Theaterkrant interviewt filosofen, kunstenaars en critici en vraagt hen te reflecteren op de coronacrisis. Aan het eind van elk interview wordt hen gevraagd een nieuwe denker aan te dragen. Beeldend kunstenaar Patricia Kaersenhout was benieuwd naar de reflectie van Simone Zeefuik.
Zeefuik programmeert filmvertoningen en panelgesprekken bij het Bijlmer Parktheater en richt zich op representatie, inclusiviteit en sociale rechtvaardigheid. Zeefuik is de mede-initiatiefnemer van #DecolonizeTheMuseum en initieerde onder andere #RewriteTheInsititute.
Wat is de rol van een theater in de coronacrisis?
‘Dat hangt denk ik af van wat je missie en visie vóór de crisis was. Vanuit mijn eigen werk als programmeur bij het Bijlmer Parktheater is dat om bij te blijven dragen aan onze functie als huis voor de verschillende conversaties die in onze gemeenschappen gevoerd worden. Ook al zijn er heel veel dingen die we niet meer kunnen doen, we kunnen wel andere mensen steunen. Mocht iemand een initiatief hebben waarmee ze Bijlmerbewoners steunen of iets organiseren dat in lijn staat met wat wij belangrijk vinden, zoals Zelda Fitzgerald en Perry Gits met hun Black Pride Mini Ball of de mensen achter de Black Lives Matter-protesten, dan steunen we ze door daar reclame voor te maken op onze sociale media en, indien gewenst, onze ruimte of materialen aan te bieden.’
‘Zo was crisishulp2020 een groep van personen die geld inzamelden, boodschappen deden voor Bijlmerbewoners die het in de eerste weken van de coronapandemie extra moeilijk hadden en de goed gevulde boodschappentassen rondbrachten bij diverse huishoudens. Toen stond onze foyer ineens vol met tafels en mensen die pakketten aan het inpakken waren. Ik denk dat onze functie voornamelijk was om de geluiden die er al zijn uit de buurt te versterken. Omdat we zo verankerd zijn in de buurt en onderdeel zijn van de gemeenschappen die in de Bijlmer thuis zijn of zich thuis voelen, hebben wij ook de functie van thuishaven voor initiatieven ten behoeve van social justice en representatie. Welke positie je hebt of krijgt, verschilt per theater. Een theater als Carré zal weer een andere functie hebben.’
‘Ik denk dat wij nooit vergeten mogen hoe belangrijk de Bijlmer is voor het theater dat we vandaag de dag zijn. We hebben die verbinding nooit willen verbreken om ons op een ander publiek richten. Zo hebben we ook Gouden Dans, een dansgroep die ons eens in de zoveel maanden komt verblijden met een uitvoering; ik denk dat sommige van de dansers zeventig, misschien wel tachtig jaar oud zijn. Hun uitvoeringen zijn altijd compleet uitverkocht! Ze doen supergoed hun best en het is een genot om ze te zien dansen. Daar moet je dus ruimte voor blijven maken, dat maakt het leuk. Normaal gesproken zijn we een theater waar kinderen in en uit rennen en dat gebeurt in deze coronatijd opeens niet meer. Omdat we al zo’n sterke band hebben met de buurt, is die niet verwaterd, maar je moet er wel aan wennen.’
‘In een uitverkochte zaal kunnen we normaal gesproken 162 man kwijt. Nu is dat minder dan een kwart van dat aantal. Dan moet je wel blijven nadenken: hoe zorg je ervoor dat het theater toegankelijk blijft. Hoe voorkom je dat theater alleen iets wordt voor een klein groepje mensen en dat de rest er niet meer van kan genieten. Hoe zet je een livestream in? Dat past niet bij ieder programma. Niet alle programma’s zijn daar geschikt voor.’
Criticus Wouter Hillaert zag in het interview dat ik met hem had een mogelijk doemscenario voor zich waar na de crisis een grotere scheiding zou ontstaan tussen zieken en gezonden, tussen geprivilegieerde mensen die zich theater nog kunnen veroorloven en zij die dat niet kunnen. Hoe zie jij dat?
