Kort geleden heeft Theaterkrant.nl de hosting overgenomen van Theaterschrift Lucifer, het internettijdschrift voor theaterkritiek en -beschouwing dat bestond van 2005 tot 2013. Hierdoor kan die site als archief ook op de lange termijn beschikbaar blijven. Om dit archief hernieuwd onder de aandacht te brengen vragen we een aantal jonge dramaturgen om een artikel dat ook nu nog het lezen waard is uit te zoeken en in te leiden. De eerste is Vera Hoogstad die koos voor Schoon. Over publieksexperimenten bij Mickery en nu van Nienke Meeter uit Theaterschrift Lucifer #6.
‘Bro’s is de titel van de afstudeervoorstelling voor de regieopleiding van Lucas de Man. Op internet heb ik gezien, dat “bro’s” een heel gewone term voor “broers” is. Jeugdtaal zeker.’ Op deze prettig realiteitsgestoorde manier begint het artikel Schoon. Over publieksexperimenten bij Mickery en nu van Nienke Meeter in Theaterschrift Lucifer #6 (2008). Tijdens mijn opleiding Theaterwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam kreeg ik voor meerdere vakken les van Nienke Meeter – lessen die mij vooral bij zullen blijven vanwege haar vrijmoedige houding, soms (schijnbaar) ietwat wereldvreemd voor wat jongere generaties bezighoudt, maar met groot theatraal en tekstueel inzicht en vooral: zonder blad voor de mond. Tijdens wat grasduinen door het archief van Lucifer stuitte ik op haar artikel Schoon, dat met zijn openingszin meteen mijn aandacht trok.
In Schoon vergelijkt Meeter de hedendaagse voorstellingen Klep van Boukje Schweigman en Bro’s van Lucas de Man, die beiden gebruik maken van alternatieve publieksbenaderingen, met wat er op dit gebied in de jaren zeventig gebeurde in het toentertijd baanbrekende Mickery Theater. Ik ben niet per se een sucker voor theatergeschiedenis, maar des te meer voor goed beschreven publiekservaringen. Dit artikel is daar een heerlijk voorbeeld van. Het werk Ahen-Senso (1972) van de Japanse groep Tenjō Sajiki wordt bijvoorbeeld onbeschaamd als ‘griezelig en vies’ omschreven, en juist door deze radicale subjectiviteit ontwikkel je als lezer een gevoeligheid voor wat een specifieke publieksdramaturgie werkelijk bij een toeschouwer teweeg kan brengen. Met de koppeling van het griezelige, angstaanjagende theater van Tenjō Sajiki aan minder gevaarlijke, maar desalniettemin bepalende vormen van toeschouwersparticipatie in onder andere de voorstellingen van De Man en Schweigman opent Nienke Meeter in dit artikel zo een waaier aan mogelijkheden om na te denken over publieksdramaturgie.
Schoon is door de levendige beschrijvingen een lust om te lezen, en toont zo voor mij – ook al ben ik het niet in alles wat Meeter schrijft met haar eens, of misschien juist daarom – het belang van de persoonlijke verslaglegging en analyse van de geschiedenis van ons vluchtige theater. Niemand kan zich uiteraard bewust zijn van de volledige theaterhistorie (zeker niet als het gaat over de ervaring van de toeschouwer), maar vergelijkende reportages als deze wakkeren wel op een uitbundige manier het denken aan over – onder andere – de vele mogelijkheden en werkelijkheden van diverse vormen van publieksdramaturgie. Dat is schoon.
