Een vrouw gekleed in tijgerprint staat mallotig vogelgeluiden te imiteren in de hoop antwoord te krijgen uit de Zuid-Afrikaanse bush. Een andere vrouw telefoneert kibbelend met haar man over het bloemetjesbehang in hun nieuwe huis. Een volgende vrouw struikelt het podium op en begint hysterisch bang te schetteren omdat ze in haar tijgerprint-vriendin een echt wild beest meent te herkennen. Nee, niet als grap, maar echt. (meer…)
Twee dagen leegpoetsen in de agenda: wat is er heerlijker? En dan meteen weer volplempen. Met Zina en Adelheid Roosen c.s. en met de studenten die dit jaar ‘school maken’ binnen de Wijksafari in het ‘vakantieoord Amsterdam-Noord’. Reisverslag (in twee delen) van een omzwerving in twee dagen.
Ken U zelf
Op de fietstocht naar het uiterste puntje van De Banne in Noord zien we in rode hanenpoten teksten op muren. Kent u uw buren nog? Of: Ken Uzelf. Die laatste is de spreuk die ooit stond boven de poort naar het Orakel van Delphi, een tekst die voor de ene sterveling uiterst dreigend klonk, voor de ander een zachtmoedig vermanende tekst was. Heeft U allemaal niks aan, aan dit soort informatie. Maar tijdens de Wijksafari wordt de dolende mens nu eenmaal overvallen door bevliegingen die je gewoonlijk op een doordeweekse donderdag niet zomaar komen aanwaaien.
Nog een voorbeeld. Nietsvermoedend stap ik met ‘mijn’ groep Wijksafari-reisgenoten een Roomskatholieke kerk binnen, De Nieuwe Augustinus. Ze hebben in Noord ook een ‘oude’ Augustinus, die kerk wacht aan de ‘goudkust van Noord’ – de rijke helft van de Nieuwedammerdijk (bij Wouter Bos om de hoek) – op een tragisch bestaan als meubelhal. Maar deze ‘nieuwe’ Augustinus ‘doet’ het nog, qua kerk. Pastor Nico van der Peet (hij ontvangt op zondag ‘honderden kerkgangers’, kom daar nog maar eens om) zingt solo speciaal voor ons het Kyrie Eleison, een van oorsprong Griekse tekst. Die bij de katholieken een letterlijke binnenkomer is: Hier ben ik, help me. Weer zo’n existentiële spreuk. Net als die van de Paasnacht: Wie zoekt gij hier? Hoe dan ook, de tranen springen me in de ogen. Dat zal deze dagen vaker gebeuren. Verwondervocht. En om meteen ‘komaf’ te maken (zoals de Vlamingen dat zeggen) met de idee dat de Wijksafari een tocht van tranentrekkers is: forget it! De menselijke denkmachine maakt hier overuren.
Het principe van de Wijksafari is een expeditie door een buurt die je niet kent. Tot achter de voordeur van een aantal, dit keer elf, wijkbewoners. De theatermakers die de expeditie vormgeven worden door de wijkbewoners geadopteerd, ze leven drie weken met elkaar. Dat levert tijdens het publieke deel van de Wijksafari (tussen 7 juni en 1 juli) een ontmoeting op van drie kwartier, die geen voorstelling is, meer een ‘geënsceneerde’ ‘tranche de vie’, een ‘sneetje leven’, een boterham met alledaagse waanzin. Zoals de bedenkers van het ‘net-echt’ toneel aan het begin van de twintigste eeuw (waaronder onze eigen Heijermans) dat al noemden.
Iedere deelnemer/reisgenoot in de Wijksafari maakt per dag twee van dergelijke ontmoetingen mee. Je komt dus twee keer op een plek waar je normaal nooit komen zult: achter de voordeur van een Iemand, met een gezicht, een historie, een verhaal en een actualiteit. Er omheen is een tocht georganiseerd langs eveneens ‘geregisseerde’ toevalligheden. Iemand mediteert op een dak, we doen een potje bingo in een buurthuis of een wedstrijdje ‘stickie-bouwen’ bij een coffeeshop. Een woeste wijkbewoner scheldt op die ‘kanker-yuppen’ uit Zuid die de buurt een maand lang onveilig komen maken (voor de goede orde: dat zijn wij dus). Er wordt geruziet over zin en onzin van dat nieuwe zwembad aan de rand van Floradorp.
