Vandaag is het Wereldtheaterdag. Theaterkrant peilde het gemis bij de allerfanatiekste theaterliefhebbers, de recensenten. We kregen een lange liefdesverklaring.

Annette Embrechts: 

Eigenlijk ben ik een simpele parasiet. Al drie decennia voed ik mij met gedachten, ideeën, bewegingen, emoties, drama’s, bevliegingen, conflicten en avonturen van anderen. Daarvoor wil ik avond aan avond naar het theater en doe ik niets liever dan op festivals van voorstelling naar voorstelling rennen op zoek naar nieuw bloed, nieuwe brandstof, nieuwe ontmoetingen. Daarom biets ik voor deze ode aan het theater, de dans, het circus en al die andere performances de woorden van een ander om te benoemen wat ik nu het allermeeste mis: bezielde brandstof.

‘Waarom toch?’ vroeg de gelauwerde schrijver, essayist, dichter en archeoloog David Van Reybrouck zich precies tien jaar geleden af, tijdens een festivalspeech: ‘Waarom  overleeft in deze tijden van breedbeeld, breedband, flatscreen en nieuw plasma-display-panel een prehistorische communicatievorm als theater? Voor publiek is het zitten, zwijgen en kijken naar volwassenen die een spelletje spelen?’ Maar, zo benadrukte hij vol vuur: ‘Het gaat om de broze schoonheid die eenmalig en onherhaalbaar is en die in deze tijd van ellendige heropvraagbaarheid van bestanden zijn unieke bestaan ontleent aan dat wat zich bevindt, voltrekt, openbaart en ontvouwt op dat ene moment op die ene plaats waar het publiek het ziet.’ Dat is wat ik mis: de motorolie van het bestaan.

Boukje Cnossen:

Wat ik mis, is niet eens wat er op het podium gebeurt. Het meeste mis ik het moment ervoor. Het gaan zitten, en publiek worden. Misschien wel afgeleid, verveeld, desnoods met spijt. Maar nergens heen kunnen. Het scherm niet weg kunnen klikken. Jezelf niet kunnen zien, niet hoeven zien. Het kuchje achter je horen zonder na te denken over de reikwijdte van aerosolen. En dat het dan beginnen kan.

Brecht Hermans:

We leven in lockdown, maar het leven dendert voort. Ik verlang naar de pauzeknop. De keuze om een theater binnen te gaan en zo de mechanische tijd te onderbreken en in te wisselen voor een vertraagd universum waarin elke seconde telt. En om dan, in die tijd buiten de tijd, samen met anderen onze aandacht op 1 punt te vestigen en samen iets door te maken. Ieder op zijn eigen manier, toch samen.

Elise van Dam:

Natuurlijk mis ik de voorstellingen, maar ik mis ook de dingen eromheen. De jassengeur in de foyer, het geroezemoes van een zaal en het verstommen daarvan wanneer de lichten doven. Het naar buiten lopen na afloop. Geraakt, verblijd, vermoeid, soms zelfs boos, maar nooit onaangedaan. Nog even napraten of alleen met je gedachtes. En dan naar huis fietsen, met zintuigen die net wat verder open staan en de stad doen tintelen op je huid.

Erica Smits:

Tranen. Het klinkt misschien vreemd, maar ik verheug me op tranen. Op die prikkende ogen als je in de zaal zit of in een repetitieruimte, omdat een paar meter voor je acteurs ‘iets’ doen, zeggen of tonen dat je zó raakt dat het hart groter wordt dan het hoofd. Ik heb mooie dingen gezien en gehoord op het scherm. Maar de echte ontroering vraagt blijkbaar om een gedeelde fysieke aanwezigheid van mens tot mens.

Erwin Jans:

Ik heb me weleens afgevraagd of het applaus na een voorstelling geen overblijfsel is van het ritmisch handgeklap van de deelnemers aan een ritueel. Toen het ritueel zich ontwikkelde tot een voorstelling, werd de groep uitgesplitst in uitvoerders en toeschouwers. Het handgeklap werd een teken van appreciatie, maar diep daarin leeft nog de herinnering aan een oud gezamenlijk ritueel. Of dit antropologisch klopt, weet ik niet. Maar misschien is het dit wat ik nu het meest mis: applaudisseren, samen applaudisseren.

