In het uitdagende zeecontainerprogramma op Over het IJ Festival in Amsterdam nemen jonge makers in verstilde voorstellingen afscheid van een ander, van de wereld zoals we die nu kennen en van door de realiteit ingehaalde dromen. (meer…)
Op vrijdag 20 april werden alle hoeken en gaten van Theater Bellevue benut. In het kader van het International Pop Arts Festival leidden twee routes het publiek langs verschillende korte voorstellingen van beeldend theatermakers. Het publiek gaf behendig klapstoelen aan elkaar door, routebeschrijvingen werden snel vertaald voor internationale bezoekers en de organisatie gaf met de kordaatheid van het beste vliegpersoneel instructies voor het gefaseerd ‘boarden’ van de tijdelijk geïmproviseerde tribunes.
Zoals de naam al doet vermoeden, bracht het Puppet Playground-programma werk van theatermakers die iets met poppen doen. Hoewel de performances onderling nogal verschilden in benadering, niveau en stijl, weken ze allemaal af van de associaties die de term poppentheater oproept en speelden met de conventies van theaterbezoek.
Harriët Stroet bracht met Duivenstront een kort stuk over conflict en vriendschap tussen vier buurvrouwen. Ze wisselde op indrukwekkende wijze tussen drie poppen. Ze liet ze elkaar verrot schelden en seksueel misbruiken, maar op wonderbaarlijke wijze vertederden ze toch. De plat-Amsterdamse Brenda met een hart van goud blijft je het meest bij, met haar onbedwingbare trek in chips en yoghurt en haar onverwerkte rouw.
Johannes Bellinx liet met Determined naar eigen zeggen ‘het resultaat van slechts vier dagen repeteren’ zien. We zien twee dansers in touwen hangen en af en toe van houding wisselen, ondersteund door onheilspellende elektronische muziek, als een soort minimal techno-versie van Cirque du Soleil. De gimmick van de touwen was er snel vanaf, en Bellinx bood niet veel meer dan dit beeld. Ik begrijp de neiging van programmamakers om onaf werk te tonen, leunend op de legitimiteit van het label ‘work in progress’, maar als je iets toont, doe het dan goed. Noem het een étude, een vingeroefening desnoods, om de woorden van Stroet te lenen, maar denk ook aan je publiek.
Hetzelfde gold in zekere zin voor het stuk van Josse Vessies, The Body, The Mother & The Son. Vessies voert een dans uit met een disproportioneel grote moederpop, die hij met laserstralen betekent en beschrijft, die hij wegduwt en omarmt, en waar hij bij tijd en wijle mee lijkt samen te vallen door de slimme ingrepen van filmprojectie. Freudianen likken vast hun vingers af bij deze thematiek, maar qua theatraliteit en spanningsopbouw liet Vessies’ stuk nogal te wensen over.
Van een totaal andere benadering en stijl, was Paperwork. Het duo Between Two Hands is in een paar jaar tijd op steeds grotere schaal gaan werken: van objecttheater in een koffer in The Journal, tot levensgrote bewegende ingewanden in Duodenum, tot nu de theatrale installatie Paperwork. Geïnspireerd op het werk van Franz Kafka boden de makers een doorlopend universum van zinloos kantoorwerk, niet opgebouwd in een theatrale setting, maar in een neutrale ruimte.
Kenmerkend voor hun werk is de grote aandacht voor detail en de hoge kwaliteit van de objecten. Between Two Hands schept een allesomvattend universum van papier dat speelt met dimensies en proporties. Er waren minuscule perforatoren, paperclips, enveloppen, en multomappen, maar ook gigantische, zich dreigend voortbewegende, mannen in pak, en een enorme envelop voor internationale post om jezelf in op te vouwen. Erin Tjin A Ton en Gosia Kaczmarek lieten de objecten bewegen met de neutrale precisie van een laborant, schijnbaar stoïcijns onder de reacties van het publiek, dat vaak slechts op enkele centimeters afstand van hen stond.
Er was zoveel te zien bij Paperwork dat je wordt gedwongen om je meer als museum- dan als theaterbezoeker te gedragen, dat wil zeggen door je aandacht steeds op verschillende punten te richten. Een animatiefilm die bovenop een van de kantoormeubels was gemonteerd, viel zo bijvoorbeeld enigszins in het niet. Met hun objecten, maar ook dankzij een achtergrond van wisselende klanken, zette Paperwork een dubbele sfeer neer. Enerzijds was er de dreiging van het corporate bestaan, met overal in de ruimte origami-achtige ladders met poppetjes die deze beklimmen en poppetjes die daarin gefaald hebben en achterover naar beneden zijn gestort. Achter kastdeurtjes zit een duizelende voorraad nieuwe laddertjes verborgen, genoeg om generaties toekomstige werknemers teleur te stellen. Anderzijds bieden openvouwende ordners ook dagdromen om je aan vast te houden: koffers, kastelen, en vakantiehuizen tonen even een inkijkje in de bevrijdende werking van het zinloze kantoorbestaan. Genoeg ruimte om te fantaseren; de papieren machine draait wel door.
