In Let’s Get Loud blikt Stephanie Louwrier op De Parade in Den Haag terug op haar stembandenoperatie. Ondertussen eet actrice Patsy Kroonenburg een rookworst en neemt een slok energiedrank, haar personage Shelly wil haar stem juist eens laten horen. (meer…)
Laten we het stoffige en saaie beeld over het werken met archieven bevragen door er andere woorden voor te gebruiken, zoals bijvoorbeeld ‘dialoog’ of ‘bemiddeling’. Met deze uitnodiging opende Guido Jansen (Podiumkunst.net) op 5 oktober een bijeenkomst over dansarchieven op de Nederlandse Dansdagen.
Bij de ronde tafel-bijeenkomst delen gasten hoe zij die dialoog of bemiddeling zijn aangegaan tussen (dans)verleden en heden. Na een theoretisch kader van Dr. Maaike Bleeker, formuleren choreografen Toni Steffens en Elisa Zuppini een performatief antwoord op het archief van danslegende Pauline de Groot, ingeleid door Fransien van der Putt. Javier López Piñón vertelt over zijn onderzoek naar de vergeten Senegalese danser François Féral Benga (1906-1957), en Beppie Blankert en Carolien Dokter over hun wens om hun voorstelling Dubbelspoor (1986) zelf weer op de planken te brengen, bijna veertig jaar later.
Een archief is (al) geen archief (meer)
Dr. Bleeker begint door de verschuiving in denken over archieven van de laatste decennia samen te vatten. Een verschuiving waarin nieuwe technologische middelen van groot belang zijn geweest, zeker in het geval van dans. Film of motion capture voor het vastleggen van beweging enerzijds, en internet en digitalisering in het toegankelijk maken van het materiaal anderzijds, hebben dansarchieven opengebroken en dansmakers minder afhankelijk gemaakt van grotere en meer statische instituten.
Deze ontwikkelingen hebben volgens Bleeker ook een bredere shift in denken en handelen gebracht, een die niet enkel impact heeft gehad op hoe we met archieven omgaan, maar ook op hoe we überhaupt in het leven staan. Vandaag de dag komen we meer en meer in contact met de wereld door middel van deze technologieën, en zijn we onszelf als het ware en continu aan het ‘performen’ in onze omgang met onszelf, de ander en de tijd.
Het performatief gebruik van een archief valt onder dit licht op een andere plek, zegt Bleeker, er kan anders over worden nagedacht: als onze verhouding tussen verleden en heden ook als performatief wordt gezien, als we accepteren dat internet en sociale media de lineariteit van tijd sterk in twijfel hebben getrokken, wordt het archief (geallieerd met technologie) niet enkel een instrument om die verouderde tijdlijn te vullen, maar ‘een instrument voor creatie van nieuwe ontwerpen van een verleden, en van nieuw werk in het nu’.
Als voorbeeld van het feit dat dit ‘nieuwe’ en poëtische denken over (dans)archieven al een tijdje leeft in academische kringen introduceert Bleeker drie concepten die daar handvatten aan geven. Ten eerste, Dynarchive: verzonnen door de Duitse mediawetenschapper Wolfgang Ernst, legt dit woord het accent op de verschuiving van het idee van een archief als een plek waar objecten een vaste plaats krijgen naar een ruimte waar dingen, ook door middel van technologie, in beweging zijn en blijven. Vervolgens, Genealogie ‘à la façon’ de Michel Foucault, om het redelijk creatieve en speculatieve aspect in het traceerwerk van een archivaris of onderzoeker welkom te heten en in diens waarde te laten – een kracht die Bleeker bijvoorbeeld terugziet in het recente werk van Marijn de Langen over de Nederlandse Mime. En als laatste noemt ze het concept Intra-actie, van nieuw-materialistisch wetenschapsfilosoof Karen Barad. Barad, zegt Bleeker, vestigde met dit alternatief voor ‘interactie’ de aandacht op de primacy of relation, op hoe fenomenen en geschiedenissen als het ware voortkomen uit de relaties die gelegd worden tussen mensen en materialen – niet uit mensen of materialen zelf. Volgens Bleeker, wordt onder dit licht de manier waarop de relatie tussen materiaal en onderzoeker zich ontwikkelt bepalend voor wat er vervolgens als geschiedenis naar boven komt drijven.
