Na de Oekraïense theatermaker Ira Melkonyan, reageert ook artistiek directeur Grzegorz Reske op de kritiek van Sruti Bala op het optreden van DakhaBrakha tijdens de openingsavond van SPRING Performing Arts Festival. (meer…)
‘Kunstenaar, wees sjamaan!’, roept performancekunstenaar, schrijver en mimespeler Sieger Baljon zijn collega’s op. Hij antwoordt daarmee op de discussie over de rol van kunst in de samenleving, die deze zomer met opiniestukken van Bregje Maatman, Lara Staal en Jaïr Stranders weer stevig oplaaide. Baljon gelooft ‘dat het in de kunst gaat om datgene wat ons steeds ontsnapt’. Hij kent de kunstenaar ‘een outsiderrol middenin de maatschappij’ toe om zo een brugfunctie te vervullen ‘naar de wereld van de verbeelding’.
Er is de laatste tijd weer een kietelende discussie losgebarsten rondom de rol van de kunstenaar. Is kunst een hobby in de zin van: ontsnappend aan categorieën als functionaliteit en nut? Of draagt het juist per definitie een politieke dimensie en heeft de kunstenaar daar door zijn buitenstaanderschap ook een specifieke rol in te spelen, als een ideologisch kompas wellicht zelfs? Of brengt deze ideologische oproep mogelijk de intellectuele, zichzelf altijd bevragende rol van de kunstenaar in het gedrang? En vergeten we dan bovendien te makkelijk dat het kunstwerk pas afgemaakt wordt door de ervaring van het publiek?
Meer manifest
Het interessante aan kunst is dat zij – als het goed is – haar eigen definitie voortdurend openbreekt en ontsnapt. Voordat Marcel Duchamp zijn urinoir voor een expositie indiende had niemand zulk een voorwerp als kunst herkend. Het ultieme medium voor zo’n hernieuwde zelfdefinitie is het manifest. Avantgardistische stromingen vulden vroeger hun blaadjes met indrukwekkende hoeveelheden ervan. Poëtisch, gepassioneerd en zonder enige nuance wordt de vloer aangeveegd met alle voorgaande kunst. Tegenwoordig zijn we aardiger voor elkaar, wat fijn is. Toch mis ik weleens wat meer manifest. Zijn we te individualistisch geworden/gemaakt om een fatsoenlijke beweging te beginnen? Verdrinken we in onze nuance?
Laten wij evengoed aardig en genuanceerd blijven en de boel opvatten als een verkenning van wat kunst kán zijn. Kunst is dan méér dan 1) haar directe maatschappelijk functionaliteit, of 2) een van de maatschappij losgezongen hobby, of 3) een drager van vaststaande betekenis, los van haar publiek. Toch heb ik het idee dat ons iets ontsnapt. Sterker nog, ik geloof dat het in de kunst precies gaat om datgene wat ons steeds ontsnapt. Misschien helpt het ons om de historische wortels van de kunst uit te graven. Automatisch komt daarbij de rol van de sjamaan boven, die wellicht te beschouwen valt als de oerkunstenaar. Dat is nogal een statement. Toch voel ik dat deze vergelijking behulpzaam kan zijn, ook in de kwestie lage versus hoge cultuur.
Priester en clown
Allereerst: wat wordt hier bedoeld met een sjamaan. De sjamaan is in zijn/haar samenleving een buitenstaander. Tegelijkertijd is deze buitenstaander intrinsiek deel van de stam cq samenleving. De sjamaan heeft de neiging en het vermogen om buiten de maatschappelijke normen van de stam te treden, buiten de ‘volwassen wereld’, of deze zelfs radicaal om te draaien. De sjamaan verbindt in die zin het beste van de priester en de clown.
De sjamanistische samenleving gaat uit van een bezielde wereld. De nood aan een sjamaan ontstaat zodra de menselijke samenleving diens bezieling, vaak verbonden aan diens oorspronkelijke verbinding met de natuur, verliest. De rol van sjamaan is een brugfunctie: tussen cultuur en natuur, tussen de zichtbare wereld en de onzichtbare, de fysieke wereld van de manifestatie en de subtiele wereld van de verbeelding. De wereld van de verbeelding heeft in de pre-moderne, sjamanistische samenleving evenveel, zo niet meer geldigheid dan de zichtbare, aangezien de zichtbare wereld enkel de buitenkant is: een oppervlakkige schil wiens wegen goeddeels bepaald worden door de onzichtbare, innerlijke wereld.