Eva van der Weerd:

Ik mis het geroezemoes dat rondzingt door de stad, ‘Deze moet je écht gezien hebben.’
Ik verlang naar het binnenstappen in de zaal, verwachtingsvol en misschien met lichte zenuwen.
Geraakt worden door een simpel maar briljant toneelbeeld.
In de lichaamstaal van een performer een gevoel herkennen dat je zelf niet onder woorden kunt brengen.
Een scherpe toneeltekst waardoor je de wereld na afloop eventjes beter begrijpt.
Napraten in de foyer en dan dromerig naar huis.

Evelyne Coussens:

Een van de dingen die me uit Guy Cassiers’ theatercyclus rond De man zonder eigenschappen is bijgebleven, is het concept ‘mogelijkheidszin’: de idee dat alles wat is ook altijd anders kan zijn, dat er naast het leven dat we in realiteit leven honderden, zo niet meer potentiële levens zijn om te leven – alleen worden die niet allemaal gerealiseerd. Dat is een extreem bevrijdende gedachte, dat de mens verlost uit elk determinisme. Het is ook, in zekere zin, wat me (aanvankelijk) naar het theater heeft gedreven: de nieuwsgierigheid naar die mogelijkheden, naar hoe andere mensen hun levens leiden, hoe zij dat doen, die lastige worsteling met het mens-zijn. Ik zie elke voorstelling nog steeds als een ‘leren leven’. Aanvankelijk vond ik die toetsstenen logischerwijze vooral in het meer realistische theater – ik herinner me Caligula van Het Zuidelijk Toneel, uit 1998, als een ijkpunt in mijn eigen leven – maar naarmate je kijkervaring toeneemt begin je die mogelijkheidszin ook te zien in meer abstracte podiumvormen: in de draaiende derwisjen van Miet Warlops Ghost Writer, in de fysieke oefeningen van Schwalbe, in de minimalistische dansfrases van Drumming van Anne Teresa De Keersmaeker. Telkens gaat er een wereld open, buiten die waarin ik leef, en waarnaar ik met afschuw, bewondering of tederheid kan kijken. Het oprekken van mijn eigen nauwe betekeniskaders: dat is wat theater met me doet.

Filip Tielens:

Mits wat (corona)geluk, zijn de zomerfestivals gered! Wat kijk ik ernaar uit om – na een jaartje gedwongen onderbreking – weer de ketting op te pikken van Oerol, Avignon, Zomer van Antwerpen, Theater Aan Zee, Festival Boulevard,… Theatercultuur in een ongedwongen sfeer, vaak in openlucht, en met genereuze artistieke experimenten gekoppeld aan sociaal contact en zomers vertier. Het water loopt me al in de mond als ik eraan denk!

Henri Drost:
Wat ik als eerste ga doen als de theaters weer open zijn, is samen met mijn dochters door half Nederland reizen om daar die magische podiumrealiteit te ervaren die zich voor onze ogen ontvouwt. Ik mis het samen verkennen van of juist weer terugkeren naar een vreemde stad, de geur van het theater, het geroezemoes, spelers recht in de ogen kijken en toneeleffecten die meer indruk maken dan welk gefilmd special effect ook.
Jos Schuring:
Ooit werd ik als verrassing meegenomen naar een flamencoshow van Antonio Canales. Ik ben geen fan van het genre. Het was sensationeel, zo intens. Daarna zaten we in een restaurant. Het was al een uur afgelopen. Ik voelde de trillingen nog in mijn middenrif. Na het zien van Missie van Bruno Vanden Broecke kon ik een kwartier lang niet praten. Dat gevoel, zo totaal overdonderd te zijn door theater, dat mis ik.

Kester Freriks:

Wat ik het meeste mis, in deze lockdown, is het magische theatermoment dat de zaallichten doven en het fluweelrode gordijn openschuift of dat de theaterspots aangaan. Daarop kan ik me altijd enorm verheugen. In luttele seconden verdwijnt de dagelijkse wereld en opent zich een andere werkelijkheid. De eerste indruk van decor, spelers, toneellicht, kostuums en soms muziek is beslissend. We gaan op weg – naar een nieuw perspectief.

