Voor veel theatermakers vormen de verschillende regels en procedures van overheden en fondsen een behoorlijke drempel voor het verkrijgen van subsidie voor een voorstelling of project. Aanvragen kan over het algemeen alleen als stichting. Een stichting oprichten kost geld en je hebt een bestuur nodig. Bovendien moet je, om kans te maken op een toekenning, al een goed uitgewerkt plan hebben. (meer…)
Vier jaar geleden werd een mijlpaal bereikt. Met ontwikkelplek MusicalMakers kreeg musical eindelijk een plek in de Culturele Basisinfrastructuur (BIS), de subsidieregeling waarmee het Rijk instellingen rechtstreeks en structureel ondersteunt. Tegelijkertijd besloot het Fonds Podiumkunsten musicalproductiehuis OpusOne structureel te gaan subsidiëren. Nu, vier jaar later, verliezen beide instellingen alweer hun ondersteuning. Producent Maarten Voogel: ‘Alles wat te maken heeft met de innovatie en ontwikkeling van nieuwe musical is vakkundig de nek omgedraaid.’
Culturele Basisinfrastructuur (BIS)
De Raad voor Cultuur adviseerde vorige week woensdag om MusicalMakers niet meer te ondersteunen als ontwikkelplek in de BIS. De aanvraag van M-Lab, dat voor dezelfde plek had gesolliciteerd, werd eveneens niet gehonoreerd. Omdat de regeling geen andere functies voor musical voorziet, verdwijnt het genre daarmee uit de BIS.
M-Lab produceerde van 2007 tot 2015 musicals en hoopte in 2025 een herstart te maken als productiehuis van actuele, vernieuwende, kleinschalige musicals. De raad schrijft in zijn subsidie-advies de missie van M-Lab – het creëren van nieuw, hoogwaardig Nederlands musicalrepertoire – te onderschrijven, ‘maar onvoldoende inzicht te krijgen in de ontwikkeltrajecten’. Ook plaatst de raad een kanttekening bij de dominante rol van de artistiek leider die ook gaat regisseren.
MusicalMakers veroverde vier jaar geleden als Ontwikkelinstelling een plek in de BIS. Net als toen, is de raad ook nu positief over de plannen van de ontwikkelplek voor eigentijdse musical: ‘MusicalMakers formuleert een heldere visie op het genre musical als verbinder en als middel bij uitstek om sociaalmaatschappelijke onderwerpen bij een breed publiek onder de aandacht te brengen. De raad heeft waardering voor de ontmoetingsplaats die de instelling in Weesp in relatief korte tijd heeft gecreëerd.’
Uiteindelijk gaf de raad echter toch de voorkeur aan andere instellingen in de categorie Ontwikkelinstellingen, deels vanwege de wens voor een betere regionale spreiding (muziektheatergezelschap Orkater zit ook in Amsterdam), deels vanwege de moeilijke start die de instelling had door corona en twee directiewisselingen. Door deze perikelen is er van de voorgenomen ontwikkeling van nieuwe Nederlandse musicals voor de middenzalen volgens de raad onvoldoende terechtgekomen. ‘De raad is teleurgesteld over de beperkte output van MusicalMakers in de afgelopen vier jaar.’
‘We zijn verbaasd en teleurgesteld’, reageert directeur Ulrike Bürger-Bruijs van MusicalMakers. ‘Voor ons genre musical zijn ontwikkeltijden van minimaal 3 jaar de norm. Veel succesvolle musicals deden er nog veel langer over. West Side Story werd in 12 jaar ontwikkeld, de Amerikaanse hitmusical Hamilton in 8 jaar, Hij gelooft in mij in 7 jaar. Om dan na 3 jaar te oordelen dat er onvoldoende output geleverd is, strookt niet met de realiteit van deze multidisciplinaire en jonge kunstvorm. En dat terwijl de BIS juist voor lange beleidslijnen zou moeten staan.’ Volgens Bürger-Bruijs komt overigens juist nu de output op gang – ‘geheel in lijn met de verwachtingen en werkpraktijk’. De eerste twee middenzaalproducties staan gepland voor 2024 en 2025.
Naar de mening van de raad moet MusicalMakers nu ‘eerst haar draai vinden op de nieuwe plek en onder de nieuwe directie voordat ze eraan toe is opnieuw als BIS-instelling te functioneren’. Maar hoe ze dat zonder budget moet bewerkstelligen, is onduidelijk. Bürger-Bruijs: ‘Je laat dus een jonge kunstvorm met een enorm grote behoefte aan talentontwikkeling zonder structurele subsidie achter en verwacht dat we dan toch over 4 jaar laten zien dat het ook zonder deze subsidie moet kunnen?’
