Het begon vorige week donderdag met noodweer, vervolgens verbood vrijdag Staatsbosbeheer op de valreep een voorstelling, was er zaterdag een norse boswachter die op staande voet een vergunning eiste (‘binnen tien minuten!’) en weigerden de pinautomaten ’s avonds dienst. Het zat FestiValderAa, het theater- en muziekfestival in en om het Drentse dorp Schipborg, tijdens de jubileumeditie (het was de tiende keer) niet mee.

Dat was extra sneu voor festivaldirecteur Vanja van Guldener, voor wie deze editie de eerste was. Vorig jaar nam ze het stokje over van oprichter Henk Jongebloed, die zondagavond op het hoofdpodium voor zijn bewezen diensten geëerd werd met een onderscheiding: hij werd benoemd tot Lid in de orde van Oranje Nassau. Als theaterprogrammeur blijft Jongebloed wel actief voor het festival.

Alle tegenslagen ten spijt was het toch weer een geslaagd evenement. FestiValderAa is in de loop der jaren uitgegroeid tot een tamelijk uniek festival, met name door zijn veelzijdigheid. Er zijn Vroege vogeltochten, Fietse- en VoeteValderAa’s (arrangementen waarbij telkens drie voorstellingen worden bezocht), een literatuurprogramma en een ‘expeditiebos’. De theatervoorstellingen op locatie werden iets minder goed bezocht dan voorgaande jaren (een fenomeen waar de hele sector last van schijnt te hebben), maar het centrale festivalterrein puilde alle dagen uit. Voor populaire artiesten als Meau en Merol loopt men graag uit.

Het aantal premières was dit jaar aan de bescheiden kant. Afgezien van een enkele kleine productie, die min of meer verstopt zat in een van de arrangementen, was eigenlijk alleen Roek van De Noorderlingen voor het eerst te zien. Wel waren er een aantal voorstellingen die bijna onopgemerkt al elders hun speelbeurten hadden gemaakt. Volstrekt onterecht over het hoofd gezien soms, zoals het zinderende Polder Wodka van Het Tuintheater.

Jongebloeds programmering wordt gekenmerkt door het elk-wat-wilsprincipe. De burlesque-show van Blond en Blauw (helaas noodgedwongen geprogrammeerd in een zielloze zaal met systeemplafond) bedient een heel ander publiek dan Rigoletto, de heerlijke operabewerking van Deschonecompagnie die in de enorme schuur van de Zeegsterhoeve uitstekend tot zijn recht kwam. En waar A horse with no name een intieme voorstelling is in een schuur, daar pakt YoungGangsters op een stuk open land uit met een uitbundige voorstelling over de koloniserende mens.

Nieuw begin
Dat het juist Roek van De Noorderlingen was die getroffen werd door een verbod van Staatsbosbeheer is extra wrang. De performancevoorstelling was, in de woorden van regisseur Lotte Lohrengel, ‘tot op elke grasspriet gemaakt’ op de locatie die tot een Natura 2000-gebied bleek te behoren. Staatsbosbeheer was onverbiddelijk.

Het is bijkans een wonder hoe in één dag tijd een nieuw gevonden terrein door de jonge spelers naar hun hand werd gezet. Zelfverzekerd werd het prachtige landschap benut voor een indrukwekkende zoektocht naar de eigenheid van het individu. Dat is elke keer de kracht van Lohrengels aanpak: aan het eind van het jaar waarin de productiegroep van De Noorderlingen intensief met elkaar heeft samengewerkt weet ze uit die bonte groep een eenheid te smeden waarin zowel de hele groep als het individu tot zijn recht komt. We zien het onhandige meisje dat voortdurend struikelt, de mysterieuze blondine die ogenschijnlijk in haar eigen droomwereld zit, de onhandig contact zoekende jongen. Soms komen ze samen, vaker voeren ze hun eigen, eenzame strijd.

Feitelijk zijn die eindvoorstellingen telkens variaties op één thema: de zoektocht van jonge mensen naar antwoorden op vragen als ‘wie ben ik?’ en ‘hoe verhoud ik me tot de ander?’ Aan het eind van die zoektocht zijn er voorzichtig een paar stapjes gemaakt. Tegelijkertijd is het natuurlijk ook altijd weer een nieuw begin. De jonge spelers zijn klaar om uit te vliegen.

