De culturele sector heeft 477 miljoen euro per jaar extra nodig. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in een brief aan informateur Tjeenk Willink. De Raad berekende het bedrag op basis van een analyse en doorrekening van adviezen uit de afgelopen kabinetsperiode. ‘Een sterke culturele sector heeft een belangrijke economische en maatschappelijke aanjaagfunctie.’ (meer…)
Het Rijk dient de Culturele Basisinfrastructuur (BIS) uit te breiden en daarbij meer rekening houden met populaire genres, interdisciplinaire ontwikkelingen en de noden van topinstellingen. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in zijn advies voor het landelijk cultuurstelsel na 2021. Ook acht de Raad het noodzakelijk ‘om de te krappe bedragen voor een aantal instellingen te verhogen’.
De Raad voor Cultuur heeft de afgelopen drie jaar het culturele leven in tien sectoradviezen in kaart gebracht en concludeerde daaruit dat het landelijke cultuurstelsel aan herziening toe is. In het advies ‘Cultuur dichtbij, dicht bij cultuur’ doet de Raad daartoe vandaag een voorstel, op verzoek van minister Van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
De belangrijkste aanpassing is een enorme uitbreiding van de Culturele Basisinfrastructuur (BIS), zowel in het aantal instellingen als in genres. Daarbij wordt een nieuw onderscheid gemaakt tussen zogenaamde ‘ketenvoorzieningen’ en ’topinstellingen’. De ketenvoorzieningen worden ‘plekken voor talent- en genreontwikkeling en presentatie’ en de topinstellingen staan voor ‘hoogstaand cultureel aanbod met een (internationale)uitstraling en een (inter)nationaal publieksbereik’.
Op het gebied van toneel en dans is er in de nieuwe BIS-structuur plek voor maximaal 30 ketenvoorzieningen: maximaal 15 ‘scenische podiumkunstgezelschappen’ en maximaal 15 ‘jeugdpodiumkunstgezelschappen’. De bestaande categorieën theatergezelschap, dansgezelschap en operagezelschap worden losgelaten ‘om meer ruimte te bieden voor interdisciplinaire ontwikkelingen’. Voor een betere spreiding adviseert De Raad tevens dat bij elke Ketencategorie maximaal drie instellingen uit dezelfde stedelijke regio komen.
Bij de topinstellingen rekent de Raad voor de podiumkunsten 1 theatergezelschap, 1 gezelschap voor volwassenen- en jeugdtheater, 1 gezelschap voor opera en dans, 1 operagezelschap, 1 dansgezelschap, 1 gezelschap voor volwassenen- en jeugddans, 1 gezelschap voor jeugdtheater en jeugddans en 1 multidisciplinair podiumkunstfestival. De Raad vraagt de minister te overwegen ‘deze instellingen extra vertrouwen van het Rijk te geven door ze een subsidieperspectief van twee keer vier jaar te geven’. De raad vindt het tevens noodzakelijk om de te krappe bedragen voor een aantal BIS-instellingen te verhogen, ‘zodat zij de verantwoordelijkheden en taken kunnen vervullen die van hen worden verwacht’.
De Raad reserveert in de BIS ook een plek voor een nieuwe beheerstichting die verantwoordelijk wordt voor ‘behoud, beheer, ontsluiting, debat en reflectie in de podiumkunsten’. Daarnaast adviseert de Raad de mogelijkheid te verkennen om een extra ondersteuningsfunctie voor publieksonderzoek op te nemen in de BIS.
Als de minister het voorstel voor deze nieuwe structuur overneemt, zal een aantal meerjarig gesubsidieerde gezelschappen straks niet meer door de Cultuurfondsen van het Rijk, zoals het Fonds Podiumkunsten, gesubsidieerd worden, maar overstappen naar de vaste BIS. Voor instellingen ‘waarvan de kernactiviteit voornamelijk bestaat uit het creëren van artistieke producten of instellingen die zich specialiseren in een zeer specifiek terrein binnen hun discipline’ blijven fondsen de aangewezen subsidiepartners.
Voor beide subsidievormen (BIS en Cultuurfondsen) pleit de Raad voor een actievere rol van de overheid in het bevorderen van de gezondheid van de culturele arbeidsmarkt. ‘Cultuuruitoefening op een professioneel niveau is immers een vak, geen onbetaalde hobby.’ Er gaan hardere eisen gelden voor toepassing van de Governance Code Cultuur, de Fair Practice Code en een nieuw te ontwikkelen code ter vervanging van de Code Culturele Diversiteit (die inclusiviteit waarborgt).
Voor alle wijzigingen in het cultuurbeleid die de raad voorstelt, zijn extra investeringen noodzakelijk. Voor de langere termijn zal er een substantiële, extra investering nodig zijn – bovenop de impuls van de jaarlijkse 80 miljoen euro die het huidige kabinet al beschikbaar stelde. De raad ziet mogelijkheden om de financiële middelen aanzienlijk te verruimen via bijvoorbeeld een revolverend fonds, de Geefwet, loterijgelden voor kunst en cultuur en het belasten van superplatforms zoals Netflix, Google en Facebook.
Lees het advies op cultuur.nl