Het cultuurleven in België vreest verrechtsing, zo blijkt uit het boek Alleen verbeelding kan ons redden. Over de kracht van kunst van Michael De Cock (1972), sinds 2016 artistiek directeur van de Koninklijke Vlaamse Schouwburg (KVS) in Brussel, een stad van ontelbaar veel nationaliteiten.

De Cock is tevens acteur, theaterschrijver en regisseur. Op festival Brandhaarden 2023 in Amsterdam was de voorstelling Bovary te zien, de imposante bewerking van zijn hand van de roman Madame Bovary (1857) van Gustave Flaubert.

Het boek heeft de kracht van een noodkreet, naar vorm en stijl. Het leest als een soort autobiografische roadmovie die begint en eindigt met een affiche met daarop een schilderij van van Édouard Manet, de Franse impressionist met de vraag: ‘Kan kunst de wereld redden?’

Die vraag speelt door het hele boek, in tal van variaties en in telkens verrassende, soms zelfs sensationele situaties. De Cock biedt geen pasklaar antwoord. Hij erkent dat kunst lang niet altijd die kracht heeft om de wereld te redden, maar is zich er terdege van bewust dat iedereen, ongeacht leeftijd of afkomst, de mogelijkheid moet hebben om kennis te maken met cultuur om zo de wereld om ons heen beter te begrijpen.

Welke betekenis kan kunst voor onze wereld hebben,? ‘Als er maar passie is’, formuleert De Cock. ‘Een plek waar verbeelding leeft en waar die verbeelding poorten in de geest opent. Waar de stad het canvas is en haar straten, de huizen, de bomen, de letters, de komma’s, de punten en de tekst vormen.’ Die plek waar kinderen vanaf de lagere school de weg naartoe vinden en waar je kunt dansen, verwonderen, een gemeenschap vormen, een stad in een stad. Die plek is voor De Cock de KVS, die prachtige theaterzaal die ooit een arsenaal was. Hij noemt de KVS ‘een theater als kruispunt, als ader, als kloppend hart en als plek van betekenis van ieder die dat wil.’

Met dit manifest voor ogen, dat hij feitelijk pas tegen het slot van het boek formuleert, is Alleen verbeelding kan ons redden een moedig boek, zeker in de huidige anti-culturele houding van de Belgische regering maar ook van veel inwoners van het land. Er heerst een cultuur bashing. Met de verkiezingen van 2024 in het vooruitzicht, lost De Cock een imposant schot voor de boeg. Hij is, zoals hij beklemtoont, een van de weinigen in de huidige tendens van verrechtsing die juist inclusiviteit en diversiteit nastreven. De KVS heeft een pioniersrol, niet in de laatste plaats omdat de schouwburg plek biedt aan jonge theatermakers van kleur die hiphop en poetry slam brengen. In de zalen van de KVS heerst een symbiose van culturen.

De Cock wil de magie terugbrengen in het theater en hij houdt een opvallend sterk pleidooi voor traditie, voor een repertoire dat teruggrijpt op grote voorgangers en daardoor een brug slaat met het verleden. Dat is een boeiende visie, die mij zeer bekoort. Voor hem is elke repertoirevoorstelling een ode aan de ’transmissie’ ofwel een ode aan het overbrengen van kracht, wat de letterlijke betekenis van transmissie is. Deze opinie hoor je zelden. De Cock formuleert het scherp en onontkoombaar: ‘Het tijdloze en het tijdelijke gaan haast altijd een gesprek met elkaar aan.’ Jonge regisseurs die in de KVS komen werken, geeft De Cock altijd de raad zich te meten met het repertoire: ‘Schrijf je in in de eeuwenlange traditie die repertoire is. Het ritueel van het theater vraagt erom. En in meer dan in welke hedendaagse creatie ook kun je in een repertoireoefening de tijdgeest lezen. Juist omdat je, hoe paradoxaal ook, in de diepe afgrond van de geschiedenis durft te kijken.’