Vanuit het perspectief dat Bleeker ons voorlegt klinkt Performing the archive als de natuurlijke staat der dingen in een context waar technologie en digitalisering alle conventionele ideeën over wat een archief hoort te zijn (en wat geschiedenis schrijven is, en hoe we in relatie zijn met de wereld om ons heen) overhoop haalt. Wellicht is het vasthouden aan dit verouderd beeld van een archief juist het vooroordeel dat afgestoft dient te worden.
Performing Pauline de Groot’s Archive
Fransien van der Putt (De Nieuwe Dansbibliotheek) blijft daarin waakzaam. Paradigm shift or not, zegt ze, is de statische realiteit van centrale archieven nog al te vaak een feit. Toen ze door Pauline de Groot werd gevraagd om ‘iets’ te doen om haar archief toegankelijk te maken voor nieuwe (dans)generaties kwamen er meerdere ideeën naar boven: een boek uitbrengen, een expositie, een website, ‘performatieve dialogen’ zoals die van Zuppini en Steffens, en een schenking aan het Allard Pierson. Maar al snel werd duidelijk dat de meer dynamische en relationele initiatieven enkel plek konden hebben voordat het materiaal werd geschonken aan het centrale archief van de Universiteit van Amsterdam – aangezien allerlei financiële en protocollaire beperkingen de toegankelijkheid ervan paradoxaal genoeg enorm zouden verstoren.
De lijnen die Van der Putt aan het traceren is vanuit De Groots archief gaan niet zo zeer over het bewaren van haar legacy als over de wens om zorg te dragen voor wat is geweest, dat het werk, de ideeën en het gevoel dat het tot leven bracht er weer toe kunnen doen. De intra-actie (om meteen een van de Bleekers handvatten te gebruiken) van Elisa Zuppini en Toni Steffens, beide alumni van de mede door Pauline De Groot opgerichte SNDO, is volgens Van der Putt een beweging vol overgave, gedreven door liefde en respect. Plus, zegt ze: er is ook iets bevrijdends in het mogen loslaten van het idee van auteurschap, dat niet alles uit jezelf hoeft te komen omdat je je in iemand anders werk mag bewegen. Performing the archive als een vorm van dialoog van hoge menselijke waarde.
Terwijl we naar een videofragment van De Groot kijken, geven Zuppini en Steffens uitleg over wat ze erin zagen. Zuppini beweegt haar handen over de vloer en vertelt dat wat haar vooral aansprak in deze voorstelling ‘the speed and velocity’ was, iets wat haar toegang gaf tot een dieper inzicht over Paulien de Groots werk. In Yellow Whale kon ze observeren hoe De Groot ‘thought in movement’, en hoe de relaties tussen bewegingen ontstonden en een centrale rol speelden in het geheel. Vergezeld door Tiana Hemlock-Yensen, ook een SNDO alumni, beaamt Steffens dat Yellow Whale ook hen fascineerde, vanwege de sterke aanwezigheid van de dansers en de manier waarop de vorm en ontwikkeling van het stuk in en door de relatie tussen elkaar leek te ontstaan.
Beiden delen twee korte fragmenten van hun onderzoek. Zuppini presenteert een solo waarin de eindpositie van een van De Groots stukken als deur wordt gebruikt om het te verweven met een van haar eigen werk, die in een soortgelijke positie begint. Steffens heeft een performatief gesprek met Hemlock-Yensen, waar door middel van woorden en bewegingen verleden en heden door elkaar worden geschud.
Artistiek onderzoek versus wetenschappelijke protocollen
Ondersteund door beelden vertelt Javier López Piñón over een andere uiting van liefde en overgave voor een danser uit een (verder) verleden: François Féral Benga (1906-1957), ‘een vergeten senegalese danser die in zijn tijd in Parijs vele harten sneller deed kloppen’. Het omvangrijk onderzoek van López Piñón naar deze danser uit het interbellum kent twee delen: een grondige duik naar de sporen die over hem bestaan in zowel verschillende conventionele archieven als in het wilde, woeste internet; en een belichaamd onderzoek samen met danser Alien Dyan en musicus Djamel Troost om deze sporen weer in beweging te zetten vanuit een hedendaagse blik.
