Sarada Sarita Keilman, Genevieve Murphy, Zinzi Oegema, Ada Ozdogan, Wild Vlees en Eline Arbo krijgen van het Fonds Podiumkunsten een ‘nieuwe makers’-subsidie. De beginnende talentvolle makers krijgen geld om zich in een langer lopend traject (maximaal twee jaar) te ontwikkelen bij een gezelschap. De ‘nieuwe makers’-regeling is bedoeld voor makers of collectieven die niet langer […]
De regeling voor meerjarige activiteitensubsidies voor de kunstenplanperiode 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten kent geen drastische koerswijzigingen, maar wel enkele aanscherpingen. Ook geeft het fonds geen impliciete of expliciete beleidsopdracht, zei directeur Henriëtte Post bij de presentatie van de regeling op 3 november in Utrecht.
Het fonds beoordeelt de aanvragen voor de periode 2017-2020 op artistieke kwaliteit, ondernemerschap, pluriformiteit van het podiumkunstenaanbod en geografische spreiding.
Er wordt afgezien van een toekenning voor twee keer twee jaar, zoals dat nu gebeurt: subsidieaanvragen worden in de periode 2017-2020 voor vier jaar toegezegd. De Eigen Inkomsten Quote (EIQ) wordt zowel voor producerende instellingen als festivals en concoursen leidend. Deze moet ten minste twintig procent van het totale bedrag zijn. Aan de hand van de hoogte van de EIQ kunnen instellingen het aan te vragen subsidiebedrag berekenen.
Alle subsidies voor producerende instellingen beginnen met een vaste voet van 75 duizend euro, aangevuld met een bedrag per uitvoering. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen kleine en middelgrote zalen enerzijds en grote zalen anderzijds – het fonds heft het onderscheid tussen kleine en middelgrote zalen hiermee op. Eveneens nieuw is het opnemen van een bijdrage voor talentontwikkeling voor producerende instellingen.
Ook veranderd is de aangepaste drempelnorm voor producerende instellingen die nog niet eerder een meerjarige subsidie hebben ontvangen: voor hen geldt dat zij gemiddeld twintig uitvoeringen per jaar in de periode 2013-2015 moeten hebben gerealiseerd, tegenover veertig voorstellingen per jaar voor gezelschappen die al eerder een meerjarige subsidie kregen.
Festivals kunnen een bijdrage vragen voor (co)-productie. De innovatietoeslag is uit de regeling verdwenen. Hoe spreiding wordt beoordeeld is nog ‘een verrassing’, zei fondsmedewerker Dennis Stam.
‘Economisch lijkt het tij in 2015 te keren’, zei Post, ‘maar het fonds heeft niet meer te besteden dan in 2012.’ Voor theaters komt 10,2 miljoen euro beschikbaar, voor muziek 6 miljoen, voor dans 5 miljoen, festivals en concoursen 2,1 miljoen, muziektheater 2,1 miljoen en de bijdrage voor talentontwikkeling bestaat uit 1,1 miljoen.
Post benadrukte eveneens dat de lat hoger ligt dan vier jaar geleden, mede doordat aanvragen en toekenningen openbaar gemaakt dienen te worden indien concurrerende aanvragers daarom vragen. Het fonds is dus genoodzaakt zijn keuzes nog scherper te verwoorden.
Ook signaleerde Post dat BIS-gezelschappen steeds vaker kleiner werk produceren en dat de samenwerking tussen BIS- en fondsgesubsidieerde gezelschappen steeds intensiever wordt. Toch heeft het fonds besloten die ontwikkelingen geen halt toe te roepen. De sector is volgens haar momenteel gebaat bij ‘vitale verbindingen’. Ook gaat het fonds culturele diversiteit intensiever stimuleren, onder meer door regionale talentenscouts in te zetten.
Door de aangenomen moties in de Tweede Kamer is er nog 800 duizend euro over van het door Bussemaker gevonden extra festivalbudget. Hiervan gaat 180 duizend euro naar het festivalbudget van Fonds Podiumkunsten.
Op 1 december publiceert het fonds het aanvraagformulier en de richtlijnen op zijn website. De deadline voor het indienen van de aanvraag is 1 maart 2016. Op 2 augustus 2016 brengt het fonds zijn besluit naar buiten, waarna de nieuwe subsidieronde op 1 januari 2017 ingaat.