Op voorstel van minister Bussemaker heeft de ministerraad gisteren ingestemd met de benoeming van Erwin van Lambaart en Liesbet van Zoonen tot nieuwe leden van de Raad voor Cultuur. De benoeming gaat in op 1 april en geldt voor een periode van vier jaar. Ze vullen daarmee de plekken op van vertrekkend raadslid Annick Schramme en […]
Het Nederlandse cultuurbeleid staat voor een aantal fundamentele uitdagingen, schrijft de Raad voor Cultuur in zijn Cultuurverkenning van het culturele leven in Nederland van 25 juni. Het cultuurbeleid wordt steeds meer gedreven door economische rationaliteit en minder door cultuurpolitieke uitgangspunten. Er heerst stijgende verborgen werkloosheid en onderbetaling onder kunstenaars. Ook is de gehoopte stijging van private financiering door sponsoring en giften niet bereikt.
De publicatie van de Raad is een opmaat voor de Agenda Cultuurbeleid die hij in het voorjaar van 2015 zal publiceren en waarin de regering wordt geadviseerd over de hoofdlijnen van het cultuurbeleid voor de periode 2017-2020.
De Raad schrijft dat de culturele sector steeds meer wordt gedomineerd door een beperkt aantal iconische instituten enerzijds en een groot aantal individuele kunstenaars, kleine bedrijfjes en tijdelijke initiatieven anderzijds. Dit heeft tot gevolg dat een duurzaam karakter ontbreekt en langere begeleidingstrajecten geen kans krijgen. Bovendien richten talentontwikkelingstrajecten zich vooral op nieuw talent, waardoor de ontwikkeling van de midcareer en oudere kunstenaar stagneert. De nadruk op experiment en een snelle wisseling van kunstenaars en producties kan de kunst van zijn kracht ontdoen, schrijft de raad.
Ook ziet de Raad dat de behoefte aan controleerbare beslissingen en kwantitatieve indicatoren lijkt toe te nemen. De economische rationaliteit overheerst, terwijl de informelere wijze waarop het cultuurveld zich tegenwoordig organiseert om flexibelere regelingen vraagt. Tevens trekken sponsoren en particulieren nog altijd niet naar de culturele sector. Ook stimuleringsregelingen zoals de Geefwet hebben onvoldoende effect gehad.
Bovendien is er behoefte aan nieuwe verdienmodellen nu de digitalisering de traditionele modellen onderuit heeft gehaald. Het publiek wil flexibiliteit en wil zelf de tijd en plaats van cultuurbezoek bepalen. Het laat zich steeds minder leiden door een seizoensprogramma, ziet een schouwburg of museum niet meer als de meest logische plek om kunst te zien en consumeert cultuur steeds vaker thuis vanachter de computer of tablet. Vraag en aanbod lopen hierdoor steeds meer uit elkaar. Het deel waarop de overheid zich het meest richt, de canonieke kunsten, verliest terrein. Dit vraagt om nieuwe vormen van financiering, maar de overheid is terughoudend.
Volgens de Raad anticipeert het Nederlandse cultuurbeleid amper op de verstedelijking en globalisering. Het is nationaal georiënteerd en redeneert vooral vanuit de landsgrenzen, terwijl het cultuurveld internationale verbindingen legt en zich steeds minder van landsgrenzen aantrekt.
De Raad meent dat een ander beleidsrepertoire is vereist dan tot nu toe is gebruikt. Dat hoeft niet in de vorm van grootscheepse stelselhervormingen, maar de Raad pleit wel voor een heroriëntatie van het cultuurbeleid die de sector beter in staat stelt om op bovengenoemde trends in te spelen. De Raad hoopt met de verkenning een debat uit te lokken en roept iedereen die zich bij kunst en cultuur betrokken voelt op om hierover na te denken en zich uit te spreken.
De Raad voor Cultuur bestaat uit voorzitter Joop Daalmeijer, Melle Daamen, Jessica Mahn, Caroline Nevejan, Annick Schramme, Rocky Tuhuteru, Mathieu Weggeman en Jeroen Bartelse (secretaris).