografie, waarmee het thema van elkaar vinden in een verloren wereld subtiele accenten krijgt. Zelfs het water fungeert als podium, dat is knap, ook daarin ‘dansen’ de dansers.

Baasjes van Lara Van Hoof. Foto Sjoerd Derine

Het contrast met de tweede voorstelling kan niet groter zijn: Baasjes van regisseur Lara van Hoof speelt zich af op een groot, strak gemaaid speelveld. Drie hondenbezitters laten hun viervoeters uit. Helemaal in de verte roept Nanette Edens haar hond, die natuurlijk niet te voorschijn komt. Vervolgens sleept de ontembare hond van Mirthe Labree haar baasje over het veld heen en tot slot zien we Maarten Heijnens – gekleed in nuffig knalgeel – die met vervreemdende, macho-kokette bewegingen zijn hond uitlaat. Slim gedaan van de regie is om geen honden in te zetten, de acteurs doen alsof ze een dier aan de lijn hebben. Dat levert hilarische scènes op.

De tekst van Femke Arnouts zit vol onaffe zinnen, overtollige woorden, herhalingen zoals mensen praten die elkaar eigenlijk niets te zeggen hebben. Heet de hond bij de een ‘weemoedig’, de ander vult aan dat ‘die een rugzakje heeft’ waarna de derde memoreert ‘dat er een waas van droefheid over het snuitje ligt’. Alles is redundant in dit taalgebruik tussen hondenbezitters, dat heeft de auteur scherp gezien.

Aanvankelijk lijkt Baasjes realisme na te streven, maar doordat de eigenaars een soort mimespel opvoeren krijgt de voorstelling een knappe abstractie. Als Labree op aanraden van Edens, die zich opwerpt als de hondenfluisteraar bij uitstek, haar hond loslaat weet je als toeschouwer op voorhand dat het slecht gaat aflopen.

Klotewerk van Konstantinos Vasilakopoulos. Foto Sjoerd Derine

Onder leiding van de gids met gekleurde paraplu – in ons geval rood met lampje eraan – gaat het verder door het bos waar het intussen donker is geworden. Aan de rand van De Poel staat een hotdogkraam, bediend door een Brabants sprekende vrouw die in een verrukkelijke mix van welbewust grof taalgebruik en dan weer verfijnde woordkeuze haar klandizie te woord staat. Wendell Jaspers soleert meer dan briljant in de tekst van de Griekse regisseur Konstantinos Vasilakopoulos. In haar kraam bereidt ze ‘vieze vette vegaburgers’ dan wel ‘echte vlees hotdogs’, dit alles rijkelijk besprenkeld met rode dan wel gele saus. Of liefst beide. Assertief is ze, aldoor opgeruimd van karakter in haar brandschone, mobiele kraam.

Klotewerk heet de monoloog, rauw van taal, realistisch van speelstijl. Of de titel de inhoud geheel dekt, vraag ik me af; zeker, het werk is klote maar Jaspers acteert haar rol tegelijk met enorme empathie. Ze houdt een geweldig loflied op het fenomeen honger en hoe honger mensen verandert. Ze gaat zelfs tekeer (brutaal en gewaagd anti-woke) tegen de actievoerders van Extinction Rebellion die juist géén vegaburgers bestellen maar vleesburgers en hun servetten naast de afvalbak gooien, want die mevrouw ruimt dat wel op.

Dan danst ze met een man uit het publiek omdat ze verlangt naar iets moois, iets hogers in haar leven. Ze transformeert zelfs in een surrealistische scène tot een varken dat toch het oerbeest is van het voedsel dat zij serveert, al heet dat een hotdog.  Zelfs erkent ze uit haar rol te vallen als ze gehoor geeft aan haar verlangen tot die dans met een toeschouwer. Het is razend knap hoe Jaspers speelt met de vierde wand, die ze telkens doorbreekt en dan weer ijzig cool optrekt, zodat je elk moment geboeid bent door tekst en spel.

De opbouw van Boslab Route Rood van dans over het einde van de wereld via hondenbezitters en hun diergevoelens naar de superieure hotdog-solo van Jaspers is ijzersterk en vooral verrijkend: als toeschouwer ga je nadenken wat die ogenschijnlijk zelfstandige uitvoeringen met elkaar gemeen hebben.

Foto boven: Sjoerd Derine – After All van Nymphs