Theaterrecensent Sander Janssens vertrekt bij NRC en gaat vanaf 1 juni voor de Volkskrant schrijven. Recensent Herien Wensink wordt chef kunst van het dagblad. (meer…)
Voor Theaterkrant schrijven meer dan dertig recensenten. In een serie interviews stellen we ze voor aan onze lezers. Vandaag: Gina Miroula, van jongs af aan houdt ze zich al bezig met theaterkritiek en nu schrijft ze voor Het Parool en Theaterkrant. ‘Mijn recensiestijl is meer invoelend dan technisch.’
Hoe is je interesse voor theater ontstaan?
Mijn interesse voor cultuur komt voor een deel voort uit de plek waar ik ben opgegroeid. Dat was in een woongroep waar veel verschillende gezinnen leefden. Daar had ik vijf ‘moeders’ die allemaal erg creatief waren. Een van de vrouwen is bijvoorbeeld hoofd productie bij ITA en een ander is actrice. Via hen werd mijn culturele inborst er langzaam in gemasseerd. Ze namen mij geregeld mee naar het theater. Als puber paste ik op de kinderen van cast en crew, of ik zat hoog boven de bühne bij de volgspotters tijdens generale repetities. Het werd daar ontzettend heet!
Wanneer ben je erover gaan schrijven?
Ik zat op het Amsterdams Lyceum op school en daar schreef ik vanaf mijn veertiende voor de schoolkrant. De krant werd begeleid door een leuke man die naast geschiedenisdocent ook theaterrecensent is, inmiddels al dertig jaar. Hij nam me altijd mee naar voorstellingen – als recensent krijg je vaak twee kaarten – en dan liet hij mij met een bloknootje voor de schoolkrant de recensie schrijven, terwijl hij schreef voor de krant. Door vaak met hem mee te gaan, heb ik op jonge leeftijd al veel theater gezien. Hij was mijn leermeester. We hebben nog steeds contact en gaan af en toe ook nog samen naar voorstellingen. Hij geeft nog steeds soms commentaar op mijn stukken en ik nu ook op de zijne.
Waar let je op bij het recenseren van een voorstelling?
Ik let vaak op het samenspel van het gezelschap: de onderlinge verhoudingen tussen de spelers. Ik kan erg genieten van de dynamiek in een collectief. Dat bepaalt voor mij of ik erin geloof of niet. Maar meestal schrijf ik intuïtief. Ik laat me graag verrassen. Ik ga niet de schouwburg in met een weegschaal. De voorstelling is voor mij geslaagd als die emotie bij me losmaakt. Dat kan geluk of verlangen zijn, woede of verdriet. Wanneer een voorstelling bij me binnenkomt, blijft die dagen in mijn hoofd rondzingen en dan wil ik delen hoe fantastisch het was en waarom. Als een voorstelling qua structuur goed in elkaar zit, maar weinig in me oproept, dan doet het voor mij minder. Mijn recensiestijl is meer invoelend dan technisch.
Veel van je recensies hebben ook iets zintuiglijks. Is dat een bewuste keuze?
Nee, dat gaat van nature. Ik kijk wat een voorstelling met me doet. Als je als bezoeker naar een voorstelling gaat, word je op een bepaalde manier geraakt. Dat probeer ik in mijn recensies weer te geven. Als iemand eigen ervaringen in een recensie verwerkt, krijg ik vaak zin om naar de voorstelling toe te gaan.
Ik heb veel waardering voor collega’s die analytisch en kritisch kunnen schrijven; een aantal collega’s bij Theaterkrant is daar heel goed in. Maar mijn vertrekpunt is de dingen die me raken. Dat kan van alles zijn: een zin, het decor of een nummer. Vervolgens probeer ik dat te vertalen naar heldere tekst.
Ergens een hard oordeel over vellen vind ik oninteressant. Wat ik vaak denk is: ook al ben ik journalist en zie ik gemiddeld meer dan een ander omdat het mijn werk is, ik blijf een enkel individu met een mening. Er zit ook zoveel liefde in iedere productie. Er werken ontzettend veel mensen aan mee: makers, spelers, choreografen, muzikanten. Het is heel dapper dat die mensen op een podium gaan staan en laten zien wat diep vanuit hun binnenste komt.
