Fair pay is al een paar jaar hot topic. Helemaal sinds culturele instellingen die geld ontvangen van de overheid hun medewerkers eerlijk moeten betalen én dat moeten kunnen aantonen. Voor de tarieven van vaste medewerkers biedt de cao Toneel en Dans in de meeste gevallen voldoende houvast. Maar wat is een eerlijk tarief voor freelancers? Daarover lijkt geen consensus te bestaan. 

Er zijn verschillende hulpmiddelen in omloop waarmee freelancers en hun werkgevers uurtarieven kunnen berekenen, zoals de rekentools van Platform ACCT en van de Kunstenbond. Deze komen echter tot verschillende uurtarieven, doordat zij verschillende rekensommen gebruiken. En – nog erger – ze zetten veel te laag in! Want deze rekentools houden onvoldoende rekening met de unieke werkomstandigheden van zzp’ers, zoals niet-declarabele uren en hogere tarieven voor korte contracten.

Laten we eerst even kijken naar de rekensom van de Kunstenbond. In juni 2023 heeft de vakgroep Theater en Dans van de Kunstenbond een eenvoudige rekentool gepubliceerd. Hiermee kun je als freelance danser uitrekenen wat in jouw situatie een eerlijke vergoeding is, op basis van de lonen in de cao en het aantal jaren werkervaring. Deze rekensom hebben ze leuk en overzichtelijk gepresenteerd in een infographic. Eerder was er zelfs een ‘spiekbriefje’ met eerlijke dagprijzen en uurtarieven voor freelance dansers, op basis van de cao Toneel en Dans 2022-2023, zodat zij in een oogopslag konden zien wat ze minimaal mogen factureren.

Dat spiekbriefje is inmiddels verouderd en staat daarom niet meer op de website van de Kunstenbond. Ik vond het een geweldig initiatief, want de cao is voor veel dansers een ingewikkeld document dat ze liever niet lezen. Al was ik ook direct kritisch op dit spiekbriefje, omdat de rekentool van de Kunstenbond niet leidde tot eerlijke vergoedingen, maar tot bodembedragen. Ten eerste omdat de tarieven in de cao minimumlonen zijn en niet een ‘leefbaar loon’, zoals ze inmiddels ook zelf meer zijn gaan benadrukken (‘Bereken je minimumtarief als zzp’er toneel en dans‘). Ten tweede omdat de zzp-opslag van 50% eigenlijk te weinig is. En ten derde omdat er geen rekening wordt gehouden met de niet-declarabele uren en het projectmatige werkleven van veel freelance dansers.

Verzekeringen
Volgens de cao Toneel en Dans (van zowel 2022-2023 als 2024) moet een zzp’er minimaal anderhalf keer het bedrag betaald krijgen als een danser met hetzelfde aantal jaren werkervaring in loondienst. Deze 50% bovenop het loon van een vergelijkbare functie zou moeten overeenkomen met de extra kosten die een werkgever heeft aan diens werknemers, zoals de sociale verzekeringen en de secundaire arbeidsvoorwaarden.

Maar verzekeringen tegen werkloosheid en arbeidsongeschiktheid zijn voor zzp’ers duurder dan die voor werkgevers, zo geeft de Kunstenbond zelf aan. De 50% toeslag dekt deze extra financiële verplichtingen voor een zzp’er dus niet helemaal. En volgens sommigen mag die opslag nóg wel wat hoger, omdat een werknemer voor een werkgever meer kost dan 1,5 x diens salaris. Dus waarom dan geen opslag van bijvoorbeeld 60% verplichten?

Niet-declarabele uren
Volgens de cao heb je recht op alle weekenden vrij plus meer dan 9 weken vakantie per jaar (27 vakantiedagen + 12 atv-dagen  + 9 feestdagen = 48 vrije dagen : 5 werkdagen = 9,6 weken vakantie). Dan blijven er in een jaar nog 43 weken over om een jaarinkomen te verdienen. Maar dat lukt alleen als je steevast 40 uur per week werkt (1720 werkuren per jaar : 43 werkweken = 40 uur per week). Dat klinkt haalbaar, maar ‘werken’ houdt hier in dat al die uren declarabel moeten zijn. En dát is voor zelfstandigen zelden haalbaar!

Daarnaast zullen zzp’ers geld opzij moeten zetten voor de periodes dat ze minder klussen hebben – of ziek zijn – door de rest van het jaar harder (meer dan 40 uur per week) te werken. Of ze moeten minder vakantie nemen. Hun bijscholing mogen ze als zzp’er overigens ook niet onder werktijd doen, in tegenstelling tot werknemers die dat wel mogen. Verder zijn makers veel tijd kwijt met het aanvragen van subsidies en residenties. Tot slot zijn zelfstandige podiumkunstenaars waarschijnlijk meer dan gemiddeld onderweg om van klus naar klus te reizen.