Zoals het hoort te gaan in een speeltuin, konden de bezoekers van Playground even verdwijnen in de magie van tot leven komende objecten. Alle performances waren een mooi voorbeeld van de dubbele natuur die poppen zo interessant maakt: ze zijn zowel object als personage. Zeker in het bewegingsspel met dansers, zoals in The Body, The Mother & The Son, wisselt een pop constant van gedaante. Dit was nog beter uitgewerkt in Radio Active, van Theatergroep Fithe, bestaande uit Olga Wiens & Luiz Wennmachers. Hierin vinden twee dansers, vanuit twee plastic verpakkingen losgelaten in een laboratorium, een radioactieve mannequin die niet helemaal te vertrouwen is.
Steeds schakelend tussen dans- of gesprekspartner enerzijds, en levenloos object anderzijds, mobiliseert het beeldend theater dat gepresenteerd werd op Puppet Playground de menselijke verbeeldingskracht. Zo opent het een interne database van beelden over poppen en hun meesters, van Dr. Frankenstein tot Pinocchio, en daar voorbij. Het giet een animistisch sausje over je leefwereld heen, zodat je, al is het maar even, anders kijkt naar etalagepoppen, of dat wat er in je archiefkast verborgen kan zitten.
Foto Duivenstront: Rachel Corner
Hallo Boukje,
Dank voor je verslag.
In mijn introductie van de voorstellingen voorafgaand aan de routes heb ik expliciet aangegeven dat mensen naar nieuw, ruw en onaf werk gingen kijken. Ook de woorden ‘proeve’ en ‘work in progress’ zijn daarbij gevallen. Daarnaast is ook nog eens in alle communicatie uitingen benadrukt dat het ging om experimenteel en nieuw werk. Het publiek was dus wel degelijk op de hoogte.
Goede groet,
Frank Noorland
Programmeur Pop Arts
Dag Frank,
Bedankt voor je reactie en fijn dat je het stuk gelezen hebt. Het klopt dat het publiek hiervan op de hoogte was, dat was inderdaad overal duidelijk vermeld. Ik schrijf ook nergens dat dat niet zo was, mij gaat het om de vraag of je zoiets moet willen tonen. Ik vind dat dat in sommige gevallen niet wenselijk is, ook al vermeld je het nog zo duidelijk. Dat is een andere kwestie dus.
Groet,
Boukje Cnossen
Maar dat is toch een hele rare vraag Boukje? Als mensen lezen dat er een work in progress festival is en die kopen daar kaarten voor dan hebben ze daar toch juist interesse in? Ik ben iemand die dat juist fantastisch vind om naar het maakproces te kijken. Vind dit een hele rare kritiek. Da’s net als een slechte recensie schrijven over een try-out omdat er nog grappen niet werken.
Het hele idee van een work in progress is juist dat ”als je iets doet” je het niet ”goed” hoeft te doen. Daar is een work in progress festival juist voor bedoelt. Om te proberen. De mensen die daar kaarten voor kopen die weten dat. Die vinden dat wenselijk en dus kopen ze daar kaarten voor.
Heel raar verslag.
Dt het voor een recensent niet wenselijk is naar ‘work-in-progress’ te gaan om het te recenseren lijkt me vrij helder. Maar het is nogal aanmatigend om die beroepsdeformatie op het echte, betalende, publiek te plakken. Of even de wil van de makers zelf eruit te gooien en te doen alsof zij niet juist graag hun werk in wording willen tonen. Laat staan de veronderstelling dat het publiek daar geen behoefte aan heeft – als ik tussen de regels van dit verslag doorlees zie ik een drukbezochte avond voor me. Meer van dit soort vrijplaatsen in het theater, alstublieft, er zijn er veel te weinig. Hoe meer makers de kans krijgen zich te specialiseren in bijvoorbeeld poppentheater, en dat gelijk te kunnen presenteren/uittesten bij een publiek, hoe beter. Worden die makers beter van. Ook fijn voor de recensenten die dan naar uiteindelijke voorstellingen mogen.