Dinsdag 29 augustus is Karst Woudstra overleden. Woudstra was toneelschrijver, vertaler en regisseur. Hij was vijf jaar lang artistiek leider van het Publiekstheater, schreef en regisseerde in binnen- en buitenland en introduceerde het werk van Lars Norén in Nederland. Woudstra is 76 jaar geworden. (meer…)
Het was geen onverwacht bericht, maar daarom niet minder tragisch. Vandaag, vrijdag 22 april, liet de familie van Jan Rot op sociale media weten: ‘Vanmorgen heeft Jan vredig en vol liefde het leven verlaten. Hij heeft gekozen voor een stille crematie, zonder uitvaart.’
De dood kondigde zich bij Jan Rot in twee stappen, of eigenlijk in twee klappen aan. In de zomer van vorig jaar liet de zanger-liedschrijver op Facebook weten dat hij ongeneeslijk ziek was: ‘Ik word niet meer beter. Uitzaaiingen alom.’ Op zijn twitteraccount had hij eens geschreven: ‘Meer dan veertig jaar in de muziek en nooit een dag ziek geweest.’ Dat bericht heeft hij toen maar weggehaald.
Rot heeft altijd als levenshouding gehad dat je moet meesurfen op de golven van het leven. Daarom is hij na het ontvangen van het medische vonnis gewoon doorgegaan met zijn programma OK Boomer, waarin hij teruggaat naar de jaren ’60, want optreden zag hij als een medicijn tegen de pijn. Hij gaf nog vele interviews, deed verslag van de verloop van zijn ziekte in columns in het Algemeen Dagblad, men vervulde zijn wens om nog een keer mee te doen aan het telvisiespel De Slimste Mens (en weer kwam hij heel ver) en hij plande een groot afscheidsconcert in het Nieuwe Luxor in Rotterdam. Dat concert met vrienden moest worden uitgesteld in verband met de coronamaatregelen, net zoals de musical Mathilda, gebaseerd op het boek van Roald Dahl, waar Rot de vertaling voor had gemaakt.
Aan zijn afscheidstournee kwam begin april definitief een eind, toen hij hoorde dat zijn conditie opeens snel achteruit holde. Op 6 april schreef hij op Facebook: ‘Na een nieuwe scan is als een mokerslag aangekomen dat ik niet nog – zoals verwacht – een paar maanden, maar eerder een paar weken te leven heb. Ik dank iedereen voor alle warmte, steun en applaus de afgelopen decennia. Ik ben nog niet weg hier, maar zeg het alvast: het was een prachtig leven. Liefs, Jan.’
Jan Rot werd geboren op kerstnacht 1957 in Makassar, Indonesië. Zijn vader was arts en door de gereformeerde kerk uitgezonden naar Indonesië. Het kerstkindje vermaakte zich prima in Indonesië, tot hij tijdens een verlof in Nederland popmuziek leerde kennen. Terug in Indonesië kreeg de jonge Rot af en toe een pakket met singles en muziekblaadjes en nieuws over voetbalclub Ajax. Hij kwam in zijn eigen wereld terecht, maar op de verkeerde plaats, in Indonesië. Toen hij 12 was, keerde het gezin definitief terug naar Nederland, tot groot genoegen van moeder en zoon Jan.
Vijf jaar later maakte hij naar eigen zeggen mondiale popgeschiedenis. De familie Rot was in Londen. Jan kwam in een kroeg terecht, waar een bandje speelde. Een van de muzikanten, die zich voorstelde als John, vroeg een vuurtje. Jan zei dat hij ook John heette en als je zijn achternaam zou vertalen zou het John Rotten worden. Dat vond die Engelse gast helemaal te gek: ‘What a fucking great name, lad!’ Twee jaar later braken de Sex Pistols met zanger Johnny Rotten door. In 1977 speelden ze in Groningen. Rot heeft de frontman van de Britse punkband na afloop van het concert aangesproken. You stole my name, remember?, maar hij kreeg geen bevestiging, want de punker was op dat moment meer met bier en de Groningse vrouwen bezig.
Jan Rot was naar Groningen gekomen om Nederlands te studeren. Dat heeft hij drie weken volgehouden. Daarna stapte hij over naar de lopende band van een ijsfabriek. Daar bleef hij een maand en toen ging hij doen wat hij altijd al wilde doen: muziek maken met zijn eerste band Streetbeats. In 1979 verhuisde hij naar Amsterdam, waar hij met de band Ratata drie succesloze plaatjes opnam. In 1982 verscheen zijn solodebuutalbum Single, met de bescheiden hit Counting Sheep. Het was ploeteren. In 1987 verscheen Rot, Warm & Tender, waarop hij praktisch alle instrumenten zelf bespeelde. Ondanks de mooie kritieken was de verkoop minimaal. Zo werd de ironische ondertitel ’24 Jan Rot fans can’t be wrong’ de realiteit.