Propvolle performance
In zekere zin is Run, Forest, Run van Zuhause verwant aan de voorstelling van De Noorderlingen. Ook hier zien we een groep individuen die greep trachten te krijgen op het bestaan. Maar waar in Roek de beeldtaal sober en helder is, met kostuums in aardse kleuren en een mooie balans tussen spel en omgeving, daar probeert regisseur en choreograaf Davey Bakker zijn verhaal te vertellen in een propvolle performance. Het is bij hem niet alleen de individuele mens die worstelt, maar ook de mensheid als geheel, en dan vooral in zijn relatie tot de natuur. Daarvan getuigen het vervallen huis dat dominant op de voorgrond staat en de omgehakte boom ernaast.

Bakker is een inventieve choreograaf en de dansgedeeltes in Run, Forest, Run zijn dan ook ijzersterk. Zo is er bijvoorbeeld een behoorlijk angstaanjagende solo van een danseres die beweegt als een mechanische pop met een fabrieksfoutje. Door die choreografische finesses heen voegt hij een reeks symbolische scènes die wel een groot beroep doen op ons associatievermogen. Wat te denken van de vrouw die rondloopt met een vloeistoftank waarmee ze de anderen besproeit? Of die danseres die opkomt met een kom vol bloed? Soms werken die scènes juist onbedoeld op de lachspieren, zoals de scène met de dennenappel die als een kostbaar juweel op een kussentje wordt gelegd.

Het verhalende zit het dansante vaak in de weg in Run, Forest, Run, waardoor het weliswaar een intrigerende maar tegelijk ook een behoorlijk verwarrende voorstelling is geworden.

Superieure weduwe
Voordat Tsjechov zich zou zetten aan het schrijven van grote stukken als De meeuw, Oom Wanja en Drie zusters, schreef hij in de jaren ’80 van de 19e eeuw een serie eenakters. In deze ‘vaudevilles’ is de latere Tsjechov al goed te herkennen. Niemand is zoals hij of zij zich voordoet, er schuilt altijd een addertje onder het gras.

Voor de voorstelling Polder Wodka bewerkte Het Tuintheater een van die eenakters: De Beer. Dat deden ze ook al een keer in 2020, het jaar waarin acteurs Jurriën Remkes en Julia van der Vlugt het gezelschap oprichtten om door de eerste coronacrisis heen te komen. Toen werd De Beer in ruim veertig achtertuinen gespeeld, voor een beperkt publiek.

Maar ook zonder publieksbeperkingen sloeg het concept aan. Na De Beer volgde in 2021 Tsjechovs Het Aanzoek en deze zomer trekt het gezelschap met God van de Slachting van tuin tot tuin.

Wat Polder Wodka onderscheidt van die andere producties is de omvang. Remkes en Van der Vlugt hebben vijf leden van het Noord Nederlands Orkest gestrikt voor de muzikale bedding van hun vinnige kat- en muisspel waarin de beer geen beer is en de rouwende zwarte weduwe, ondanks haar gezworen eed haar overleden man trouw te blijven, zindert van hunkering.

De rol van huisbediende Luka is gesneuveld in deze versie, maar dat wordt ruimschoots gecompenseerd door de prachtige muziek van het strijkkwartet en de hoboïste. De muzikanten nemen zijn plaats in, worden zelfs een personage als de weduwe ze geïrriteerd het zwijgen oplegt of als een van de violistes van haar stoel komt en met vinnig spel de landeigenaar verjaagt.

Die jonge landeigenaar, ‘de beer’,  komt een openstaande schuld innen, een verzoek waaraan de larmoyante weduwe niet zegt te kunnen voldoen. Wat volgt is een heerlijk spel waarin Van der Vlugt een superieure weduwe is die voortdurend subtiel schakelt tussen klaagzang en grofgebektheid. Vanaf haar eerste opkomst is haar dubbele standaard zonneklaar. Haar mouwloze vestje is weliswaar zwart, maar veel te bloot.

Remkes zet daar met veel aplomb (en een uiterst soepel lijf) een stoere vent met een klein hartje tegenover. De twee zijn behoorlijk aan elkaar gewaagd, maar toch lijkt het pleit beslecht te worden ten faveure van de weduwe. Totdat ze elkaar uiteindelijk in de ontroerende slotscène weten te vinden.

Polder Wodka is een juweeltje van een voorstelling die het verdient lang op het repertoire te blijven.

Foto: Polder Wodka van Het Tuintheater, Isabel van der Vlugt