Lenka Boswijk:

Wat verheug ik mij op een wereld vol knuffels, verbinding en samen dansen. Ik wil het kleintje dat in mijn buik groeit meenemen naar het theater, waar we in een andere wereld kunnen belanden, in een ontroerend of grappig verhaal. Ik hoop dat eenieder die werkzaam is in de podiumkunsten de motivatie blijft vinden om verhalen te blijven creëren, te blijven spelen, te blijven dansen. Zodat ook de volgende generaties van deze prachtige kunstvorm kunnen genieten!

Margriet Prinssen:

En dat je dan gaat zitten in de zaal, dat het donker wordt en dat er even een moment is, waarin niks meer bestaat; de dag die achter je ligt niet, de terugreis niet, laat staan de zorgen voor morgen. Alleen dat: jij (en al die even roerloze mensen om je heen), de stilte, het donker en de lichte tinteling van gespannen verwachting, het gevoel van opwinding over wat komen gaat.

Max Arian:

Wat mis ik nu eigenlijk? En wat ga ik straks missen: de rust, eindelijk een heel boek uit kunnen lezen, dagen en weken in de natuur blijven zonder een festival te moeten missen? Maar toch, ik zat vanochtend – in de natuur! – te piekeren over m’n jongste kleinzoons (9 en 11) die met veel plezier naar de streaming van ‘Een lied voor de maan’ hebben gekeken. Maar ze hebben nog nooit (zoals hun oudere nichtjes wel) een operavoorstelling van Peter Sellars gezien. Daar wil ik ze graag mee naar toe nemen. Liefst iets volkomen nieuws en verrassends, maar anders The indian queen van Henri Purcell, uit 1695, een onafgemaakte opera waar Sellars door toevoeging van een hedendaags verhaal een hyperactueel werk van heeft gemaakt. We zouden ook de dvd van het Teatro Real uit Madrid kunnen bekijken, met sopraan Julia Bullock in de hoofdrol. Maar dan missen we na afloop de vrolijke grijns van Peter Sellars als hij komt vragen wat wij er van vinden.

Mia Vaerman:

Ik mis de stilte voor de start,
Ik mis het korte sociale moment waarna al het andere wegzinkt:
de bedreigende werkelijkheid buiten:
Met zieke moeders, treurende vrienden,
tot en met mijn eigen(angst voor de) dood.

Voor de tijd van de voorstelling is er alleen
ik en het podium,
ik en het verhaal,
ik en de levenslustige lichamen.

Maar zelfs die ik valt weg.
Blijft over:
De dansers,
de acteurs,
de scène.
Alleen dat en niks anders –
pure aandacht.

Nuno Blijboom:

Ik mis het om tussen vreemden in te zitten en samen een andere wereld in de duiken. Om twee uur te reizen naar een bunker in een grasveld en met vijf anderen naar een experimentele performance te kijken. Om in een volle zaal weg te zakken in het rode pluche en een klassiek stuk tot me te nemen. Om even met anderen in de duisternis te verdwijnen en simpelweg samen te zijn.

Patrick van den Hanenberg:

Ook na 35 jaar intensief theaterbezoek blijft het moment dat het licht uitgaat nog steeds spannend. Maar wat ik vooral heb gemist is in de pauze of na afloop een beetje onopvallend bij pratende bezoekers gaan staan om te luisteren wat ze van de voorstelling vinden. Dat levert nog weleens (niet zo vaak hoor!) interessante inzichten op die ik in een recensie kan gebruiken. Daar verheug ik me weer op.

Pieter Verstraete:

Wat verheug ik me erop om terug fris opgekleed in een half-harde theaterstoel neer te ploffen, met de verwachting na de ingespannen zit nog wat rond te hangen in een theater dat nazindert van de voorstelling. Het directe oog- en oorcontact, de sfeer van kunstbeleving in een gedeelde ruimte, het gevoel van ergens aanwezig en getuigen te mogen zijn… dat zijn toch dingen die eigen zijn aan het theater en die ik nu meer dan ooit niet meer wil missen.