In 1991 schakelde Jan Rot om van rocker in jeugdhonken naar verteller/zanger in nette zalen. Daar wilde men wel luisteren naar zijn in milde ironie verpakte Weltschmerz en zijn voor de polder geschikt gemaakte Roy Orbison-achtig repertoire. Het was in het begin misschien een beetje moeizaam, want wie zo dicht tegen de kitsch aanzit moet eerst doorgelicht worden. Maar zijn publiek kreeg al snel in de gaten dat er geen nep aan Jan Rot zat.
Na een rusteloze periode in het lhbt-circuit ging hij op zoek naar een vrouw met wie hij de rest van zijn leven wilde delen. Dat werd de fotograaf/schrijver Daan de Launay, met wie hij in 2001 trouwde en met wie hij vier kinderen kreeg. Voordat het gezin in Rotterdam neerstreek, hebben de zes Rotjes nog een tijdje in Antwerpen gewoond en waren heilig van plan om Nederbelg te worden. Ondanks het prachtige huis met vijf verdiepingen was de emigratie voor vader Jan geen succes. ‘Het was alsof ik weer in mijn jeugd zat. Ik miste Nederland.’
Halverwege de jaren negentig heeft Rot de lol van liedjes vertalen ontdekt. Hij schreef daarna nauwelijks nog eigen nummers, maar zijn vertalingen werden door een breed scala aan artiesten gezongen, waaronder Rob de Nijs, Karin Bloemen en Bløf. Hij beperkte zich niet tot het poprepertoire (‘Ik ben ongetwijfeld wereldwijd gezien de artiest die de meeste nummer 1-hits op zijn naam heeft staan. Als je alles achter elkaar draait wat ik heb vertaald, ben je wel een paar weken 24 uur per dag bezig.’), maar vertaalde ook het Hollands Requiem van Brahms, liederen van Schubert en Schumann en de Mattheuspassie van Bach.
Op het podium zocht hij samenwerking met onder meer Marjolein Meijers, de helft van het opgedoekte volkse Rotterdamse cabaretduo De Berini’s. Het tweetal bracht als Jan + An meerdere cd’s en theaterprogramma’s uit en speelde vooral in de kleinere zalen. Een aantal keren, onder meer voor zijn zestigste verjaardag, huurde hij voor een ‘Rotavond’ het grote Carré in Amsterdam af.
Jan Rot heeft de adem van een diepzee-parelvisser zonder zuurstoffles. Onverzettelijk en energiek en zo nu en dan komt hij met een kostbare parel boven. Hij heeft in ruim veertig jaar zwoegen honderden liedjes geschreven en vertaald, hij schreef nummers voor de Nederlandse aanloop naar het Eurovisiesongfestival, die het niet haalden, hij leverde teksten aan André Hazes, die niet werden gebruikt. Maar in 2016 kreeg hij eindelijk het volle licht en massale lof voor het lied Stel dat het zou kunnen. Al acht keer had hij een nummer ingestuurd voor de Annie M.G. Schmidtprijs, die wordt uitgereikt aan de makers van het beste theaterlied van het seizoen. En nu was het eindelijk raak. Hij had al eens eerder een beeldje ontvangen van het poptijdschrift Hitkrant in de categorie ‘favoriete zanger 1982’, maar de Annie M.G. Schmidtprijs was zijn eerste echte vakprijs, ook al hadden recensenten de teksten van Rot en vooral zijn vertalingen al veelvuldig geroemd.
