Ola Mafaalani gaat samen met Adelheid Roosen de artistieke leiding vormen van Zina. Mafaalani gaat de komende vier jaar bij het gezelschap meerdere producties initiëren en regisseren. Ze wordt ook medeverantwoordelijk ‘voor de maatschappelijke impact en de artistieke eigenzinnigheid van de theatergroep’. (meer…)
Versterkt AI de creativiteit of richt het juist het tegenovergestelde aan in de kunsten? Deze vraag stond centraal in de alweer zevende editie van Future Stages, de talkshow-reeks van Ulrike Quade Company en Innovation:Lab van Theater Utrecht over de samenwerking tussen theater en nieuwe technologie. Titel van de avond: Brushstrokes or Bytes, exploring creativity in the age of AI.
Filosoof en data-ethicus Piek Knijff haalde als eerste spreker meteen de gestelde vraag onderuit: het probleem kan niet gereduceerd worden tot een binary, want een mens is geen computer en dus evenmin te reduceren tot een binary. Zij ging in op de ethische implicaties en schetste via Plato, Rousseau en Bacon verschillende standpunten die een mens kan innemen tegenover technologie. De centrale binary verving zij door een heel andere vraag: wat betekent het om AI te gebruiken? En deze vraag kan verder uitgewerkt worden door hem uit te splitsen naar de volgende criteria: A. Is het mogelijk AI te gebruiken voor dit doel? B. Is het toegestaan? C. Is het wenselijk? Deze vragen kunnen volgens haar de weg wijzen voor het creatieve gebruik van AI door kunstenaars en zouden de gangbare houding moeten vervangen: we moeten niet op de trein springen omdat die toch al rijdt en toch niet te stoppen is, maar een persoonlijke en kritische houding ontwikkelen ten opzichte van het gebruik van Generative AI.
De tweede spreker van de avond, Tom van de Wetering van de HKU, gaf een aantal voorbeelden van toepassingen van Generative AI. Het is heel voor de hand liggend om AI te beschouwen als een gereedschap en in de doorsnee studentenpopulatie is dat al gemeengoed geworden. Van de Wetering wijst echter op kunstenaars zoals Milo Poelman die een veel hechtere band met AI ontwikkelden en zelfs zijn gaan beschouwen als een ‘medewerker’. Poelman betoogt dat vanaf het moment dat hij AI als een mens ging beschouwen, dit de weg vrijmaakte tot een creatieve samenwerking. Tot slot liet Van de Wetering de lijst van criteria zien (o.a. integriteit, moraliteit, transparantie) waarop studenten door hun docenten beoordeeld worden bij het gebruik van AI binnen hun werk.
Als laatste gast gaf interdisciplinair kunstenaar Nikzad Arabshahi toelichting op zijn werkwijze en de manier waarop hij AI heeft kunnen inschakelen bij zijn artistieke werk. Omdat hij ervaren computerspecialist én schilder is, komt bij hem het thema Bytes als Brushstrokes nog het dichtst bij de realisering ervan: zo kan hij modellen ontwikkelen in AI die gebaseerd zijn op analyse van zijn fysieke bewegingen bij het schilderen. Hij schetste stap voor stap hoe dan zo’n werk tot stand komt, waarbij opviel dat zowel het eerste als het laatste woord in het proces, dat 7 fasen onderscheidt, aan de kunstenaar zelf is.
Voor een gesprek met het publiek projecteerde de organisatie achtereenvolgens een aantal vragen. De eerste ging over de verantwoordelijkheid om kritisch na te denken over het gebruik van Generative AI. De tweede vraag concentreerde zich op de rol van het publiek. Gaat AI die rol wezenlijk veranderen? De tijd was te kort om de thema’s uitputtend te behandelen, maar wel was duidelijk dat het engagement van kunstenaars met Generative AI op allerlei niveaus plaatsvindt en wijd uiteenlopende ervaringen oplevert. Het kan voor de creatieve gebruiker zeker als gereedschap (of medewerker) dienen.
In het licht van wat het kan aanrichten op het niveau van politieke machthebbers of op het niveau van macro-economische beslissingen, lijkt de discussie over artistieke toepassingen een tamelijk onschuldig tijdverdrijf. Zoals iemand in het publiek al opmerkte: de vraag of het mogelijk is, is de enige die gesteld wordt in Silicon Valley. En aan de Zuid-as zijn genoeg advocatenkantoren die afdwingen dat het antwoord op de vraag of het toegestaan is, altijd met ja zal worden beantwoord. Rest de meest wezenlijke vraag.