Voor de meeste muziekliefhebbers is Henny Vrienten toch vooral de aantrekkelijke frontman van Doe Maar, de populairste en waarschijnlijk ook de beste Nederpop-band. Vrienten-biograaf Leo Oldenburger laat zien dat het pre- en post-Doe Maar tijdperk van Vrienten (bijna) net zo interessant is.

Pinkpop 1983. Doe Maar bevindt zich op de top van de roem, en speelt al voor de tweede keer op het Pinksteren-festival in Limburg. De fans, voornamelijk tienermeisjes, staan vier rijen dik voor het podium en zijn al extatisch voordat er ook maar een noot is gespeeld. Daarachter op het veld staan de Doe Maar-haters. Als Henny Vrienten en zijn makkers opkomen, begint dat deel van het publiek afkeurend te joelen en met appels te gooien. Eén daarvan raakt Henny vol in het gezicht. Vrienten reageert: ‘Als dat zo doorgaat met die appels, dan kan de nachtzuster zo meteen écht komen. Ik vind het helemaal niet zo erg van die appels, ik vind het alleen lullig dat de meeste niet hier op het podium terecht komen, maar op de achterhoofden van de mensen hiervoor. En iets anders, als je het écht niet leuk vindt, rot dan op.’ Vervolgens speelt de band het nummer Nachtzuster:
Nachtzuster, wat moet ik zonder jou beginnenNachtzuster, ik brand van binnenNachtzuster, doe iets aan de pijn

Het is de tweede keer dat zoiets gebeurt op Pinkpop. In 1971 overkwam het Shocking Blue, nadat de band met Venus een wereldhit had gescoord. Ofschoon Vrienten behoorlijk de pest in had dat hij met fruit werd bekogeld, snapte hij het mechanisme van het Pinkpop-publiek wel. Ook voor Ernst Jansz was het geen verrassing. In de biografie van Henny Vrienten zegt hij: ‘Als je populair wordt, dus aan het begin van het grote succes, is iedereen op je hand. Maar op een gegeven moment word je een instituut. En daar gaat tegenaan geschopt worden. Dat heb ik vrij logisch gevonden. Pinkpop was een festival dat voortkwam uit de hippiewereld. Dus het publiek had het niet zo op commerci­aliteit. Pinkpop was alternatief. En als iets niet zo alternatief was, dan mocht er kennelijk met fruit gegooid worden. Ik stond op de tweede rij en vond het eigenlijk wel leuk. Het was mooi omdat je gewend was geraakt dat als je speelde, iedereen alles meezong.’

Sinds een dag of twee – 32 jaar
Het Instituut Doe Maar, daar was geen woord aan gelogen.
Tussen juni en september van 1980 neemt Doe Maar het album Skunk op. Op de plaat staan drie nummers die het nieuwe bandlid Vrienten heeft geschreven, waaronder Sinds een dag of twee. Vrienten heeft al vaker samengespeeld met Ernst Jansz, die Doe Maar in 1978 heeft opgericht. Maar nu lijkt de samenwerking hecht en succesvol te worden, als de band de door Vrienten gewenste reggae en ska-richting op gaat. Doe Maar gaat het land in, maar heeft het grote publiek nog niet meteen bereikt. Op een openluchtfestival in Zeeland staat Doe Maar in het voorprogramma van de Boomtown Rats, de band rond de Ierse zanger Bob Geldof. Diskjockey Frits Spits is ook aanwezig en is enthousiast over Doe Maar. Hij draait Sinds een dag of twee in zijn populaire radioprogramma De Avondspits en hij verzint een compactere titel voor het nummer: 32 jaar. Dan begint de trein behoorlijk op stoom te raken, ook al is de plaat uitgebracht bij Telstar, de platenmaatschappij van schlagerkoning Johnny Hoes. Daar zijn onder anderen de Zangeres Zonder Naam en de Heikrekels ondergebracht. Voor de reguliere platenwinkel of voor de radiostations was het bedrijf van Johnny Hoes niet iets om serieus te nemen, maar als Spits er blij van wordt, dan gaat het hele muziekcircuit om. Toch is dat label geen rare keuze voor de nieuwe groep, want Vrienten heeft al vanaf zijn zestiende onder diverse schuilnamen meegespeeld op vele opnamen van artiesten uit de smartlappen-stal van Hoes. Daarnaast heeft hij thuis al ontelbare liedjes opgenomen op zijn Revox, die gold als de Rolls-Royce onder de taperecorders.

Muziekscene in Tilburg
Henny Vrienten is geboren op 27 juli 1948 in het Brabantse dorpje Hilvarenbeek. Zijn vader is timmerman, die lange dagen maakt en zijn moeder zorgt ervoor dat het Henny en zijn twee zussen aan niets ontbreekt. Wanneer Henny acht jaar oud is, verhuist het gezin naar Tilburg. In de grote stad ontluikt zijn liefde voor literatuur en muziek. Als hij elf is, neemt zijn moeder hem mee naar de plaatselijke mu­ziekwinkel en krijgt hij zijn eerste gitaar. Hij sluit zich dagelijks urenlang in zijn kamertje op om het instrument onder de knie te krijgen. Hij luistert naar The Beatles en leest Arendsoog-boeken. In 1965 sluit hij zich aan bij zijn eerste bandje The Four Scamps, dat aanvankelijk vooral nummers van The Kinks speelt, maar al snel ook nummers van Vrienten.

Henny is leerling-coupeur en werkt in een confectiezaak, waar hij goedkoop mooie stoffen op de kop kan tikken, waar hij smaakvolle pakken voor zichzelf van maakt. Als The Beatles met een nieuwe outfit komen, maakt Vrienten die direct na. Op het podium is hij een magneet voor de meisjes, iets wat hij zich met plezier laat aanleunen.