De methodologische keuzes in de eerste fase zijn strikt, zo vertelt López Piñón, en de opzet van het onderzoek in de studio sterk geïnformeerd door hetgeen wat daarin is bevonden. Deze striktheid spreekt over een wens om zo dicht mogelijk te komen en te blijven bij de feiten, om recht te doen aan een mens die tot nu toe in de schaduw der geschiedenis verborgen is gebleven. Maar in het verhaal en de vragen van Lòpez Piñón klinkt ook de nog altijd bestaande spanning tussen artistieke vormen van onderzoek enerzijds en conventionele wetenschappelijke protocollen, de noodzaak voor vast bewijs en het transformeren van vraag naar stelling: ‘Kan en mag ik speculeren? Hoe kan ik speculeren op relevante wijze?’ Paradigm shift or not blijkt ook uit de zoektocht van López Piñón dat het omarmen van speculatie in onderzoek nog ver van voor de hand liggend is.
Het blijven nochtans relevante vragen, zeker in gevallen waar speculatie de gaten vult die ‘De Geschiedenis’ tot nu toe niet relevant heeft geacht. López Piñón laat ons bijvoorbeeld enkele vluchtige filmscènes zien van Benga, waarin zowel de werking van machtsstructuren en denkkaders in het bepalen van wat wel en niet in een archief beland zichtbaar is, alsook hoe in dit geval mensen van kleur erin worden gepresenteerd: korte scènes en onbeduidende rollen, zeer gestereotypeerd en typerend van een cultureel beeld die het zwart lichaam enkel zag als begeerlijk, exotisch, gevaarlijk. De onderzoeker ziet daarom zijn eigen werk in het archief niet als een herinterpretatie of een dialoog met een verhaal uit het verleden, maar meer als een zoektocht tussen het stof naar een verhaal dat nog niet is verteld.
Het lichaam van de dansers als het archief zelf
Als laatste komen Beppie Blankert en Carolien Dokter aan het woord. Op eigen initiatief hebben deze twee dansers en choreografen besloten om bijna veertig jaar na dato hun stuk Dubbelspoor (1986) weer tot leven te wekken. Gemaakt in samenwerking met de recent overleden componist Louis Andriessen en gebruik makend van de Texts for nothing #7 van Samuel Beckett, is dit een voorstelling die ‘wachten’ als centraal thema heeft. Een thema dat, in deze nieuwe hoedanigheid, meteen een nieuwe lading krijgt: het stuk en de dansers hebben ook bijna vier decennia gewacht op deze herenscenering.
De gelaagdheid van de verbanden tussen deze oefening en de thema’s van deze middag is rijk. Het lichaam van de dansers is hier niet enkel een bron maar het archief zelf. Het deel van het verhaal dat hierin niet meer te traceren is (de gaten in het materiaal die enkel gevuld kunnen worden door poëtisch werk) is veroorzaakt door het natuurlijk ouder worden van hun lichamen. Maar wat behouden is, is daarentegen van onschatbare waarde: het gevoel, de herinnering ervan van dezelfde persoon. Carolien Dokter: ‘Ik voel me zoals ik me toen voelde. Maar je moet het ook weer veroveren, nieuwsgierig zijn in wat er komen gaat. Het is ook eng.’
Door middel van schermen waar de originele versie op wordt geprojecteerd, leggen Dokter en Blankert uit, zullen ze in de herenscenering van Dubbelspoor een dialoog aangaan met henzelf. Zo zal hier ook lichaam worden gegeven aan het verstrijken van de tijd, aan het effect ervan op deze levende archieven. De beweging zal noodzakelijkerwijs anders worden, en zal door andere plekken in de ruimte en op andere momenten gebeuren – en de schermen zullen hier getuige van zijn. Daarmee zal ook de poëzie van deze oudere vrouwelijke lichamen, de schoonheid en zeggingskracht ervan, een ruimte krijgen in een wereld die ze al te vaak in de schaduwen duwt. Ook deze lichamen, zoals die van François Bengal, verdwijnen al te vaak van het wereldtoneel.
Daarnaast vertelt Blankert hoe de tekst van Beckett en het wachten als thema ook een nieuwe betekenis krijgen onder deze nieuwe blik. Destijds was voor hen het onderzoek doen naar hoe de tekst werd uitgesproken heel belangrijk, maar in de huidige tijdsgeest vragen ze zich meer af wat de tekst te zeggen heeft. Zo geeft in dit nieuwe Dubbelspoor Becketts absurde wachten – de afwezigheid van opgelegde betekenis als kader waar de toeschouwer zich mee moest verhouden – ruimte voor een meer existentieel gevoel van wachten als urgent ongeduld.
Dansarchieven: Performing the Archive was een samenwerking tussen de Nederlandse Dansdagen, Podiumkunst.net en de Nieuwe Dansbibliotheek. Samengesteld en gemodereerd door Fransien van der Putt en Guido Jansen.