Extra pijnlijk voor de sector is dat raad in zijn advies het wel ‘betreurt’ dat nu de ontwikkelplek voor musicals verloren gaat, maar tegelijkertijd constateert ‘dat er bij theatergezelschappen steeds meer aandacht komt voor dit podiumkunstengenre, wat de pijn enigszins verzacht’.
‘Volslagen idioot en denigrerend’, noemt musicalproducent Maarten Voogel (OpusOne) de opmerking. ‘Musical is een heel andere tak van sport dan multimediaal- of muziektheater.’ Ook Bürger-Bruijs benadrukt dat muziektheater en musical twee verschillende kunstvormen zijn. Wel schrijft ze aan MusicalMakers een belangrijke brugfunctie toe. ‘Wij verbinden de commerciële met de gesubsidieerde markt. Theatergezelschappen die musical willen maken, komen naar ons toe omdat wij daarvoor de expertise in huis hebben. Niet alleen artistiek, maar ook in het bereiken van het grote publiek en het toegankelijker en publieksgericht ontwikkelen. Wij leren dan weer van de artistieke kracht en maatschappelijke relevantie van de theatergezelschappen.’
De groeiende aandacht van theatergezelschappen voor musical is volgens Bürger-Bruijs ‘juist een resultaat van de gesprekken die in de afgelopen jaren gevoerd zijn in de theatersector met musicalmakers’. Het betekent volgens haar niet ‘dat de expertise, tijd en structuur die nodig zijn om tot kwalitatieve, goed gemaakte en toegankelijke musicals voor de midden- en grote zaal te komen altijd bij deze instellingen aanwezig zijn’.
NITE is een van die theaterinstellingen die onlangs een samenwerking met MusicalMakers aangingen. Zakelijk leider Harmen van der Hoek spreekt dan ook graag zijn steun uit. Hij waardeert onder meer het ‘substantieel langer ontwikkeltraject waarbij vaker de dialoog met het publiek over het concept wordt aangegaan’. ‘Dat sluit naadloos aan bij onze ambities, waarbij we graag van andermans ervaringen en werkpraktijken leren. Daarom zijn we ook de samenwerking aangegaan met MusicalMakers, waar de know-how en kennis over deze manier van ontwikkelen voor een breed publiek sterk aanwezig is.’
Fonds Podiumkunsten
Bij het Fonds Podiumkunsten was woensdag wel goed nieuws voor NANOEK, het nieuwe musicalgezelschap van Anouk Beugels dat dit jaar voor de productie MELK vijf musical awards binnensleepte, en voor Club Gewalt, dat tegen het musicalgenre aanschuurt. Het veel grotere OpusOne krijgt echter geen vierjarige subsidie meer, net als de Theateralliantie die met zeven theaters samen opdrachten aan producenten geeft om nieuwe producties te ontwikkelen. Daarmee bezuinigt, na de BIS, dus ook het fonds fors op de ontwikkeling van nieuwe musicals. M-Lab en MusicalMakers mochten geen FPK-aanvraag indienen op basis van de ingangseisen (aantal producties en speelbeurten).
De Theateralliantie zat nog niet in de vierjarige regeling, OpusOne wel. Vooral de afwijzing van de laatste is opmerkelijk. Onder leiding van producent Maarten Voogel legt het Amsterdamse OpusOne zich vanaf 2015 toe op het maken van kleinschalige, eigentijdse off-Broadway musicals. Producties als Spring Awakening, Falsettos en De Mol en de Paradijsvogel werden door pers en publiek zeer enthousiast ontvangen. De beoordelingscommissie van het FPK is eveneens positief ‘over het vakmanschap waarmee de producties in de afgelopen jaren tot stand zijn gebracht en prijst bijvoorbeeld de wijze waarop in eerder werk op een effectieve manier humor wordt ingezet om toegankelijke voorstellingen te creëren.’ Maar bestempelt onder meer de publieksfunctie als zwak en de artistieke kwaliteit krijgt slechts een ‘voldoende’.
Producent Maarten Voogel reageert geschokt op het fondsoordeel. ‘Het zit niet alleen vol dedain over het genre, veel is ook feitelijk onwaar. Het ontbreekt de commissie duidelijk aan kennis van de wezenlijke kenmerken ons genre.’ Als een van de voorbeelden noemt hij een ‘volledig misplaatste opmerking’ over het vermeend ontbreken van synergie tussen tekst en muziek bij Spring Awakening. ‘Dat laat onomstotelijk zien dat deze beoordelaars geen enkel besef hebben van de conceptuele vorm die deze wereldwijd gelauwerde productie zo onderscheidend maakt. Hieruit blijkt eens te meer dat elementaire kennis om dit subgenre inhoudelijk te beoordelen volstrekt afwezig is.’
