Coronamaatregelen en zeecontainervoorstellingen; het lijkt op het eerste gezicht niet de beste combi. Want hoe hou je het virus op afstand in een zeer kleine, afgesloten ruimte waar hooguit een op zolder opgeduikelde tafelventilator voor enige luchtverversing zorgt? (meer…)
In elf zeecontainers verspreid over het festivalhart van Over het IJ, dat gisterenavond is begonnen, presenteren jonge makers kort nieuw werk. Het levert zoals elk jaar een grote veelzijdigheid aan voorstellingen op – dit jaar varieert het van duister ervaringstheater, sprookjesachtig objecttheater tot vrolijk vechttheater. Wat opvalt: qua vorm zijn alle voorstellingen zeer uitgesproken, maar inhoudelijk is het vaak nog erg pril.
Bijvoorbeeld de fascinerende solo De vrouw van nummer 376D, van regisseur Sanne Smits en actrice Lindsay Zwaan (die beiden volgend jaar aan respectievelijk de Regieopleiding en de Acteursopleiding van de Toneelschool Maastricht afstuderen). Achter een venster met jaloezieën zit Zwaan in een uitpuilend dikmaakpak. Vanachter haar raam observeert en bekritiseert ze de wereld daarbuiten. Dat levert een schrijnend en tegelijk komisch beeld op. Maar zo afgesloten als de leefwereld van dit personage, zo hermetisch is deze voorstelling in haar vorm. De vrouw sputtert zich door haar dag, reagerend op wat achter haar venster aan haar voorbijtrekt. De makers vinden daarin een mooie muzikaliteit – een ‘sfeer’ omschrijft het nog het beste – maar de voorstelling vindt geen focus en geen ontwikkeling. Daardoor blijft het concept schetsmatig.
Ook zo sferisch is de object- en poppentheatervoorstelling Held van Noufri Bachdim. Het concept – dat hij samen met Yentl van Stokkum ontwikkelde – vertelt het verhaal van een meisje (een pop, ontworpen door Pluck Venema, die samen met Katelijne Beukema in de voorstelling speelt) dat een rode cape voor haar verjaardag krijgt, en in haar dromen als superheld de wereld overvliegt. Met behendig poppenspel en live-camerawerk in een vernuftig houtjetouwtjedecor, wisselt het perspectief voortdurend en wordt de toeschouwer mee op reis genomen. De uitwerking van deze associatieve trip is soms erg vaag en moeilijk te duiden – maar het sentiment van kleine kinderen die grote daden willen verrichten (omdat volwassenen dat alsmaar weigeren te doen) wordt mooi invoelbaar gemaakt.
Totaal anders is het vrolijk zelfoverschreeuwende Face First In A Pool Of Elephant Shit, fysiek theater volgens een soort Jackass meets zeecontainer-formule, gemaakt door theatermaker Tessa van der Bijl. Niet ín de container, maar erachter zit het publiek in een kring. De container staat gekanteld, rechtop, een soort van duikplank steekt er bovenuit. Twee energieke, maar wat sullige ‘stagieares’ (Maurits Wondergem en Sam Bijl) heten ons welkom bij de spektakelshow rondom jumping Eddie (Eddie Kagie), een man op leeftijd die, als we zijn sidekicks mogen geloven, een onnavolgbare stuntlegende is. De voorstelling bestaat uit een hoop aanstekelijke meligheid waarin de jongens elkaar aftroeven met fysiek pijnlijke (of ronduit walgelijke) stunts, als opwarmertje voor de grote Eddie. Helaas verliest de voorstelling door overvloedige koddigheid halverwege haar vaart. Eddie blijkt een soort angry old man die (voornamelijk in algemeenheden) op de jeugd van tegenwoordig foetert en zo meandert de voorstelling keurig naar een voorspelbaar einde.
In de muzikale zelfverheerlijking We dachten aan jou… bejubelt Sheralynn Adriaansz haar eigen veelzijdigheid – waarbij ze voortdurend geïnterrumpeerd wordt door potentiële nieuwe opdrachtgevers. ‘Dit is mijn tijd/ Dit is een zonnige tijd/ want mensen zijn bezig met diversiteit/ mensen zijn bezig met inclusiviteit/’ Het is een vermakelijke parodie, in deze vorm nog wat vlak, maar hopelijk een aanzet tot een langere solo waarin Adriaansz voorbijgaat aan de humor. Het is namelijk duidelijk dat ze door zichzelf als succeskarikatuur in een voor haar perfecte wereld neer te zetten, met deze eigenzinnige solo kritiek levert op de tijdgeest. Adriaansz stond vorig jaar ook in het zeecontainerprogramma, met de indrukwekkende, meer sobere voorstelling Naar Kisondela. Het is lovenswaardig en zeer interessant dat ze nu zo’n totaal ander beeld van zichzelf laat zien. Ik geloof wel dat ze – de solo van vorig jaar nog in mijn achterhoofd – met deze voorstelling inhoudelijk nog wat stappen kan zetten.
Het danscollectief Chronos verrast met de beeldend-associatieve danswhodunnit Draw | Back | Ward, die door een omgekeerde chronologie een spannende boog maakt van chaos naar harmonie. Het publiek wordt in deze ruimte met indringend oogcontact mooi bij de performance betrokken. Nog meer gebeurt dat in de één-op-één ervaringstheatervoorstelling Don’t Cha Wish Your Girlfriend Was A God Like Me. Misschien wel het meest indringende project in de zeecontainerprogrammering komt van de achttienjarige Ika Schwander, die aankomend jaar Performance gaat studeren in Maastricht. Met steelse en dwingende blikken verleidt ze haar toeschouwer tot een bizar ritueel om toe te treden tot de oneindigheid. Maar er hangt een prijskaartje aan de eeuwigheid: je stem en je tranen – en Schwander, dan weer schuchter, dan weer met lichte dwang, dan weer onschuldig, ontfutselt ze allebei.
Je herkent de duistere beeldtaal en het doorbreken van gangbare theatercodes uit het werk van Alexandra Broeder, met wie Schwander in het verleden een project deed en die haar nu aan de organisatie heeft voorgedragen. Als je uiteindelijk licht verward de container verlaat en het felle daglicht weer instapt, voelt het toch een beetje alsof je je ziel hebt verkocht zonder dat je dat eigenlijk wilde. Bovendien kijken de overige festivalbezoekers je behoorlijk meewarig aan.
Even bijkomen.