In drie korte muziektheatervoorstellingen reflecteren jonge makers tijdens het tweede deel van de Winterkaravaan – vanwege corona hartje zomer te zien – op zingeving en ethiek. Hoe geef je betekenis aan het bestaan, hoe verhouden pogingen tot bewust(er) leven zich tot hypocriete keuzes in de praktijk van het dagelijks bestaan en wat blijft er over van authenticiteit in een wereld die maakbaarheid en perfectie predikt? (meer…)
De negende editie van Winterkaravaan vindt plaats in het Noord-Hollandse Grootschermer. Op deze mistige namiddag spelen er drie voorstellingen van onlangs afgestudeerde makers, die via het ontwikkelingstraject van Karavaan de afgelopen maanden ieder een voorstelling op poten hebben gezet. De voorstellingen spelen dit jaar rond het thema Uit de maat en begeven zich dan ook, elk op hun eigen manier, in een wereld die moeite heeft maat te houden.
Voor Niemand is een eiland van Winter Wieringa betreden wij als eerste stop van de tour door Grootschermer een gymzaal. Door de rook die er in de zaal hangt, lijkt het alsof de mist van deze dag met ons mee naar binnen is getrokken. De gymzaal is bezaaid met oude kleding en plastic zakken. Een verontrustende soundscape – waarin ik hier en daar geluiden van vuilniswagens denk te horen – zorgt dat er vrijwel meteen een dystopische wereld ontstaat, waarin de spiegels en de rekken van de gymzaal al snel bijna onherkenbaar zijn.
In deze dansvoorstelling verhouden drie dansers zich tot het puin rond hen. In het begin is er alleen Wieringa, die van bovenop het klimrek naar het met vuilnis beklede maanlandschap kijkt. Pas als hij zich langzaam naar de grond beweegt en ontdekt in wat voor wereld hij is terechtgekomen, verschijnt er vanonder het afval een tweede danser. Marilou Fortune. Ze lijkt te ontwaken als laatst achtergebleven festivalganger op een geleefd en met rotzooi bezaaid terrein.
Hoe bewegen we ons in en rond de bergen met afval die we zelf creëren? Wie is er schuldig aan wat en wie draagt zorg voor dat wat we achterlaten? Deze vragen klonken in mijn hoofd tijdens de soms bijna dierlijke interacties tussen Fortune en Wieringa. Als er op de helft van de voorstelling opeens een berg met spullen op en neer begint te deinen, begint te ademen, verschijnt er daaruit een derde danser, Björn Bakker. Hij komt tevoorschijn als een soort Atlas, met in plaats van een wereldbol een berg met puin op zijn schouders. Het is een opvallend en beklijvend beeld.
In de voorstelling zit veel potentie tot meer van dit soort beelden, die nog niet helemaal tot hun recht komen. De wereld die de locatie en de scenografie oproepen, staat als een huis. Maar voor het opbouwen van beelden die wat meer betekenis kunnen geven aan die wereld, wordt soms wat weinig ruimte gelaten. De tijd die Bakker voor zijn entree krijgt is nodig om het beeld van ‘Atlas’ te laten inwerken, om te kunnen gaan associëren en verbinden.
Andere scènes, die absoluut potentie hebben om een zelfde mate van intrige op te wekken, werden iets minder aandachtig opgebouwd en afgewerkt. En toch blijft de voorstelling, en dan vooral de wereld die het even wist te scheppen, naklinken.
Wij verplaatsen ons vanuit de gymzaal, langs de begraafplaats, naar de kerk van Grootschermer voor NASA, 100 tampons en bloedende schaamte. Vanaf het preekgestoelte staat er een lange en verhoogde loper opgebouwd, aan weerszijden is er plek voor het publiek om in de kerkbanken plaats te nemen. Hoog boven ons, naast een indrukwekkend orgel, staan Isa Zwart en Clé Delphi, die samen Collectief Teder vormen. ‘Sur menstrui religio’ klinkt het tweestemmig van boven. Te vertalen als: over de religie van de menstruatie.
Als Zwart en Delphi uitgezongen zijn, komen ze via de grote kerkdeuren een voor een tevoorschijn in astronautenpakken. Het is meteen een sprekend en erg vervreemdend beeld. Het felle wit van de pakken steekt hard af tegen het donkerbruine en geleefde hout van de kerk. Ze beginnen hun verhaal over menstruatie en ‘bloedende schaamte’ bij Sally Ride, een astronaute die in 1983 als eerste Amerikaanse vrouw de ruimte in zou gaan op een missie van zes dagen. Voor die zes dagen kreeg Ride honderd tampons mee en een ruimtebestendige make-updoos.
