Misschien is het wel de aangrijpendste episode uit Vake Poes; of hoe God verdween van de Vlaamse theatermaker Lisaboa Houbrechts: de eerste scène uit de derde akte. Waarin de grootvader (vake) en de grootmoeder (moeke) elkaar met verwijten om de oren slaan, zo snoeihard en wreed, dat als je nog dacht dat (de idee van) een god ergens goed voor zou kunnen zijn – dat die gedachte op dat moment ter plekke verdwijnt. (meer…)
Actrice Elsie de Brauw, de fascinatie van Alain Platel voor Bach, een bijzondere zwerfster op een vuilstort, energieke dansers in gevecht met een actrice – ziehier de ingrediënten voor Tauberbach.
Al heel lang loopt choreograaf Alain Platel rond met een CD met muziek van de Poolse kunstenaar Artur Zmeijewsky, die in de Thomaskerk in Leipzig werken van Bach liet zingen door mensen die niets kunnen horen, die de klanken vooral horen zoemen in hun hoofd, maar die geen idee (kunnen) hebben hoe het klinkt wanneer zij hun Bach-kakafonie voor anderen ten gehore brengen. Platel heeft veel met de schoonheid in het ongemak en in de lelijkheid aan de rafelranden van de zogeheten goede smaak. Zijn muzikale rechterhand en creëerder van de soundscapes van recente voorstellingen bij Les ballets C de la B, Steven Prengels, heeft deze fascinerende ‘dovenbach’ nu naar binnen gemasseerd in Alain Platels nieuwste voorstelling Tauberbach, een coproductie met de Münchner Kammerspiele.
De tweede inspiratiebron is een documentaire van de Braziliaanse filmer Prado uit 2004, Estamira, over een schizofrene zwerfster op een vuilstort bij Rio de Janeiro. Die film is de basis geworden voor het personage dat Kammerspiele-actrice Elsie de Brauw speelt in Tauberbach, een vrouw die zwaar overhoop ligt met het leven en de haar omringende wereld, die een eigen taal heeft gemaakt om te kunnen schreeuwen tegen de demonen van alledaagse waanzin. De adembenemende botsing tussen die vrouw en de vijf dansers, vormgegeven op de al dan niet vertekenend weergegeven partituren van Johann Sebastian Bach, vormt de basis voor de voorstelling, die binnenkort eventjes Nederland zal aandoen.
De kracht van Tauberbach steekt op haar hoogtepunten met name in de met horten en stoten tot stand komende communicatie tussen De Brauw en de vijf C de la B-dansers. Estamira praat continu, de vijf dansende eenlingen op de vuilstort spreken niet (meer). Ze hebben immers een andere taal ontwikkeld. Die van hun lijf. En ze ‘leren’ Elsie ‘Estamira’ de Brauw dat overleven op die fysieke manier, zonder taal, ook heel goed kan werken.
Keelsnoerend prachtig wordt Tauberbach daardoor juist op de momemten dat Estamira zich gewonnen geeft en zich laat opnemen door het tienarmig en tienbenig ’totaallichaam’ van de vijf dansers en zo een bevrijdend ritueel viert met haar nieuwe kompanen. Het samenvloeien van een dramatisch personage met het idioom van de dans krijgt hier vorm op een bijzondere en poëtische wijze.
Te zien: Stadsschouwburg Amsterdam, 5, 6 en 7 februari
[sterren toegekend door de redactie]Foto: Chris Van der Burght