Dus bovenop die 40 uur per week dat zelfstandige podiumkunstenaars uurtje factuurtje zouden moeten werken om rond te komen, zijn ze nog heel wat uren met hun onderneming bezig. Van zzp’ers in het algemeen wordt geschat dat 20-30% van hun totaal aantal uren niet-declarabele uren zijn (ZZP Service Desk, 2023). Hier gaat Platform ACCT ook van uit in de Handreiking Tarieventool voor zelfstandige kunstprofessionals en hun opdrachtgevers binnen cultuureducatie en amateurkunst (2023): ‘Correctie voor niet-declarabele uren bij 80% declarabiliteit leidt daarom tot een opslag van 25% op de referentiesalarissen.’ (p.12). Verder gaan zij uit van 12,5% opslag voor algemene bedrijfskosten. Dit optellend bij de opslag voor sociale verzekeringen en secundaire arbeidsvoorwaarden, komt Platform ACCT uit op een totale freelance-opslag van 83,2%.

Het probleem met de rekensom van de Kunstenbond is dus dat ze daarin geen rekening houden met die minimaal 20% niet-declarabele uren die eigenlijk wel door het freelance uurtarief gedekt zouden moeten worden. En daar werd destijds, bij de publicatie van hun infographic, ook niet over gerept! Inmiddels is op hun website, aan de toelichting bij hun rekensom, een alinea toegevoegd over niet-declarabele uren. Die luidt dat eenieder voor zichzelf moet beslissen hoe die daarmee omgaat:

In tegenstelling tot de werknemer werkt een zzp’er waarschijnlijk niet gemiddeld 1720 uur declarabele tijd per jaar. Er gelden namelijk voor zzp’ers ook nog een flink aantal niet-declarabele uren: uren die je wel moet werken voor je bedrijf maar waarvoor je niet betaalt krijgt. Te denken valt aan acquisitie, administratie, leegloop, bij- en nascholing etc. Deze uren, die voor eenieder verschillen, zal je op een of andere manier willen verwerken in je tariefstelling. In hoeverre je deze volledig kan doorrekenen in je tarief is een persoonlijke afweging.

In het kader van fair pay voor zzp’ers, lijkt het mij echter fijn te weten of dit percentage van 20% niet declarabele uren en 12,5% opslag voor algemene bedrijfskosten ook geldt in de sector theater en dans. Of is dat misschien meer? En zijn er nog andere omstandigheden die een extra opslag vereisen? Zo houdt Platform ACCT voor zelfstandige kunstprofessionals rekening met het feit dat voorbereidingstijd in de praktijk vaak niet gefactureerd wordt, maar wél vergoed zou moeten worden! Zij hanteren daarom twee tarieftabellen: één voor als voorbereidingstijd wel gefactureerd wordt en één voor als voorbereidingstijd niet gefactureerd wordt. In dat laatste geval zijn de tarieven nog eens zo’n 43% tot 76% hoger!

Naast compensatie voor voorbereidingstijd, lijkt een extra compensatie bij korte klussen noodzakelijk voor fair pay in de podiumkunsten. Zie mijn eigen rekensom…

Een alternatieve rekensom
Twee jaar geleden wilde ik, als oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu, weten wat een eerlijk uurtarief is voor dansdocenten. Omdat de infographic en het spiekbriefje van de Kunstenbond er toen nog niet waren, heb ik toen zelf de cao Toneel en Dans 2020-2021 helemaal doorgespit. Zodoende ben ik tot een andere rekensom gekomen die tot hogere (minimum) uurtarieven leidt. In de cao Toneel en Dans 2020-2021 (en de cao voor 2022-2023) staat namelijk uitgelegd hoe je een dagprijs berekent:

Salaris bij een dagcontract 

Als grondslag geldt dat het salaris bij een dagcontract: 

  • 1/20 van het van toepassing zijnde maandsalaris bedraagt, als het gaat om een werkdag bestaande uit een repetitie van een dagdeel; 
  • 1/10 van het van toepassing zijnde maandsalaris bedraagt, als het gaat om een werkdag bestaande uit een repetitie van meerdere dagdelen en/of een voorstelling.