Rosalie Fleuren:

Theaterbezoek is mijn vertrouwdste ritueel. Het navigeren door de volle foyers, in de rij voor de koffie, het geworstel bij de garderobe. Ik verheug me op het samen schaterlachen, snikken, de staande ovatie. Op geen scherm te bekennen. Maar het allermeest verheug ik me op die geliefde soortgenoten in de stoelen naast me, met wie ik nagesprekken kan voeren die voortduren tot ver na elke avondklok.

Sander Janssens:

Bijna even hard als het theater zelf, mis ik het moment vlak ná een voorstelling, de weg naar huis. Met gekantelde blik – verontrust, verward, voldaan – terug in de hectiek van Leidseplein of Westerkeyn, of zelfs de desolate straten tussen, ik noem maar iets, Theater De Maagd en station Bergen op Zoom op een dinsdagavond. Ik mis, kortom, de context waaraan ik het werk kan spiegelen en waar een voorstelling recht op heeft. Amsterdam, Terschelling, ja, zelfs Bergen op Zoom, ik mis jullie!

Sara van der Kooi:

Het gevoel dat je leeft, temidden van levende, ademende, rumoerige en geurende mensen die allemaal tegelijk een poging doen om zich te verplaatsen in en zich open te stellen voor een ander. Dat mis ik hartstochtelijk.

Simon van den Berg:

Het jaar zonder theater heeft me meer dan ooit bewust gemaakt dat het zo fijn is dat ik in het theater zelf mag bepalen waar ik naar kijk. Alle kunst op thuisschermen is plat en klein, maar vooral: iemand heeft de focus gekozen – en zelden kijkt de camera naar wat ik wil zien. Ik mis de ronddwalende blik over de hele ruimte – details in een decor, tegenspel van een speler die niet aan het woord is, de choreografie van een changement, een snelle blik van een speler over de diagonaal, hoeveel en welke soort lampen (als het heel saai is). Ruimte om te kijken, dat is misschien wel het belangrijkste dat theater me geeft.

Thea Derks:

In mijn feestelijke jurk betreed ik op mijn lievelingspumps de zaal. De stress van alledag lost op in het niets in een soundscape van geroezemoes, tinkelende glazen en het gestommel om mijn zitplaats te bereiken. Terwijl het stil wordt gaat mijn hart wat sneller kloppen: ‘We’re waiting for the curtain to arise!’

Tuur Devens:

Peter Brook schreef het al een paar jaar na de start van wereldtheaterdag: theater is een live gebeuren. Iemand speelt, iemand kijkt. Het is het hier-en-nu-samenzijn dat dit magisch ritueel kracht geeft. Dat vieren we op wereldtheaterdag. Maar nu even niet. Er resten slechts streamingvoorstellingen, zoals reproducties van een schilderij. Het is de hoogste tijd dat – Walter Benjamin parafraserend – mensen en dingen weer op de scène hun aura krijgen en de wereld kunnen verbeelden.

Wendy Lubberding:

Wat ik mis:
Dat iemand in de bus stapt, naar me toe komt en vertelt
Een verhaal, een vraag, of een vermoeden
Ik mis: niks doen in het donker
alleen er zijn
met al het ongezegde dat de danser danst
Ik mis: in de zaal gebaren naar elkaar: jij hier, jaaa!
iemands geur of gekke lach

Ik mis: de plaats het uur waarin het werk bestaat
Boos of broos of wrang of bang
Ik mis: stemmen adem ruimte kleren lichten
adem
en dan alleen applaus
Fiets van het slot en weg
Ik mis: terug door de stad
Dat

Zahira Mous:

Doordat theaters zijn gesloten voel ik dat ik mijn thuis buiten mijn huis kwijt ben en daarmee een stuk van mijn ziel geen plek voelt om zich te uiten. De geur van het linoleum op het podium, het oude hout van de theaterstoelen, het fluweel van de gordijnen, de geanimeerde gesprekjes onder het publiek voordat de voorstelling begint, de gedachten en gevoelens die in werking worden gezet… Dit jaar is een jaar van diepe inzichten geweest die vaak gepaard gingen met gevoelens van rouw. Verlies.

Beeld: Herman van Bostelen