In deze muzikale voorstelling maken Zwart en Delphi, aan de hand van grappige en pijnlijke scènes en liedteksten, hun woede kenbaar over het onbegrip rond menstruatie. Ze spelen met de absurditeit van reclames rond menstruatieproducten: ‘Have a happy period, always.’ De twee spelen scènes die maar al te herkenbaar zijn voor zij die menstrueren. Over doorlekken, partners die incontinentieluiers kopen omdat ze niet weten wat het juiste maandverband is, huisartsen die stug hoge doses hormonen voorschrijven als anticonceptie zonder alternatieven echt te bespreken.
Ook in deze voorstelling voegt de locatie een geheel eigen en waardevolle lading aan de voorstelling toe. Zo dacht ik tijdens dit stuk aan de nog altijd levende discussie over of een ongestelde vrouw überhaupt een kerk mag betreden en communie mag ontvangen, omdat ze tijdens de ongesteldheid als ‘onrein’ beschouwd wordt. Voor sommigen zal deze voorstelling dan ook een vrij letterlijke verwezenlijking zijn van ‘vloeken in de kerk’. En juist daarom werkt de locatie misschien wel zo goed.
De loepzuivere stemmen van Zwart en Delphi weergalmen prachtig door de kerk. In een eigen, goed gearticuleerde stijl hebben deze twee jonge makers een voorstelling gemaakt die voor veel mensen een feest van herkenning zal zijn, en voor veel ongeïnformeerden op de juiste plekken schuurt en snijdt.
Als laatste arriveren wij in de beginnende schemer bij een klein weiland, waarop in een half open schuur een tribune is opgebouwd. ‘Tout le monde un jour peut trouver l’amour’ klinkt het in de stem van de franse chansonnier Lucky Blondo. Iedereen kan op een dag de liefde vinden. Het is de voorbode van een voorstelling die wat mij betreft het pronkstuk van de dag zal worden. Collectief ABSOLUUT. zet met Flits een bijna filmisch stuk neer, dat bij wijze van ‘een thema kan ook in zijn negatief benaderd worden’ geen seconde de maat kwijtraakt.
In een spectaculaire openingsscène wordt in no-time de wereld van de fietskoerier neergezet. Vijf bezorgers met herkenbare felgekleurde jacks en grote vierkante tassen snijden elkaar af, botsen tegen elkaar op en jatten elkaars in aluminiumfolie verpakte wegwerpbakjes, die vanuit een geheimzinnig geautomatiseerd loket tevoorschijn komen. De muziek klinkt hard, de bakjes dampen, het startschot is gegeven. Wat volgt is de fietstocht van een bezorger die een beetje achterblijft op de snelheid van de rest. We volgen hem door de regen, bergopwaarts, wind tegen. En opeens is er iemand die naar hem zwaait.
In rap tempo zet ABSOLUUT. hierna, zonder ook maar één woord te gebruiken, een verhaal in de stijgers dat wat mij betreft zo verfilmd kan worden. Het is een liefdesverhaal. In een clownesk en fysiek spel vallen Thom Vendrik en Catoo Post als een blok voor elkaar. Een meet-cute tussen twee ondergewaardeerde fietsbezorgers. Iedereen kan op een dag de liefde vinden, denk ik weer.
In een geweldig geregisseerde scène bloeit de liefde tussen de twee op. Het is als het stukje montage van een Hollywoodfilm, waarin er in vogelvlucht een zorgeloze (vaak door verliefdheid gekleurde) periode in het leven van de hoofdpersoon getoond wordt. Een van de vierkante rugzakken klapt open als een tafeltje voor de ideale eerste date; het loket verandert kort in een bioscoopscherm voor twee.
Maar, hoe kan het ook anders, de liefde is van korte duur. Nog voor de eerste kus wordt Post opgepiept door het nieuwe bezorgbedrijf Flits. De plicht roept. Bram Flick verschijnt als prototype slechterik en stuurt als Flits-manager genadeloos zijn werknemers aan. In een afwisseling van drama, verraad en strijd wikkelt het verhaal zich verder af.
De uitvoering van een grote afsluitende vechtscène is indrukwekkend en kundig gedaan. Aan alles is te merken dat dit collectief precies weet wat het doet. De acteurs weten plaats te nemen en voelen het tempo en de cadans van hun spel haarfijn aan. Ik kijk er erg naar uit om meer van deze makers te zien.
Foto’s: Moon Saris