Mijn rekensom voor een eerlijk uurtarief voor freelance dansers was daarom als volgt:

  • Berekening zzp maandtarief: maandloon + 50%
  • Berekening dagprijs: zzp maandtarief gedeeld door 10
  • Berekening uurprijs: dagprijs gedeeld door 8

Misschien zie je nu nog een reden waarom de rekensom in de rekentool van de Kunstenbond niet eerlijk is. Zij berekenen de dagprijs voor zzp’ers op basis van het door hen berekende uurtarief, door deze simpelweg met 8 (uur) te vermenigvuldigen. Aldoende gaan ze voorbij aan de bepaling dat podiumkunstenaars voor korte klussen gecompenseerd dienen te worden door per uur meer te betalen. Daardoor komen ze op een lagere dagprijs en een lager uurtarief uit dan ik. Terwijl mijn rekensom óók op basis van de cao Toneel en Dans is en wél leidt tot fair pay en een gezonde werkcultuur voor zelfstandigen.

In deze tabel zie je maand- en uurtarieven volgens de verschillende rekentools naast elkaar (voor 2024 tel je hier 10% inflatiecorrectie bij op). De bedragen in de dik-omlijnde kolommen zijn berekend door Jacqueline de Kuijper. Haar uurtarieven komen grotendeels overeen met de zzp-tarieven uit de handreiking voor kunstprofessionals (de twee rechtse kolommen).

Let op: nieuwe cao niet voor zzp’ers
Vorig jaar zomer was ik, met een eerste artikel over fair pay voor dansdocenten nog in mijn geheugen, erg gealarmeerd toen ik de rekensom van de Kunstenbond zag en hun spiekbriefje las. Daarom besloot ik die openlijk te bekritiseren in een opiniestuk op Dansers.nu. Sindsdien is de toelichting bij de infographic uitgebreid. Die bevat nu passages over niet-declarabele uren en dat een minimumtarief niet hetzelfde is als fair pay – zie bovenstaande citaat. Maar een zeer zorgelijke ontwikkeling, vind ik, is dat er nu in de cao voor 2024 (op pagina 9) staat dat de cao Toneel en Dans niet op zzp’ers in de podiumkunsten van toepassing is, tenzij anders vermeld.

Zo’n vermelding staat slechts bij drie bepalingen! Namelijk dat zzp’ers een opslag van ten minste 50% dienen te krijgen, en dat ze vrijwillig mogen deelnemen aan de omscholingsregeling van Omscholing Dansers Nederland en de loopbaanbegeleiding van Sociaal Fonds Podiumkunsten. De richtlijn voor dag-/week-/maandcontract, die sinds 1 januari 2023 bindend is, is volgens de huidige cao dus niet van toepassing op zzp’ers. Dat betekent dat zelfstandigen zich niet op deze regel mogen beroepen in het bepalen van hun tarieven… En mijn mooie rekensom voor fair pay niet langer in lijn is met de cao! Hoewel ik het wel nog steeds de beste rekensom vind om tot een eerlijke dagprijs en uurtarief te komen.

Kortom: zzp’ers in de podiumkunsten hebben nog steeds geen poot om op te staan in het eisen van een eerlijke vergoeding. De cao geeft hen slechts de mogelijkheid een absolute minimum vergoeding te eisen. Maar ook opdrachtgevers hebben zo geen handvatten om te bepalen wat een eerlijke vergoeding is voor hun opdrachtnemers. Terwijl culturele organisaties wel vanuit de overheid de opdracht hebben gekregen daarover consensus te bereiken en zij zich daarbij op de cao’s zouden moeten beroepen. Maar dat is nu knap lastig gemaakt!

Nodig: aparte handreiking
Ik vroeg daarom aan een voormalig danseres en medewerker van de Kunstenbond of er ook, in samenwerking met Platform ACCT, een ketentafel Toneel en Dans is. Ketentafels zijn gesprekstafels die de Fair Practice Code moeten vertalen naar concrete hulpmiddelen voor toepassing in de praktijk. Ze antwoordde dat die er niet is omdat voor deze sector reeds een cao bestaat en de ketentafels zijn opgericht voor sectoren waarvoor er geen cao’s zijn. Toen wist ik even niet wat ik moest zeggen. En of ik moest gaan huilen of keihard lachen. Omdat de huidige cao zo vreselijk ontoereikend is in het bieden van richtlijnen voor fair pay voor zzp’ers, lijkt het mij hoog tijd dat de Kunstenbond en de Nederlandse Associatie voor Podiumkunsten (de penvoerders van de cao Toneel en Dans) een aparte handreiking ontwikkelen voor zzp’ers in de podiumkunsten.


Jacqueline de Kuijper is de oprichter en hoofdredacteur van Dansdocent.nu en Dansers.nu – twee online magazines voor dansdocenten, dansers en jonge makers. De Kuijper heeft een master in Dance Studies van Mills College in Californië en een bachelor Liberal Arts & Sciences van University College Utrecht. Daar studeerde ze theaterwetenschappen, kunstgeschiedenis, filosofie en psychologie. Sinds 2019 werkt ze fulltime als dansjournalist. Foto: Ezme Hetharia