Niet alleen naar inhoud, ook naar vorm is De Cocks publicatie opzienbarend. Het is een autobiografie en manifest ineen, een herinneringsboek en polemische krachttoer. Hij belicht zijn jeugd, zijn studies Italiaans en Frans, zijn hang naar het theater die hij al vroeg koesterde omdat de kracht van de verbeelding hem inspireerde. Hij maakt reizen die hem naar festivals over de hele wereld brengen, van Italië tot Chili.

Het boek begint met het dance-event Tomorrowland waar De Cock zich laaft aan dj’s, dansende mensenmassa en grootschalige cultuuruitbarstingen. Hier vindt hij wat hij aldoor zocht: roes en gemeenschapszin. Afgezien van enkele terugblikken op zijn tijd met Jan Fabre (een gevallen kunstenaar met een #metoo-kwestie) en zijn prachtig beschreven bewondering voor Anne Teresa De Keersmaeker, vormt een uitzinnige tocht door de KVS met de Amerikaanse societyster en actrice Paris Hilton een hoogtepunt.

De Cock ontmoet haar op Tomorrowland en ze raken aan de praat; hij vertelt dat hij directeur is van de Royal Flemish Theatre en biedt haar een rondleiding aan. Dit is een van de mooiste scènes uit de theaterliteratuur die ik ken: het tweetal gaat de schouwburg in na sluitingstijd, dwalen door het gebouw, naar de zolder en de onderaardse gangen, naar het kostuumatelier. Er volgt een loflied op de magie van schouwburgen zoals in deze passage: ‘Iedereen zou eens alleen een paar uur in een leeg theater moeten doorbrengen. Alsof al die rollen en levens, de geesten van het verleden, al die prachtprestaties nog in het gebouw hangen. En de verwondering, de bewondering van het publiek is nog voelbaar, zindert nog na en verdwijnt nooit helemaal. Een theater is een heilige plek. Ook als het leeg is.’

Als het tweetal in het kostuumatelier terechtkomt, kleedt Hilton zich in het kostuum van Madame de Torval uit Les liaisons dangereuses. Ze verdwijnt hiermee als het ware in de tijd. De veranderingen door de tijd heen in de toneelwereld is ook een interessant aspect dat De Cock aansnijdt. Hij stelt dat de vroegere generatie uitsluitend een kwaliteitsnorm hanteerde, maar dat is het laatste decennium ingrijpend veranderd: nu geldt kwaliteit niet meer en zijn ethische normen en waarden allesbepalend: ‘Auteurschap wordt bevraagd, net als de geprivilegieerde positie van de kunstenaar. Dat geeft geregeld problemen in het herijken van onze culturele geschiedenis. Mogen we nog van Céline, Picasso of Lolita houden? En om welke redenen dan wel of niet? Maar één ding is ondertussen wel zeker: het romantische beeld van de artiest, die roept en tiert, brult en briest, die een hufter en een onmens is, die mensen laat wachten omdat hij toevallig net (g)een ingeving heeft – het is allemaal voorbij. En het kost mij uren om dat aan sommige regisseurs uit te leggen. Maar zonder de juiste sociale en empathische vaardigheden kun je vandaag geen goed regisseur meer zijn.’ De Cock ziet in de opgang en val van Jan Fabre het einde van een cultuurtijdperk: hij staat symbool voor dat romantische kunstenaarschap.

Met Alleen verbeelding kan ons redden schreef De Cock een pleidooi voor de waarde van theater en kunst in deze roerige tijden. Hij bekritiseert fel de hogere stadsbestuurders en instanties die in tijden van corona de cultuursector in het algemeen en de KVS in het bijzonder rustig lieten verloederen: alles mocht op een gegeven moment weer, vliegen, terrassen open, voetbal, maar geen cultuur. En De Cocks manifest over inclusiviteit en diversiteit in het theater is belangwekkend en moet iedereen zich ter harte nemen.

Alleen verbeelding kan ons redden. Over de kracht van kunst. van Michael De Cock is uitgegeven bij Lannoo, 240 pagina’s, € 22,99.