Het is een adembenemend beeld. Eindeloze lappen bouwgaas roepen een verloren zee op, houten steigers met bruine lappen de bootjes van weleer. Erachter een op deze mooie zomeravond bijna mediterraans aandoende klif aan het IJsselmeer, met als bonus een zwerm meeuwen in het avondlicht. (meer…)
In de autofictieve roman Maskerziel van theatermaker en actrice Dilan Yurdakul leer je een familie kennen waarin tot aan de derde generatie sporen van een migratietrauma doorlopen.
Je leert ze kennen als getroebleerde mensen, mensen die zichzelf nieuwe gewoonten en persoonlijkheden hebben moeten aanmeten om in Nederland te passen; mensen met maskers. Yurdakul, bekend als speler bij theatergezelschappen als NTGent en Suburbia en van haar rol in Goede tijden, slechte tijden, weet alles van maskers. Ze weet hoe ze te maken, hoe ze te verwisselen, en langzaam maar zeker ook wanneer ze af mogen.
Het hoofdpersonage in de debuutroman Maskerziel is dol op helva. Een Turks toetje dat smaakt naar karamel. Van haar moeder leert ze dat helva gemaakt wordt als er verdriet is in de familie. ‘Samen met het verdriet meng je het meel en de suiker en dan moet je heel lang in een pan roeren tot er een dikke brei ontstaat’, vertelt ze, ‘die je vervolgens in een schaal legt en in kleine stukjes verdeelt’. Het is een beeld dat tijdens het lezen van dit boek bijblijft. Deze familie lengt verdriet aan in een pan, om uit te delen. Ze nemen de spatel van elkaar over. Nog wat meel, nog wat suiker. Niet omdat ze het zo willen, maar omdat het traditie is.
In intieme en kleine scènes uit haar kindertijd legt Yurdakul al snel bloot dat deze familie veel verdriet kent. Anne (‘moeder’ in het Turks) zit met hoofdpijn op een donkerbruin kleed in de woonkamer. Ze slaapt veel, ook overdag, maakt ruzie met haar man en is heel kritisch op haar dochter. Baba (‘vader’) drinkt, spreekt niet met zijn familie en snauwt Yurdakuls moeder toe. Dat ze lelijke voeten heeft, bijvoorbeeld. Omdat haar grote teen kleiner is dan hij zou moeten zijn. Het wijkt af, dus is het lelijk.
Als kind kijkt Yurdakul veel in de spiegel. Ze kijkt naar hoe haar wenkbrauwen lopen, hoe haar haren krullen en vraagt zich af waar het allemaal vandaan komt. Het is het begin van een lange zoektocht. Van haar juf en haar moeder mag ze niet zo veel naar zichzelf kijken, maar ze blijft naarstig bezig met haar reflectie. Als ze wat ouder is wordt het middel daartoe, de spiegel, vervangen. Eerst zijn er de jongens op de middelbare school. In plaats van het zelf te doen, laat ze hen naar haar kijken. Ze zoent met ze in het fietsenhok en rookt na afloop onverschillig Gauloises. Als ze voor het eerst op het toneel gaat staan, ontdekt ze een andere manier om die aandacht te genereren: een publiek naar je laten kijken.
We volgen het leven van Yurdakul die een rol krijgt in Goede tijden, slechte tijden, een soap die ze op de dagen dat ze als kind ziek thuis was bekeek met haar moeder. ‘Je ziet er lelijk uit’ zegt haar moeder als ze een keer opbelt nadat ze haar dochter op televisie heeft gezien. Maar de mensen kijken; ze wordt herkend en aangesproken op straat. En waar dat eerst lijkt op de bevestiging waar ze naar op zoek is, beginnen die momenten almaar leger aan te voelen. ‘Jij bent toch die ene?’ wordt er gezegd. Steeds vaker zegt ze nee.
Bijna terloops heeft ze het over haar periode bij GTST, misschien omdat ze er niet te veel aandacht op wil vestigen, maar ook omdat ze in die periode zelf niet helemaal aanwezig is. Terwijl een visagiste haar een masker van make-up op schminkt, vertelt Yurdakul haar dat ze een depressie heeft. ‘Ik merk er niks van dat jij depressief bent, nee, je lijkt me helemaal geen depressief type’. antwoordt de visagiste. Het is een kwetsbaar moment in het boek, omdat het plaatsvindt tussen maskers in, op het moment dat het masker nog in de maak is.
Naarmate het hoofdpersonage ouder wordt, zoekt ze toenadering tot de familie waar ze zich als tiener van afkeerde. Door naar hen te kijken, ziet ze meer van zichzelf dan een spiegel of een juichend publiek ooit zou kunnen prijsgeven. Ze ziet dat haar familieleden met dezelfde spoken te maken hebben als zijzelf. Een vraag dringt zich aan haar op: waardoor komt het allemaal?
Als de gezondheid van haar dede (‘grootvader’) achteruitgaat, wil Yurdakul weg van de oppervlakte van haar werk op televisie en een voorstelling maken over haar familie, over waar dat verdriet vandaan komt. Daar waar ze eerder door fondsen werd afgewezen voor subsidies, zijn ze wél geïnteresseerd in dit verhaal. De voorstelling wordt goed ontvangen, het blijkt een verhaal dat werkt. Een verhaal over een familie uit Turkije die haar plek probeert te vinden in Nederland, over ontheemding. Het succes doet goed en even lijkt alles te kloppen. Alsof de brokstukken, waar Yurdakul steeds over schrijft, eindelijk op de juiste manier terug in elkaar schuiven. Maar, zoals vaker in haar leven, werkt het maar even, en dan komt het terug.
Dit boek zuigt je naar binnen. Het is een vertelling waarnaar je wil blijven luisteren. Op de laatste bladzijde roken moeder en dochter samen een sigaret. Er is geen groot verzoeningsmoment. Dilan Yurdakul schrijft niet om te laten zien dat alles goed afloopt, niet om te pleasen met een spannende soap-waardige cliffhanger, maar om uit te delen uit een grote pan met verdriet, meel en suiker. Om de beurt roeren de personages even, lengen ze aan met nieuw leven en oude verhalen. Iedereen krijgt een stukje, ook de lezer. Het smaakt naar karamel en maakt een beetje verdrietig.
Maskerziel van Dilan Yurdakul is uitgegeven bij Meridiaan, 300 pagina’s, 23,99 euro. Momenteel staat Yurdakul in het theater met de voorstelling Alter, die aansluit bij de thematiek van het boek. Foto: Jean van Lingen – Alter