Er lijkt ruimte te komen voor een nieuwe instelling voor erfgoed, reflectie, onderzoek en kennis over en voor de podiumkunsten. Hoe zou zo’n instelling er idealiter uit komen te zien? Theatermaker vroeg vier kunstenaars hun visie. Deel 1: Maartje Prins (meer…)
Kort geleden heeft Theaterkrant.nl de hosting overgenomen van Theaterschrift Lucifer, het internettijdschrift voor theaterkritiek en -beschouwing dat bestond van 2005 tot 2013. Hierdoor kan die site als archief ook op de lange termijn beschikbaar blijven. Om dit archief hernieuwd onder de aandacht te brengen, vragen we een aantal jonge dramaturgen om een artikel dat ook nu nog het lezen waard is uit te zoeken en in te leiden. Iris Spanbroek, student MA International Dramaturgy aan de UvA, herleest Theater in Tsjechië van Hana Bobkova uit Theaterschrift Lucifer #10.
Door Iris Spanbroek
Het is 2014, ik studeer een semester in Tsjechië en ik bezoek in Narodní Divadlo in Praag de voorstelling 1789. Regisseur Vladimir Morávek bewerkt Ariana Mnouchines stuk en legt connecties tussen de Franse en de Fluwelen Revolutie. Ik spreek op dit punt alleen Jip&Janneke-Tsjechisch (dat bleek tevens een hoogtepunt) dus ik laat de tekst aan me voorbijgaan en focus op al het andere.
De bonte vormgeving en dito spel, waaronder lijstdoorbrekend ruimtegebruik, laten mij zwaar onder de indruk achter. Een dag later rollen mijn docent en Tsjechische studiegenoten met hun ogen. Die scenografie zien ze in elk van Moráveks voorstellingen, en de representatie van de Fluwelen Revolutie als, tja, fluweel, komt hen de strot uit. ‘Zeker omdat ik het bloed over de straten heb zien sijpelen in ’89′, voegt mijn docent bijtend toe, ‘en ik dat niet vergeten ben, en het theater blijkbaar wel’.
Moraal van deze anekdote: kan ik iets zeggen over voorstellingen buiten mijn eigen culturele context? Ander perspectief op diezelfde moraal: wat conservatief is voor de een, is baanbrekend voor de ander. Ik had zo’n dramaturgische inzet van spektakel in scenografie en spel immers nergens eerder gezien.
Deze subjectiviteit omvat mijn interesse in het uit 2010 stammende artikel Theater in Tsjechië van Hana Bobkova. Hierin biedt Bobkova, geboren in Praag, een overzicht van hoe de theatersector in Tsjechië opereert, hoe het veranderd is na 1989, wat de plek van theater is in de samenleving, waar de theatereducatie plaatsvindt, en wat door de Tsjechen belangrijk wordt gevonden in het theater. Het is een overzichtelijke case study van een theaterveld anders dan het onze.
Kan ik nu bevestigen of corrigeren of de stand van zaken in het Tsjechische theater acht jaar na dato is zoals Bobkova beschrijft? Nee, natuurlijk niet. Ten eerste omdat ik er altijd slechts een gast ben. Ten tweede omdat ook Bobkova’s beschouwing precies dat is: een beschouwing, een opvatting van de Tsjechische theatercultuur zoals zij die ervaart, beschreven aan de Nederlandse theatercultuur zoals zij die ervaart.
Ik denk dat dat een van de grootste verschillen kan zijn met het lezen van dit artikel in 2010 en in 2018: de realisatie dat er niet zoiets bestaat als objectiviteit. Niets in Bobkova’s uiteenzetting is een objectieve analyse van Tsjechië. Ik denk ook niet dat ze gepoogd heeft dat te schrijven. Integendeel, het lijkt specifiek geschreven voor de Nederlanders.
Daarom vind ik het interessant om dit artikel nu te lezen, door deze bril, omdat het me niet alleen iets vertelt over Tsjechië, maar ook over Nederland. Neem bijvoorbeeld deze observatie:
Het meest opvallende kenmerk van de voorstellingen is de aanwezigheid van humor en de actieve, emotionele houding van de toeschouwers, die door de acteurs worden aangesproken. De acteurs heersen: ze maken teksten, improviseren, zoeken contact via de woorden van de schrijvers en via zichzelf in de totaliteit van hun psychofyieke bestaan op het toneel. Hoewel ook het Tsjechisch theater in het buitenland bekende regiepersoonlijkheden kent, blijft de acteur het alfa en omega van de voorstelling. Nota bene: het Tsjechisch kent geen onderscheid tussen het woord artiest (Wat een connotatie heeft met circus) en kunstenaars; ze worden allen beschouwd als kunstenaar. Kunst hoort bij de cultuur en er is geen onderscheid tussen hoog en laag.
In plaats van ‘ah, zo zit het in Tsjechië’, denk ik ‘ah, zo zit het in Nederland niet’.
Hieruit volgde ook een confrontatie met mijn eigen ervaringen. Bobkova verwoordt het als volgt: ‘Exportbehoefte: Buitenlanders stellen dikwijls vragen over de beperkte bekendheid van het Tsjechische theater buiten de landsgrenzen.’ Ik heb die vraag ook aan de lopende band gesteld: ‘Waarom is Tsjechisch theater niet meer toegankelijk voor de niet-Tsjech, alias, mij?’ Dat ik die vraag stel, zegt meer iets over mij. Het Tsjechische antwoord is minstens zo interessant wat zelfreflectie betreft:
De Tsjechen zijn bezig met hún theatercultuur, die een vaste plaats en betekenis heeft in het openbare leven en deel uitmaakt van de nationale identiteit. Voor vele Tsjechen is theater een vast onderdeel van hun dagelijkse leven. Er is een grote diversiteit aan theaters; elke Tsjech kan zijn eigen voorkeuren bepalen. Een bezoek aan een theater gebeurt net zo veelvuldig als een avondje televisiekijken of naar een voetbalwedstrijd gaan. Theater is dus populair en de acteurs, die zowel in film als op toneel spelen, zijn de grote publiekstrekkers. Zij spreken hun publiek aan in hun spel, waarin ze artiestendom en kunstenaarsschap combineren. Theater staat niet los van de cultuur, maar er middenin. Expansie en export naar het buitenland zijn geen dringende behoeftes. Theaterkunstenaars krijgen ‘van binnenuit’ bevestiging en legimitatie van hun bestaan.
Lees hier Theater in Tsjechië van Hana Bobkova uit Theaterschrift Lucifer #10 (in pdf).