Uitgezoomd over beide vierjarige regelingen constateert Voogel dat alles wat te maken heeft met de innovatie en ontwikkeling van nieuwe musical woensdag ‘vakkundig de nek is omgedraaid’. ‘Dat het nieuwe musicalgezelschap NANOEK subsidie krijgt is natuurlijk geweldig, maar zij zit in de categorie met het laagste bedrag. Je kan niet verwachten dat zij alleen het hele stuk ontwikkeling kan gaan trekken. We gaan straks acht jaar terug in de tijd.’
MusicalMakers en OpusOne hebben beide nog een aanvraag lopen bij het Amsterdams Fonds voor de Kunst, dat begin augustus zijn besluiten bekend maakt. Maar veel wordt daar niet van verwacht. Bürger-Bruijs: ‘Het gaat daar om kleinere bedragen en ook dat fonds is zwaar overvraagd’. Tegelijk zijn ze strijdbaar. ‘De theaters zullen langer moeten wachten op nieuwe musicalproducties, maar we zullen hoe dan ook proberen deze ontwikkelplek te bestendigen.’
Foto: Liza Kollau – De mol en de paradijsvogel van OpusOne
Dat er zo weinig instellingen voor de ontwikkeling van musical gesubsidieerd worden door landelijke fondsen, is een schande. Vooral Opus One had gezien het track record beter verdiend.
Maar hoe onredelijk is de Raad voor Cultuur? Dit artikel gaat erg makkelijk voorbij aan wat er allemaal is misgegaan bij MusicalMakers. Het begon al met een valse start en belangenverstrengelingen. Hoe zuur ook voor de huidige directie, voorgaande directies hebben daar simpelweg de boel verstierd. In de eerste drie jaar is verreweg het meeste geld weggesluisd naar zaalhuur en bestuurders, en niet naar de (ondersteuning van) jonge makers. Daarmee heeft het instituut MusicalMakers de sector absoluut geen goed gedaan. De ‘output’ die MusicalMakers nu claimt, komt grotendeels van vrije producenten die hun nek hebben uitgestoken (OpusOne, Nanouk en Oatmilk).
Voogel verwoordt het goed, bij de fondsen is er vrij weinig kennis van het genre musical. Dat zouden FPK en RvC zich moeten aanrekenen. En laten we hopen dat er bij een volgende bis-aanvraag wél weer plaats is voor een musical-ontwikkelplek.
ik zou graag weten wie de schrijver is van deze interessant reactie, ik vind het vreemd dat Theaterkrant anonieme reacties publiceert
Beste Jos, dank voor je reactie. In principe plaatsen we liever geen anonieme reacties, maar we hebben er begrip voor als mensen niet onder hun eigen naam durven te reageren. Als de reactie verder voldoet aan onze huisregels, kan het zijn dat we die toch plaatsen. In de meeste gevallen is de auteur overigens wel bekend bij de redactie (oa door het ingevoerde mailadres). https://www.theaterkrant.nl/huisregels-voor-reacties/
ik word altijd obstinaat als ik ergens hoor of lees ‘in principe’ wat betekent dat toch? Mag ik een volgende keer keer ook iets belangrijks zeggen maar wat mijn positie zou kunnen schaden en mag het dan ook anoniem? Vinden jullie dat dan ook goed, want ik ken jullie toch? Dit is heel erg ons-kent-ons-dat moet je toch niet willen als belangrijk medium
Ja ik vind t ook vreemd. Het artikel heeft nu de zweem van journalistieke onafhankelijkheid maar wellicht is het een direct betrokkene? Zou het niet eerder als opiniestuk moeten aangekondigd dan?
Overdrijf je het niet een beetje, Jos? Bij een ander artikel – over het ITA-rapport – wordt gereageerd door ene Oz, en ook Paul, Sophie, Pieternel, Maarten en O zijn van de partij : reageerders met alleen voornamen, of zelfs een enkele initiaal. Door het ontbreken van een achternaam zijn die (in mijn beleving) net zo anoniem als “te kleine sector” hierboven. Of vind je dat iedereen met voor- en achternaam zou moeten reageren?
ja frits, dat zag ik later ook, ik vind dat ook niet goed, schrijf of schrijf niet denk ik dan, ik schrijf zelf soms niet als het mijn belangen kan schaden, ik vond dat ooit laf van mezelf en vind het nog steeds lastig, maar als hoofdredacteur van een theaterblad zonder subsidie moet ik wel soms