De culturele sector heeft 477 miljoen euro per jaar extra nodig. Dat schrijft de Raad voor Cultuur in een brief aan informateur Tjeenk Willink. De Raad berekende het bedrag op basis van een analyse en doorrekening van adviezen uit de afgelopen kabinetsperiode. ‘Een sterke culturele sector heeft een belangrijke economische en maatschappelijke aanjaagfunctie.’ (meer…)
De Raad voor Cultuur pleit voor een cultuurbeleid waarin meer rekening wordt gehouden met regionale keuzes. ‘Stedelijke regio’s zijn goed in staat om hun culturele voorzieningen af te stemmen op de samenstelling en behoeften van de bevolking, en op de aanwezige maatschappelijke en economische infrastructuur.’ Dat schrijft de Raad in zijn verkenning ‘Cultuur voor stad, land en regio’. Met de opname van een regionale culturele infrastructuur (RIS) in het landelijke cultuurbestel wil de Raad dat er meer erkenning en financiering komt voor het culturele aanbod in de regio.
De Raad constateert dat het huidige 25-jaar oude Rijkscultuurbestel (met een landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS) en de meerjarige subsidies bij de cultuurfondsen) ‘steeds minder doet waarvoor het is bedoeld: randvoorwaarden creëren voor een bloeiend cultureel leven’. Het is sterk nationaal georiënteerd en vooral gericht op individuele instellingen, niet op de samenhang van culturele voorzieningen.
Om regionale en lokale overwegingen mee te laten spelen in het nationale beleid adviseert de raad om, naast de BIS en de fondsen, een derde component te onderscheiden in het cultuurbeleid: de regionale culturele infrastructuur (RIS). ‘Deze bestaat uit het geheel aan voorzieningen dat nodig is voor een bloeiend cultureel ecosysteem in een stedelijke regio.’ De raad adviseert de nieuwe OCW-minister Van Engelshoven om de regio’s uit te nodigen met een overtuigend en inspirerend plan hiervoor te komen. Daarmee kan een regio op zijn eigen manier invulling geven aan de doelstellingen van het cultuurbeleid.
De raad stelt voor dat het Rijk stimuleringsgelden (of ‘matching’) verleent aan stedelijke regio’s, als zij bijdragen aan de landelijk overeengekomen doelstellingen van cultuurbeleid. De raad ziet graag dat er tussen het Rijk en stedelijke regio’s ‘een inhoudelijke, beleidsrijke dialoog op gang komt over het cultuurbeleid, waarin zij nagaan hoe zij gedeelde verantwoordelijkheden kunnen waarmaken en daarover bindende afspraken maken’.
Ook stelt de raad voor om de beleidscyclus te verlengen van vier naar zes jaar. ‘Dat brengt meer rust en verlaagt de plan- en verantwoordingslasten voor de culturele instellingen.’ De komende maanden komt de raad met meer bouwstenen voor aanpassingen van het cultuurbestel.