Zijn er thema’s die vaak naar voren komen in je recensies?
Er zijn bepaalde thema’s waar ik vaak naar terugkeer, omdat ik daar persoonlijke affiniteit mee heb. Dat gaat vooral om familiedynamiek; intergenerationele trauma’s; bi-culturele afkomst en feminisme. Omdat deze onderwerpen mij zo na aan het hart liggen, weet ik dat ze bij anderen resoneren.
Laatst was ik voor Het Parool naar Help I Need Some Body. Daar zat een prachtige scène in over de band tussen een dochter en haar vader. Zij nodigt hem uit voor haar verjaardag en hij komt niet. Dat is zo’n universele thematiek; een gebroken band met ouders. Die scène maakte iets los in mij; dat neem ik mee in mijn recensie. Hierom schrijf ik het liefst over theater: de kunstvorm geeft uitdrukking aan worstelingen die veel van ons ondergaan. Door mijn persoonlijke ervaringen te verweven, durven anderen zich misschien eerder in een stuk te herkennen.
Waarom is het belangrijk dat er recensies worden geschreven?
Ik vind het belangrijk om mensen die weinig naar het theater gaan te stimuleren. In mijn stukken probeer ik aanknopingspunten te verwerken om ze uit te nodigen. Dat kan iets positiefs zijn, maar ook iets negatiefs, waardoor ze kunnen beoordelen of ze er wel of niet naartoe willen gaan. Een tijdje geleden had ik een goede vriend, die IT’er is en niet vaak in aanraking komt met de theaterwereld, een dansrecensie toegestuurd. Daarna heeft hij zijn vriendin gevraagd of ze met hem naar de voorstelling toe wilde. Dat ontroert me dan ontzettend. Daarnaast schrijf ik voor de mensen die de voorstelling gezien hebben, zodat ze hun ervaring kunnen meten.
Wat zijn de kwaliteiten van een goede recensent?
Het belangrijkste vind ik dat een recensent goed kan observeren en luisteren, en complexe materie kan vatten in klare taal. Ik houd van het efficiënt vangen van details. Dat moet met respect gebeuren voor de maker. Nuance is belangrijk in dit vakgebied.
Een gestroomlijnd werkproces werkt een goede recensie in de hand. Mijn recensies schrijf ik in fasen. Als eerste werk ik mijn aantekeningen digitaal uit. Dan ga ik in op de verschillende elementen van de voorstelling , zoals het decor, het spel, het sounddesign. Vervolgens schuif ik met de uitgewerkte onderdelen en tot slot bouw ik quotes die ik mooi vind in het stuk. Het is voor mij bijna alsof ik een soort gedicht schrijf. Ik vind het belangrijk om de juiste woorden en de juiste cadans in mijn tekst te vinden. Ik zie een recensie als een kunstwerk op zich: een kunstwerk over een kunstwerk. Het is een tijdrovende aanpak. Ik kan niet gewoon gaan zitten en wegtikken. Met een recensie van 400 tot 500 woorden ben ik soms vijf uur bezig.
Je recenseert zowel toneel-, dans-, jeugd- als muziektheatervoorstellingen. Ga je bij alle genres hetzelfde te werk?
Zolang ik me vast kan houden aan tekst voel ik me veilig, omdat ik zelf ook schrijf. Met dans is dat natuurlijk anders; die taal bestaat uit bewegingen. In dat geval probeer ik zo goed mogelijk te kijken en uit te drukken wat het bij mij losmaakt. In het begin dacht ik dat het me ontbrak aan jargon, maar eigenlijk heb je dat niet nodig. Bezoekers zijn minder geïnteresseerd in driedubbele plié’s, meer in het gevoel dat de voorstelling opriep. Een vriendin van mij had het laatst over het ballet La Dame aux camélias uit de jaren zeventig. Ze zei: ‘Heeft een afscheid je weleens zo’n pijn gedaan dat je hart haast leek te barsten? Dat je vermoedt het leven niet te kunnen dragen zonder die ene persoon? Je bent bang dat je nooit meer zoiets zal meemaken. Die gevoelens zijn allemaal thuisgebracht in dit ballet.’
Foto: Hanneke Kloosterhuis