Na vier uur, eigenlijk na een volle dag, als je de tocht en de nazit mee rekent, denk je meer te weten en word je met een hoofd vol macaroni naar huis gestuurd. De oer-bedenkster van dit alles is Adelheid Roosen, de vrouw met de Gulle Lach en van het Grote Ja. De organisatie én de artistieke eindverantwoordelijkheid liggen bij haar en ‘haar’ firma Zina & haar gouden team.
Bijzonderheid van de Wijksafari van dit jaar: de theatermakers die mee doen studeren allemaal nog aan de Academie voor Theater & Dans (voorheen: Theaterschool) in Amsterdam. Ze zijn tweede of derde jaars mime, of toneel & kleinkunst, of regie, of theaterdocent of productie podiumkunsten. Ze maken hier kennis met een uithoek van het vak die ze nog helemaal niet of nauwelijks kennen.
Dag een of De jongen die niet kwam opdagen
De wijk Banne Buiksloot ligt tegen Ringweg Noord aan als een schip tegen een kade – vastgesnoerd maar vrij ademend tegen het klotsende snelwegverkeer in. Het zit hier vol straatnamen uit de Grote Vaart – Vlaggemast, Tussendek, Parlevinker, Fokkenmast, met als slagader: Westerlengte, de grote weg door de buurt.
Martijn Schriers (2de jaars mime-opleiding) roept vanuit een bovenraam onze namen alsof hij oude vrienden verwacht. Hij ontvangt ons in een leeg gestripte eerste etage woning samen met Rosemintje Verpaalen Weijts (2de jaars regie). Er kwam ruim drie weken geleden een buurtbewoner op hun pad, die vervolgens niet kwam opdagen. Althans: hij was er één keer, die ontmoeting is gefilmd, razendsnel (zo wordt ons verteld), die film zien we als een loop afgespeeld, geluidloos.
We hebben dus een beeld van Manuel, een zwarte jongen. Hij gaat naar school in West, zijn vrienden wonen in de Bijlmer, hij woont hier in Noord. Waar hij dus nooit is. Je zou hem een Young Urban Traveller kunnen noemen. De toneelcoach van Martijn en Rosemintje, acteur Titus Muizelaar, wordt voor alle zekerheid nog even gebeld. ‘Die komt niet meer’, is zijn korte samenvatting van het voorafgaande en van Manuel. Wat op een Safariramp dreigde uit te lopen, is door de twee aspirant kunstenaars omgebouwd tot een klein wonder. Ze stellen elkaar en zichzelf aan ons voor. In Noord wonen veel jonge artiesten. Het verhaal van deze twee wordt een verhaal over van jongs af aan je kinder- en puberbagage verbouwen tot een zoektocht naar de schoonheid van de wederzijdse ontwapening. Die kunst, iedere kunst, per slot van rekening altijd is. In ieder geval altijd ook is.
Er is een niet onbelangrijke bijvangst. Martijn en Rosemintje werken en ‘wonen’ al drie jaar in een torenflat aan de Jodenbreestraat, hartje stad, hun Theaterschool. Veel meer dan ‘hoi’ bij de lift en ‘hé’ in de rij voor kantinekoffie heeft die gezamenlijkheid niet opgeleverd. Hun zoektocht wordt dus ook (en niet alleen maar, wees gerust) een soort innere Emigration naar de in zichzelf verbannen kunstenaar binnen de eenzame en wereldvreemde leerfabriek die een moderne kunstopleiding tegenwoordig is. Dat levert een prachtig klein uur autobiografisch toneel en biografische performance op. Die zo ongeveer gaat over elkaar écht ontmoeten, over naar de wereld graaien en over stug doorroeien met de riemen die je al roeiend opduikt.
(wordt vervolgd)
Foto: Çiğdem Yüksel
Toch verkopen tranentrekkers zich het allerbeste! In een oude Flow las ik over Adelheid. Haar jeugd was al een tranentrekkerverhaal, dus waarom ben ik verbaasd dat ik halverwege de 45 minuten van een gemiste uitzending afhaak? Teleurstellend, maar ja, de mens in het algemeen houdt er nu eenmaal van. Kijk maar hoe langzaam alle bestuurders gaan rijden als er ergens een autowrak langs de kant van de weg ligt. Aaah, wat fijn dat wij daar niet in zitten! Het probleem met dit soort programma’s is echter wel dat je meer aantrekt van datgene waarop je focust (“What you focus on, you get more of.”). Meer ‘snot en trane,’ zoals de Zuid-Afrikaners zeggen. Too bad. It forms the State of the (homo sapiens) World.