De kiem van het lied was gelegd tijdens een radio-interview. Op de vraag van de journalist wie hij zou uitnodigen als hij het laatste avondmaal mocht organiseren, wist Rot zo snel geen antwoord. Er schoten namen door zijn hoofd als Martin Luther King en Elvis, maar eenmaal thuis hij kwam ten slotte uit bij zijn moeder:
Nee, geef me maar een uurtje met mijn eigen moeder
Mijn lieve, lieve moeder, ze is al zo lang dood
Dan kroop ik in haar armen en zij streek door mijn haren
En zei met milde spot: God, kind, wat ben je groot…
Een deel van het prijzengeld van de Annie M.G. Schmidtprijs maakte hij direct als bonus over aan zijn muzikanten. De rest stak hij in de productie van het album #stopdetijd. Hij putte voor dat album uit ‘de catacomben’, de gigantische voorraad demo’s die hij de vorige eeuw op cassette, 19 cm-tape, minidisc of DAT had opgenomen. Hij moest die nummers wel eerst uit het Engels vertalen, want als rocker in de jaren zeventig en tachtig vond hij Nederlands niet interessant. In de gelijknamige liedtekstbundel #stopdetijd staat bijna alles wat Rot na 1977 heeft geschreven. De doos met eerdere teksten is door zijn vader per abuis bij het oud vuil gezet.
In 2018 toerde de zanger met zijn ‘Rotband’ door Nederland met het programma Het Beste, waarin hij het publiek door zijn lange carrière leidde en ook Stel dat het zou kunnen niet ontbrak. Natuurlijk kreeg de zaal een paar Engelse moppies voorgeschoteld, die niet al te veel voorstellen. Maar het was volop genieten van zijn hertalingen, waarbij iedereen aan de beurt kwam, van The Beatles en The Kinks tot aan de liederen van de Duitse en Oostenrijkse klassieke componisten. Een hertaler is niet zozeer op zoek naar de letterlijke vertaling, maar wil vooral de sfeer, het ritme en de klanken van het originele liedje vangen. Zo kwam Rot voor het tweelettergrepig gezongen woord ‘fire’ van de Pointer Sisters verrassend uit bij ‘tering’ zonder de intentie van dit liefdeslied aan te tasten. Sterker nog, het lied krijgt er een extra mild ironische lading bij. Een enkele keer schiet Rot wel door. Angie van de Stones wordt in Ankie (met de rijmwoorden bankie, dankie, stankie etc) een vrolijk melig cabaretliedje. Een geweldige vondst daarentegen is ‘Plank over zeven sloten’ voor Bridge over troubled water.
Rot is geweldig als hij een niet-Nederlandse situatie weet te verplaatsen naar een herkenbaar Nederlands decor. Penny Lane van The Beatles verhuisde naar de Amsterdamse wijk de Jordaan en Randy Newmans rednecks wonen bij Rot in de Noord-Nederlandse provincie Drenthe. Een hertaling brengt een nummer soms veel dichterbij dan het oorspronkelijke lied. Zo heeft Rot het Vietnam-lied Goodnight Saigon van Billy Joel naar de Politionele Acties in Indonesië gehaald, een gitzwarte bladzijde in de Nederlandse koloniale geschiedenis.
De eerste actie begon in juli
en niemand dacht meer aan Multatuli
Je schoot met scherp bij iets verdachts
er hielp geen bijbel tegen hun stille kracht.
Jan Rot, die meer dan 25 albums heeft opgenomen, is als vertaler op een gegeven moment ook op de radar van de musicalproducenten gekomen. Hij vertaalde de liedjes van onder meer Tommy, Jersey Boys, Love Story en Hair. Niet zelden overtrof hij het origineel: Black boys are delicious uit Hair werd bij Rot Zwart zaad is verslavend.
Vlak voor de coronacrisis uitbrak in het voorjaar van 2020 ging zijn vertaling van de musical Hello Dolly in première. Daarna viel vrijwel direct het doek om niet meer geopend te worden. Rot heeft gehuild voor het productiebedrijf en de spelers, maar niet voor hemzelf. ‘Mijn werk zat erop en ik heb de voorstelling gezien. Wel jammer dat ik waarschijnlijk een musical award ben misgelopen.’
Tijdens de pandemie-periode van thuis zitten bewerkte hij voor zichzelf Carousel, de musical van You’ll never walk alone en verplaatste het verhaal naar de Rotterdamse wijk Katendrecht van 1873. Het staat allemaal op zijn harde schijf, dus misschien verschijnt het nog weleens in het theater. Zijn computer zal ongetwijfeld nog meer verborgen schatten herbergen.
Rot heeft in zijn leven in blessuretijd nagedacht over zijn definitieve afscheid. Wie er moet spreken en zingen. Nee, zoiets was hij niet van plan. Hij wilde nog tijdens zijn leven een feest geven en de uitvaart schrappen, want ‘Zonder mij is er geen hol aan’. Het grote afscheidsfeest moest zondag 24 april worden gevierd. Dat plezier is hem helaas niet gegund.
Foto: Joep