Dit klinkt esoterisch (en laten we wel wezen, die dimensie heeft het ook – net als kunst soms, zie Mondriaan), maar het wordt concreter als we kijken naar onze eigen samenleving. Iedere manifestatie van ons handelen heeft eerst vorm gekregen in onze verbeelding. Als er weinig verbeelding is, als wij erg vastzitten in de dagelijkse realiteit, dan zal datgene wat wij manifesteren vaak slechts een reproductie zijn van wat er al is. Niet voor niets komt het woord ‘visie’ van dezelfde wortel als het woord ‘visioen’. Het visioen helpt ons om boven de gegeven realiteit (het product van onze collectieve verbeelding tot nu toe) uit te stijgen, en nieuwe wegen voor die realiteit te zoeken, vinden en materialiseren. Hiertoe moet men teruggaan tot een zeker nulpunt, vanwaar de sjamaan instrument wordt van datgene wat zich door hem/haar heen wil manifesteren. Sjamaan te zijn is dan ook een zeer dienstbare taak, en overigens niet automatisch een dankbare: zijn initiatie wordt vaak door ziekte, waanzin en crisis gekenmerkt, en als rampspoed of onzekere omstandigheden de gemeenschap treft zal hij/zij meestal de eerste zondebok zijn. Zie Halbe Zijlstra.
Sjamanisme als kunst
Er is een respectabele traditie van moderne kunstenaars die inspiratie aan sjamanistische culturen ontlenen. Picasso en de (neo-)expressionisten waren gefascineerd door de bezieldheid van Afrikaanse maskers; in de soirees van Dada werden hopi-kostuums en Afrikaanse gezangen gebruikt, de politieke happenings van PROVO werden expliciet als sjamanistische bezweringen gepresenteerd, de conceptuele kunst- en performance-pionier Joseph Beuys roerde aan de lopende bank sjamanistische thema’s aan, zelfs punk flirtte met tribale elementen als mohawks en piercings om zich uit de dominante, materialistische, westerse cultuur te bevrijden; een boeiende hedendaagse performancekunstenaar als Marcus Coates zet zelfs letterlijk sjamanistische trance in voor kunstprojecten.
Het is allemaal ook niet zo gek. Kunst had in de oertijd (bijv. grottekeningen, moederbeeldjes) waarschijnlijk een puur sjamanistische rol. De meeste sjamanen zijn zelf ook kunstenaar, smid, danser, zanger, dichter, performance artiest. Het succes van een sjamaan, die vaak optreedt in het bijzijn van de voltallige familie, clan of stam, is grotendeels afhankelijk van zijn vermogen om de spanningsboog van zijn publiek aan te wenden voor de genezing van een zieke, het roepen van wild of regen, of het oplossen van een ander probleem binnen de gemeenschap. De sjamaan moet niet alleen tot de absolute kern gaan, maar zijn publiek ook daarin meenemen, vertalen, verleiden, toegang tot die kern, tot de totaliteit van de menselijke ervaring verlenen. Sjamanisme is kunst. Is daarmee kunst sjamanisme?
De vergelijking gaat onvermijdelijk mank. Niet iedere kunstenaar zal een animistisch wereldbeeld onderschrijven of een rol van de geestenwereld of voorouders in haar portfolio opnemen. Het sjamaanschap is bovendien een kunst die men niet kiest (behalve in enkele gevallen van overerving wordt men in de meeste gevallen tegen wil en dank uitgekozen vanuit de geestenwereld, in dromen of gelijksoortige ervaringen, vaak gepaard aan diepe fysiek/psychische crisis) en die decennia van toewijding vergt voordat men zich werkelijk zo mag noemen. De kunstenaar is sowieso niet gebonden aan zijn gemeenschap zoals de sjamaan dat is, maar vrij om diens specifieke nieuwsgierigheden overal ter wereld achterna te lopen.
Speelse zoektocht
Het gaat dan ook misschien niet om de wetenschappelijke precisie van de vergelijking, het gaat erom hoe we de vergelijking naar onze hand kunnen zetten om de rol van de kunstenaar van nieuw vuur en relevantie te voorzien, ook als die zich ogenschijnlijk niet met ‘maatschappelijk relevante kunst’ bezighoudt. Het volgen van die nieuwsgierigheid (die ons evenzeer naar abstractie als naar realisme of zelfs activisme kan leiden) is immers inherent aan het uit-de-volwassen-wereld-stappen van de sjamaan. Zodra we de wereld accepteren als een in beton gegoten realiteit verdwijnt het spel. Zodra we daar echter aan gaan morrelen beginnen we om met Lucebert te spreken een kleine, mooie, ritselende revolutie af te draaien: ‘…ik ben niet langer van land, ik ben weer water…’. Precies daarom ben ik het eens met Lara Staal: iedere kunst (ook de abstracte) morrelt aan de collectieve realiteit, en is daarmee politiek.
Dat is echter een dunne lijn: wanneer begint ons spel met de wereld te stollen tot weer een nieuw onderdeel van de in beton gegoten realiteit? Succes is daarin een monster: ze kan ons verleiden tot herhaling van zetten. Hoe vaak lees je een flyer van een voorstelling of expositie en denk je: dit heb ik eerder gehoord. Waar is het lef? Iedereen doet zo godvergeten volwassen, alsof we bang zijn anders niet mee te mogen spelen. Politieke doelstellingen zijn een ander monster: ze kunnen ons afleiden van onze eigen artistieke nieuwsgierigheid om budget en goodwill binnen te harken.