‘Ik denk dat mensen hopen dat de samenleving er anders uitziet dan dat die er daadwerkelijk uitziet: we denken dat bepaalde dingen een scheiding creëren. Maar ik denk niet dat die scheidingen nu ontstaan; die zijn er altijd al maar worden nu alleen duidelijker zichtbaar. Als je kijkt naar de afwegingen die werden gemaakt aan het begin: wie wordt er wel of niet geholpen op de intensive care? Dat is geen afweging die iemand nu ter plekke heeft verzonnen – er worden altijd al afwegingen gemaakt.
Zo’n overweging is ook: voor wie is kunst eigenlijk bedoeld en voor wie moet het eigenlijk toegankelijk zijn? Op het moment dat het goed gaat, hoef je daar niet heel lang bij stil te blijven staan, maar die onderliggende gedachtes zijn er natuurlijk wel. Veel van de dingen die wij zien zijn het resultaat van die gedachtes. Scheidingen worden uitvergroot, maar ik denk niet dat iets als corona een scheiding creëert.’
‘Het is net als wanneer mensen zeggen: ‘doordat er nu zoveel gesproken wordt over racisme, lijkt het of dat racisme er nu ineens is.’ Een crisis maakt altijd duidelijk waar een samenleving staat. Het is misschien niet iets wat we fijn vinden om over na te denken, want je hoopt altijd dat het beter gesteld is. Een bepaalde groep mensen onder ons kan zich de luxe veroorloven om net te doen alsof het hiervoor wel allemaal gelijk was, maar dat is natuurlijk niet zo.’
Wat maakt deze crisis voor jou duidelijker?
‘Ik ben een politiek bewuste, Afro-Nederlandse vrouw. Er zijn niet heel veel dingen die mij verrast hebben in deze crisis en die daarvoor ook al niet speelden. Ik woon in een deel van Amsterdam Zuidoost, in het begin van de crisis reed er om de twintig minuten een politieauto – er werd heel veel gesurveilleerd. In andere buurten van de stad is dat minder. Dat is dus niet iets wat de crisis mij heeft geleerd, want ik weet al dat de politie etnisch profileert. Natuurlijk zit er een verschil tussen het verbieden van samenscholingen tijdens corona of denken dat een zwarte persoon nooit een dure auto kan hebben, maar het idee dat alleen bepaalde mensen de belichaming zijn van onveiligheid heerst altijd al.’
‘Of dat je nu ziet dat kinderen thuis les kregen en er een paar kinderen van de radar zijn verdwenen op scholen en dat docenten of andere medewerkers minder oog hebben voor bepaalde kinderen. Ik heb nooit de illusie gehad dat iedereen gelijk behandeld wordt. Ik kom uit een stadsdeel waar onderwaardering van scholieren aan de orde van de dag is. Ik kan even niet bedenken of corona me ook maar iets heeft laten zien wat Nederland me niet altijd al heeft laten zien. Wanneer mensen aangeven dat corona hun ogen geopend heeft voor ongelijkheid, dan is dat omdat ze het privilege hebben gehad daar nooit over na te hoeven denken.‘
Heeft de coronacrisis een effect op het soort programma’s dat je wilt maken?
‘Als situaties zo dringend zijn, veranderen de panelgesprekken die je wilt organiseren natuurlijk mee. Zo zouden we dit najaar eerst maar één programma over duurzaamheid hebben, nu worden dat er drie. Aan de andere kant wil je ook juist ruimte bieden voor programma’s waarin plezier en vreugde centraal staan: het is voor onze mentale gezondheid niet goed om de hele dag in zak en as zitten. Ik denk dat voornamelijk zwarte mensen zich echt mogen ontslaan van de opgelegde druk dat we het altijd maar over onderdrukking moeten hebben.’
‘Juist daarom is het extra belangrijk om andersoortige programma’s te maken. Velen van ons worden platgebeld met interviewverzoeken: ‘Black Lives Matter, wat vind je ervan?’ En het is niet van: ‘Oh, er is een nieuw boek uit, een nieuwe film… wat vind je daarvan?’ Dat wordt niet gevraagd door de grote mainstream witte platforms. Tegelijkertijd wil je die conversaties wel blijven voeren. Er zijn over een paar maanden verkiezingen dus je wilt dat mensen nadenken over wat voor soort kabinet we nodig hebben; hoe is de gezondheidszorg straks geregeld?’