Twee korte tekstfragmenten uit Schoon:
Ik herinner me nog een ander baanbrekend publieksexperiment, waarbij we in bewegende dozen op luchtkussens door de voorstelling werden geleid, alweer van Tenjo Sajiki. De voorstelling heette Cloud Cuckoo Land (1978), wat zoiets betekent als Luilekkerland. Het leek prettiger om me hierin te begeven dan in de wereld van opiumschuivers. Ik kreeg een kaartje voor een van de dozen. Er stonden ongeveer twintig stoelen in mijn doos, die aan de voorkant open was. Ik ging vooraan zitten. De voorstelling begon. De dozen bewogen kris kras door de ruimte en bleven steeds een tijdje staan. Soms voor een blinde muur, soms schuin voor een bewegend tafereel. Weer hoorde ik Japanse kreten en knallende zwepen, rinkelende kettingen. Ik kon steeds een glimp opvangen van wat zich in en om de doos afspeelde: blote meisjes en jongens in allerlei standen. Als in een toeristenbus in Japan ving ik hier en daar een glimp op van de mij vreemde cultuur. Ik vond het beangstigende, pornografische beelden. Daarvan zijn een paar foto’s in Mickery 1965-1987 – A photographic History te zien. Videobeelden van Cloud Cuckoo Land zijn nu ook op internet te koop, als cultfilm nota bene. Je kunt door het zien van die beelden niet ervaren hoe de blik van de toeschouwers gestuurd werd door de bewegende dozen en hoe de aanwezigheid van al die naakte lijven op de achtergrond – nauwelijks zichtbaar – op de fantasie werkte.
[…]
Boukje Schweigman [liet in haar voorstelling Klep] het publiek rond zweven, ook in een bewegende kar, dit keer geheel afgesloten en met vijftien andere toeschouwers. Ook hierin was het zicht beperkt: iedere toeschouwer zat in het donker voor een eigen kijkgat. Voor de voorstelling had ze ons allervriendelijkst op het hart gedrukt, dat we het echt moesten zeggen, als we het te griezelig vonden om met andere toeschouwers in het donker opgesloten te zitten. Dan mochten we eruit, we hoefden maar te kikken. Alleen op ooghoogte zaten gaten, waardoor wij een glimp konden opvangen van blote jongens en meisjes in warm licht om de kar heen. Wij keken alleen door ons eigen gat naar buiten. Zo nu en dan kwam er een lichaamsdeel voorbij het kijkgat: een navel, een oksel een pols of een knie. Speciaal voor mij werd dat ene lichaamsdeel heel traag vertoond. Ik alleen mocht iedere porie zien. We reden langzaam door de zaal, ieder had zijn eigen peepshow. Zo nu en dan vingen we meerdere lijven op, maar meestal zagen we een klein stukje lichaam heel langzaam voor ons eigen kijkgat bewegen. In mijn karretje zaten toevallig ook leden van een commissie, die moesten beoordelen of de jonge maakster geld voor een volgend project zou krijgen. Zij waren enthousiast. Niemand repte over Cloud Cuckoo Land. Dat lijkt me ook terecht. Jonge beeldhouwers en schrijvers mogen geen oude experimenten herhalen. Theatermakers wel, want voorstellingen zijn nou eenmaal vluchtig. Het rondrijden van het publiek, waardoor het blikveld beperkt wordt en een hele wereld vol naakte lijven gesuggereerd wordt, is niet nieuw, maar de manier waarop en de reden waarom dat gebeurt, verschilt hemelsbreed. De functie van blikveldvernauwing is in dit geval wél nieuw. Wij zagen namelijk hoe knap het menselijk lichaam in elkaar zit: de gewrichten, de haargroei, het vel. We hadden genoeg kennis in huis. Wij wilden wel meedoen, want wij waren prettig voorbereid op onze rol.
Lees hier Schoon. Over publieksexperimenten bij Mickery en nu van Nienke Meeter uit Theaterschrift Lucifer #6 (in pdf).
Geachte medewerker,
In het verleden heb ik in Lucifer gepubliceerd over Richard III van Shakespeare. Nu heb ik een nieuw essay klaar over Hamlet. Zou u weten waar zo’n essay een plaats zou kunnen krijgen, nu Lucifer niet meer bestaat?
Met vriendelijke groet,