Corona houdt de wereld nu bijna een jaar in de greep. De podiumkunsten hebben inmiddels voor de derde keer te maken met een volledige theatersluiting. Theaterkrant vraagt de theaters naar de gevolgen. Vandaag de staat van Musis & Stadstheater Arnhem, met adjunct-directeur Anneke Jenniskens.

In welk opzicht was het afgelopen jaar voor jullie anders dan anders?
Het is heel frustrerend: wij zijn op aarde om ons publiek een mooie avond te bezorgen, maar we staan nu ongewild op pauze. Onze programmeurs zijn alleen maar aan het schuiven met uitgestelde voorstellingen, de marketingmensen hebben een draai moeten maken omdat de campagnes stilliggen, de horeca-mensen zijn actieve types die nu stilzitten en hun contact met bezoekers enorm missen, en de techniek wil bouwen maar doet nu veel onderhoud. We kijken als staf hoe we er intern voor kunnen zorgen dat we straks als we weer open mogen, toch met z’n allen de goede energie te pakken hebben.

Dat doen we door veel in contact te blijven. Overleggen lopen door, zelfs wat frequenter dan normaal, en ook de interne communicatie, bijvoorbeeld de interne nieuwsbrief, hebben we opgeschaald. We maken ook een podcast voor het personeel waarin medewerkers vertellen over hun werk en hoe ze deze vreemde coronaperiode ervaren. Om onze vrijwilligers, waarvan een deel gepensioneerd en dus risicogroep is, toch te blijven betrekken houdt onze vrijwilligerscoördinator continu contact met ze in hun appgroep. Door dat intensieve contact weten we nu beter van iedereen hoe het met ze gaat, waar ze tegenaan lopen, wat de thuissituatie is. Dat vind ik een heel fijne bijkomstigheid.

Hoe staan jullie er financieel voor?
Qua inkomsten is het natuurlijk heel verdrietig, we hebben veel minder tickets verkocht en geen horeca-inkomsten of zakelijke verhuur. Maar aan de kostenkant zien we ook een daling, zoals de marketing, en ook de energielasten en schoonmaakkosten zijn lager nu de zalen leegstaan. Het enige waar we niet op hebben bezuinigd zijn de personeelskosten; we konden ons personeel behouden. Dit was mogelijk door de noodsteun en doordat de gemeente coulant was ten aanzien van de prestatie-eisen. Sinds de invoering van de Wet Arbeidsmarkt in Balans in 2020 hebben we geen flexibele schil meer met flexwerkers via payrolling, maar hebben we de horecaploeg in dienst. Die betalen we natuurlijk volledig door, al hebben we nu veel minder werk voor ze. Een tweede groep in de horeca zijn de studenten die we als oproepkracht hebben. Met hen hebben we een overgangsregeling getroffen. Tijdens de eerste lockdown zijn zij deels doorbetaald zodat ze met wat meer zekerheid op zoek konden naar andere bijverdiensten naast hun opleiding. Een aantal technische freelancers hebben we veel minder klussen kunnen bieden, dat is heftig.

Hoe heb je het opgelost met de makers, gezelschappen en ensembles die niet konden komen spelen?
Dat verschilt een beetje per geval. Qua honorering en schadevergoeding hebben we het advies opgevolgd van de werkgroep Scholten (waarin vertegenwoordigers van de belangenverenigingen van producenten en podia samen zoeken naar passende financiële afspraken tijdens de lockdown en het anderhalvemeterscenario – red.). Ons publiek heeft ook behoorlijk wat kaarten gedoneerd, en 75 procent daarvan is naar de artiesten gegaan. Daarnaast hebben we in de muziekprogrammering ook te maken met buitenlandse impresariaten, waarmee we aparte afspraken hebben gemaakt.

Met alle voorstellingen die zijn uitgesteld – eerst zouden we doorschuiven naar mei 2020, toen naar de zomer, toen naar het seizoen daarna – is de balans in de programmering nu een extra uitdaging. Je moet steeds alle scenario’s doordenken. We willen de makers faciliteren, maar ook aansluiten bij de vraag van het publiek, en we willen ons eigen artistieke profiel bewaken.

Waar mogelijk zijn we steeds opengebleven voor het publiek, waarbij we de richtlijnen van de overheid volgden. Wij zijn in de stad een van de grootste cultuurinstellingen die subsidie ontvangen en daarom hebben we onszelf het afgelopen jaar de taak gesteld om onze panden te delen met anderen. Dat hebben we in ons netwerk laten weten en zo konden we Introdans, Oostpool, Theater aan de Rijn en amateurclubs langere repetitieperiodes bij ons in huis bieden. Voor de culturele instellingen doen we dat zoveel mogelijk met gesloten beurs. En we verhuren onze foyers aan Rechtbank Gelderland voor civielrechtelijke zittingen. Een deel van onze medewerkers is hierdoor aan het werk en het is een bron van inkomsten, want die ruimtes zijn nu dagelijks van 9 tot 5 in bedrijf.

Dus je bent je meer op je directe omgeving gaan richten?
Ja, de onderlinge contacten zijn nog meer versterkt, ook de samenwerking tussen Nijmegen en Arnhem. We stemmen meer af, we schrijven bijvoorbeeld nu samen met Stadsschouwburg Nijmegen en Concertgebouw De Vereeniging een fondsaanvraag. Als instellingen kun je met elkaar een model verzinnen voor als we straks weer open mogen. De anderhalve meter zal dan nog steeds gelden. Met de dan toegestane capaciteit kun je echt wel wat, maar sommige (internationale) artiesten reizen pas als het veilig is om te touren en als het commercieel gezien kan. We zullen voorlopig minder kostbare internationale producties kunnen presenteren. De uitdaging zit hem nu in het lokale en het Nederlandse aanbod, we merken dat het publiek zich ook echt verbonden voelt met de makers uit de eigen stad en regio.

Al met al is het een raar jaar. Bij ons was het begin van de lockdown in december erg dubbel: op 16 december stond het Nederlands Blazers Ensemble in Musis. Zij speelden ‘Beethoven nr. 9’ en Consensus Vocalis zong ‘Ode an die Freude’. Het was een livestream, want publiek was niet meer toegestaan. En parallel aan het concert stemde de Arnhemse gemeenteraad diezelfde avond met een meerderheid voor gezamenlijke huisvesting van Introdans en Oostpool in het Stadstheater. Symbolischer kon bijna niet.