Aan het begin van de crisis werd er veel gezegd dat de crisis een kans was of juist verloren tijd, hoe kijk jij daarnaar?
‘Ik hoorde mensen aan het begin van de crisis zeggen: ik ga de komende maanden zestig boeken lezen. Dat gaat over een idee dat je hebt over je waarde in een samenleving. Ik denk dat het voor heel veel mensen en instituten lastig is om jezelf niet te meten aan de hand van wat je produceert. Ik hoop dat meerdere mensen hebben gezien wat de waarde is van rust. Als je alleen maar mee kunt draaien door altijd ergens achter aan te jagen, dan heb je je die rust nooit eigen gemaakt. Dat is een les voor instituten. Als je alleen maar kunt programmeren van momentum naar momentum ben je verkeerd bezig. Maar dat momentum is met de eerste shock van de coronacrisis weg. Als blijkt dat je daarna niets kunt bedenken, dan ben je denk ik iets minder creatief dan je altijd had gedacht en is de kennis die je hebt misschien iets minder relevant dan je altijd had gedacht.’
In deze crisis lijkt solidariteit een sleutelwoord: ‘alleen samen krijgen we corona onder controle’. Is er meer solidariteit met deze crisis?
‘Solidariteit kan niet pas belangrijk zijn op het moment dat je het nodig hebt. Zo’n uitspraak als ‘alleen samen krijgen we corona onder controle,’ zinspeelt op een eenheid die er niet is omdat er zoveel grote ongelijkheden bestaan. Ik vind het kwalijk als er wordt gedaan alsof we wel allemaal één zijn in tijden van crisis, maar dat er daarbuiten wel een onderscheid is. Er is een bizarre mate van ‘schijnsolidariteit’. Als we nu met z’n allen gaan klappen op het balkon voor de zorgmedewerkers; wat betekent dat? Je hebt genoeg mensen die wel met droge ogen op het balkon stonden te klappen, maar toch gingen hamsteren. Een ziekenhuismedewerker komt ’s avonds naar de supermarkt en vindt geen eten meer, maar je hebt wel voor die persoon geklapt. Wat betekent dat? Wat betekent klappen als mensen niet veilig kunnen zijn in het werk wat ze doen, of als ze niet financieel gecompenseerd worden voor dat werk. Je ziet veel performatieve solidariteit.’
Wat toont de coronacrisis over het culturele veld?
‘Ik denk dat we onderschatten wat voor impact dit alles heeft gehad; velen van ons willen doen alsof alles direct terug bij het normale moet zijn. Maar je bent zo afhankelijk van ontwikkelingen die er zijn, dus is dat heel moeilijk. Een deel van de creativiteit die je aan het begin van de crisis zag, droogt nu iets op, misschien is dat ook een financiële kwestie. Ik denk dat het voor die creativiteit voor bepaalde podia belangrijk is om in conversatie met elkaar te blijven. Vooral voor podia die minder aansluiting hebben bij gemeenschappen die ze wel zouden willen bereiken. Zeker nu diversiteit ineens heel belangrijk is geworden voor bepaalde agenda’s (waar diversiteit voor anderen natuurlijk altijd al belangrijk was). Wanneer je niet of nauwelijks conversaties met die gemeenschappen hebt, weet je niet waar je uit zou kunnen putten. Misschien kun je een deel twee maken van een conversatie, maar het lukt niet iedereen om te zeggen: ik start een conversatie. Ik merk iets op wat heel erg bij onze gemeenschap speelt en daar wil ik een programma bij maken. Theaters die misschien wel meer aansluiting hebben bij die gemeenschappen mogen weer geen volle zalen hebben. Hoe kunnen we zorgen dat wij de conversaties die voor ons zo dierbaar zijn, ook in deze tijd nog wel kunnen blijven voeren?’
Naar wiens reflectie ben jij zelf benieuwd?
‘Aruna Vermeulen, zij is een icoon in het culturele veld van Rotterdam in het bijzonder en Nederland in het algemeen. HipHopHuis is een artistieke en culturele thuishaven en ze heeft keihard gevochten om dit zo te maken en houden.’