Bovendien wordt maatschappelijk engagement dat te weinig vraagtekens stelt bij de fundamenten van het systeem al snel een steunpilaar van datzelfde systeem. Intellectueel/artistiek onderzoek naar dat systeem kan overigens wel degelijk leiden tot de fundamentele artistieke noodzaak van actie, en actie hoeft het onderweg steeds zichzelf bevragen niet in de weg te staan. Toen de situationisten in mei 1968 de kostuumateliers van het nationale theater in Parijs plunderden en aldus uitgedost de strijd met de politie aangingen, was dat wat mij betreft sublieme kunst. Stellen dat de situationisten, Joseph Beuys met zijn sociale plastiek, de Yes Men of Ai Weiwei geen intellectuelen zijn omdat ze stelling nemen lijkt me potsierlijk, en een belediging voor alle kunstenaars en intellectuelen die achter tralies zitten voor hun werk. Voorwaarde is dus wel dat de strijd een spel-element in zich blijft dragen, dat het nergens stolt. Dat gevaar ligt ook bij activisme wel degelijk steeds op de loer.
Consequenties
Tot slot kan de plaats waar de kunst zich afspeelt niet ontkend worden in het kunstwerk. Terecht worstelen veel theatermakers met manieren om nieuw publiek buiten het theater te vinden. Terecht richten performance-groepen als Liberate Tate en Fossil Free Culture hun pijlen op fossiele bedrijven die het steunen van kunstinstituten (Tate Gallery, van Gogh museum, etc.) gebruiken om maatschappelijke legitimiteit te verkrijgen. Terecht wordt een galerie als Witte de With aangesproken op haar koloniale naamgever. Nomen est Omen, en als dit soort dingen niet bevraagd mogen worden dan sterft de kunst. Het niet voor lief nemen, het buiten de comfortzone treden, het jezelf kwetsbaar maken, het hoort allemaal bij de ultieme consequenties van het visioen, het spel.
Ik vermoed dat ‘spel’ het woord is dat Maatman bedoelde toen ze ‘hobby’ zei, spel in de meest urgente, ‘serieuze’ betekenis: de ernst en urgentie van een kind dat een zandkasteel bouwt. Dat geldt trouwens ook voor andere velden van menselijke voortgang zoals wetenschap of politiek: waar managers het winnen van het spel, komt de ontwikkeling piepend tot stilgang. Dit verklaart ook waarom een minister of staatssecretaris zo moeilijk bepalen kan wat de kunst moet doen: de kunst van morgen ligt nog verscholen in het onzichtbare. Nieuwsgierigheid (ook naar je publiek), toewijding en de radicaliteit om de ultieme consequentie van je speelse zoektocht op te eisen, dat soort dingen mag je van een kunstenaar vragen, maar de vraag is of de politiek daar de meest geloofwaardige scheidsrechter voor is, of dat zij zich beter ertoe beperkt 1000 bloemen te laten bloeien: een afgewegen sector waarin alle takken zich kunnen ontwikkelen en kunstenaars & kunstinstituties elkaar scherp houden.
Visie
Tegelijkertijd heb ik het kunstenveld nooit zo vitaal en strijdbaar beleefd als toen Halbe de bijl in de sector zette. Ineens ging het echt ergens over. Misschien was Halbe gewoon een verkapte dadaïst. Ergens hoop je het. Onze eigen laatste invloedrijke oproep tot Verbeelding aan de Macht stamt uit de jaren 70, maar politiek heeft nog steeds, net als de kunst, visie nodig. Een visioen van wat niet is, maar kan zijn. ‘Was ist ist, was nicht ist ist möglich’ zongen de Einsturzende Neubauten. En visie, het is jammer om te zeggen, is vandaag de dag een schaars goed in de politiek. Misschien moet het stamhoofd een bezoekje brengen aan de sjamaan, om iets van het visioen te proeven dat de stam kan dienen?
Aan het woord sjamaan kleven wellicht culturele en religieuze beelden die ons zowel kunnen aantrekken als afstoten. Maar de outsiderrol middenin de maatschappij, het gezochte nulpunt vanwaar de kunstenaar medium wordt van diens creatie, en de brugfunctie naar de wereld van de verbeelding om bestaande kaders te overstijgen zijn volgens mij belangrijke instrumenten waarmee de roeping van de kunstenaar beter begrepen kan worden: de uitzonderingspositie waar Staal het over heeft, de complementariteit ten opzichte van het publiek die Stranders aanroert, het spel waar Maatman een lans voor breekt. Kunstenaar, wees sjamaan!
Sieger Baljon is schrijver en theatermaker. Hij is initiatiefnemer van de ‘performance generator sjamandada’, het gelijknamige performance podium op het Living Village Festival en de jaarlijkse intocht van Zwarte Klaas in Amsterdam. Hij werkt als performer o.a. voor Artemis en Schweigman&, en bracht begin 2017 zijn poëziedebuut ‘dronken kalender’ uit bij uitgeverij Opwenteling. Momenteel is hij artist in residence in Het Huis Utrecht. www.sjamandada.org
Foto: Joanne Saltet