In 1972 stuurt hij een cassette met een aantal zelfgeschreven nummers naar enkele platenmaatschappijen, waaronder Phonogram, waar Boudewijn de Groot als producer werkt. De gearriveerde artiest ontfermt zich over het jonge Brabantse talent. Het zal het begin worden van een hechte vriendschap en vele muzikale samenwerkingsprojecten, waaronder aan het eind van zijn leven het trio Vreemde Kostgangers: Henny Vrienten, George Kooymans en Boudewijn de Groot.

De muzikale omzwervingen van Vrienten in de regio Tilburg zijn talrijk en worden smakelijk beschreven door Leo Oldenburger. Maar de echte vaart in het boek komt toch als de bliksemcarrière van Doe Maar wordt ontleed: de bijzondere verhouding tussen de twee uitstekende liedjesschrijvers Ernst Jansz en Henny Vrienten, die elkaar aanvullen en opstuwen, de problemen om de juiste drummer te krijgen die zich niet totaal overgeeft aan hard drugs, de groen-roze vormgeving die door Vrienten wordt bedacht, en vooral het megasucces, dat helemaal uit de hand loopt. Het wordt natuurlijk ook behoorlijk gênant als hordes dertienjarige meisjes ‘je loopt je lul achterna’ meeblèren. De kreet kwam uit de mond van zijn vriendin Marijke, die ook wel wist hoe de vlag ervoor stond. Ook de zin ‘Ga zitten, want ik wil eens met je praten’ (uit Is dit alles) slaat op dezelfde relatie in zwaar weer.

Wie hoopt dat de biograaf ook het privéleven van Vrienten tot op de bodem heeft uitgezocht, komt bedrogen uit en zal het moeten doen met de snippers die uit de liedtesten op te maken zijn. Maar er kan niet beweerd worden dat Oldenburger zijn belofte op dat terrein niet heeft waargemaakt, want de eerste zin van de biografie luidt: ‘Dit boek is niets meer en zeker ook niets minder dan een lofzang op het muzikale leven van Henny Vrienten, verteld door tientallen muzikanten die in de loop der jaren samen hebben gewerkt met de uiterst getalenteerde muzikant, componist en tekstdichter.’ Onder de gesprekspartners van Oldenburger, zoals Ernst Jansz, Joost Belinfante, Fay Lovsky, Tom America, Daniël Lohues, Henk Hofstede, Jan Hendriks, Jeroen Krabbé en Boudewijn de Groot, bevinden zich dan ook geen (ex)geliefden of familie van Vrienten. Dat is een heldere keuze, maar maakt de biografie toch ook wat beperkt.

Er is leven na Doe Maar
Op 22 februari 1984 opent Het Journaal met het bericht dat Doe Maar ermee stopt. Voor alle leden van de band is het een opluchting. Vrienten komt tot rust en kan zich helemaal werpen op de andere kanten van zijn muziektalent. Hij schrijft muziek voor een groot aantal films, waaronder De Prooi, Oeroeg, Left Luggage, The Discovery of Heaven en Pietje Bell, componeert muziek voor de tv-jeugdprogramma’s Sesamstraat en Het Klokhuis (eerst onder de hoede van zijn grote held Harry Bannink), schrijft de muziek voor de musicals Ciske de Rat en Pettycoat, maakt meerdere solo-albums en zoekt regelmatig de samenwerking met muzikanten die op dezelfde lijn zitten, zoals de filmmuziekgroep The Magnificent 7, Henk Hofstede, Herman Brood, en tot slot met George Kooymans en Boudewijn de Groot. Vrienten schudde de liedjes – in ieder geval de muziek – zo uit zijn mouw. Hij zei eens: ‘Ik was niet meer te stoppen. De liedjes bleven komen, ze vlogen als vogels langs mijn wijd openstaande ramen. Ik hoefde er alleen maar af en toe een te vangen.’ Maar toch klinkt zijn muziek vrijwel nooit slordig of gemakzuchtig. Ook is hij financieel handig genoeg ingesteld om met de regelmaat van de klok Doe Maar-reünies te organiseren, die nu in een wat relaxtere sfeer verlopen dan de concerten begin jaren tachtig. Ook heeft hij alle tijd voor zijn andere passie: poëzie. Wie zijn Amsterdamse huis betrad, zag op de eerste etage een imposante gitaarverzameling, maar verder door het hele huis boekenkasten vol met poëzie.

Vrienten doet in zijn post-Doe Maar periode zo ongelooflijk veel, dat het laatste deel van de biografie iets te opsommerig wordt. Zoveel namen, zoveel producties, en dan toch helaas geen namenregister.

Het is niet geheel onlogisch om de biografie te laten eindigen bij het overlijden van Henny Vrienten op 25 april 2022, met natuurlijk nog een aantal loftuitingen uit muzikale hoek, die hem op één lijn plaatsen met collega bassist en liedjesschrijver Paul McCartney. Maar het is jammer dat zijn laatste werkstuk niet meer wordt genoemd: de liedjes die hij schreef voor de musical De Koning van Amsterdam, over de Amsterdamse projectontwikkelaar en onroerendgoedhandelaar Maup Caransa. Aanvankelijk werd het kant en klare project doorgeschoven in verband met de corona-ellende, maar helaas is de musical inmiddels helemaal afgeschoten wegens productionele en financiële redenen. Het zou mooi zijn als die nummers nog een keer worden uitgebracht als monumentje voor een muzikale geweldenaar.

Leo Oldenburger: Henny Vrienden
Alfabet Uitgevers 2024
€ 22,99